S, Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen, Taco H. de Beer en Eliza Laurillard - DBNL (2024)

Table of Contents
S [S.] [S.] [S.] [S.] [S.] [S.A.L.V.E.] [S.C.] [S.D.A.P.] [S.E.C.] [S.E. et O.] [Sf.] [S.G.D.G.] [Sgr.] [S.j.e.h.] [S.j.e.t.] [S.J.] [S.M. Cand.] [S.P.Q.R.] [Sq.] [Sqq.] [St. n.] [S.T.] [St. v.] [Sa Grandeur l'attache au rivage] [Sa veuve inconsolable continue son commerce] [Saadath Jeledôth] [Saat von Gott gesäet, am Tage der Garben zu reifen] [Sabaeërs] [Sabatati] [Sabbat (Groote -] [Sabbatisten] [Sabbatsjaar] [Sabbatsreis] [Sabbatssnoer] [Sabbatstafel] [Sabberaar] [Sabberen] [Sabel] [Sabellianisme] [Sabijnsche maagdenroof] [Sablonnière (La -] [Sabotage] [Sabre et le goupillon (Le -] [Sac (Etre au -] [Sacchi] [Sacconi] [Sachsenspiegel] [Sacra pignora] [Sacrament] [Sacramentariërs] [Sacraments-dag] [Sacraments-huisje, tabernakel] [Sacratio capitis] [Sacré-coeur] [Sacrifice (l'Armée du -] [Saddle] [Sadduceeën] [Sadisme] [Sadist] [Sadowa (Die Schlacht bei - hat der preussische Schulmeister gewonnen] [Saepe stilum vertas] [Saevis tranquillus in undis] [Safety] [Saffraan] [Sagaai] [Sage] [Sage Brush state] [Sagittarius] [Sagoweer] [Sahib] [Saïd] [Saiga] [Saigner du nez] [Saigoon] [Saillant] [Sailor King] [Sailors' home] [Saint-Simonisme] [Sainte-Beuves van Alexandrië (De -] [Sainte-Nitouche] [Sainte Vierge (La dormition de la -] [Saints de glace] [Saïs (De jongeling van -] [Saison] [Saja] [Sake] [Sakkerloot] [Saksische prinsenroof] [Sakuntala] [Salade] [Salam] [Salamander] [Salamander] [Salamander (Einen - reiben] [Salamander-safe] [Salangane] [Salaparang] [Salaris] [Salem] [Saliegeest (Jan -] [Salische wet] [Salle des pas perdus] [Salmagundi] [Salmoneus] [Salomo van het Noorden (De -] [Salomonsoordeel] [Salondemagoge] [Salpeterkoning] [Salpétrière (La -] [Salt river] [Saltorel] [Salus populi suprema lex esto] [Saluut van 101 schoten.] [Salvation Army] [Salve] [Salve Regina] [Salvo errore calculi] [Salvo errore et omissione] [Salvo honore et stipendio] [Salvo jure] [Salvo pleno titulo] [Salvo titulo] [Salvum fac regem] [Sam (Uncle -] [Samaritanen] [Samariter-Vereine] [Sambal] [Sambo] [Sambok] [Sambreel] [Samedigras] [Samiel] [Samieli] [Samlog.] [Samoerai] [Samoreus] [Samoum] [Samovar] [Sampan] [Samstoe] [Samurai] [San gréal] [San Jago] [San José Scale] [Sanbenito] [Sancho Panza] [Sancta simplicitas] [Sanctie] [Sanctum officium] [Sanctum sanctorum] [Sancy] [Sandaal] [Sandalium] [Sandek] [Sandsjak] [Sandsjak Sjerif] [Sandwich] [Sandwichman] [Sang bleu] [Sang de boeuf] [Sang nata] [Sang (Ohne - und Klang] [Sanglé] [Sanglier des Ardennes (Le -] [Sanglier (Sir -] [Sanguine] [Sanhedrin] [Sans nombre] [Sans peur et sans reproche] [Sansculotides] [Sans-culottes] [Sanssouci] [Sans-souci (Wijsgeer van -] [Santa Casa] [Santa Claus] [Santa Maria degli Angeli] [Santri] [Sapatoe, sepatoe] [Sapere aude] [Sapienti sat] [Sapientissimus inter sapientes] [Sappho (Eene -] [Sappho (De Duitsche -] [Sar] [Sar(r)acenen] [Saracijnsch koren] [Saracijnsche eg] [Saragossa (De Maagd van -] [Saratoga trunk] [Sarcophaag] [Sardine] [Sardonisch lachen] [Sarepta (Weduwe van -] [Sargenes] [Sarmatische ziekte] [Sarmazachy-Evangelie] [Saroepijah] [Saroespeler] [Saroet] [Sarong] [Saron's roos] [Sarrasin] [Sartor resartus] [Sas] [Sas] [Sasas Solas] [Sasaks] [Sascha] [Saxophoon] [Saskenen] [Satan] [Satan (De - verandert zich weleens in een Engel des lichts] [Satanische school] [Satanisme.] [Satansengel (Dit is zijn -] [Saters, Satyrs] [Sati] [Satira] [Satire Ménippée] [Satis verborum] [Satisfactionsfähig] [Saturnia] [Saturnus] [Sau] [Saucijsebroodjes] [Saul gaat uit om ezels te zoeken, en vindt een koninkrijk] [Saul onder de profeten (Een -] [Saul's mantel (Dat zijn de slippen van Saul's rok of -] [Saul's wapenrusting] [Saulus-bekeeringen] [Saulus' gloed] [Saure Gurken-Zeit] [Saus und Braus (Im - leben] [Sausati] [Saut de lit] [Saut périlleux] [Sautoir] [Sauvage ivre, (Le -] [Sauvé, merci, mon Dieu] [Sauvons la caisse!] [Savoir c'est pouvoir] [Sawah] [Saynète] [Scab] [Scale-system] [Scandinavisme] [Scapham scapham dicere] [Scapolare] [Scapulier] [Scapulier (De Broederschap van het -] [Scarabeeën] [Scarpe] [Sceatta's] [Scemando] [Scena] [Scepter] [Sch....] [Schaakwerk] [Schaal] [Schaal van Nivelles (De -] [Schaalstelsel] [Schaamrolletje.] [Schaap (Het verloren - is terecht] [Schaapscheren (Het ging op een -] [Schaapskoppen] [Schaapsteker] [Schaar] [Schaarmannen] [Schablone] [Schacht] [Schaduw van Allah (De -] [Schaduw zijner vleugelen nemen (Iemand onder de -] [Schaduwleeuw] [Schaduwzon] [Schaepmannetje] [Schaffermahlzeit] [Schäfflertanz] [Schaft] [Schagen] [Schakellijm] [Schalk] [Schampavi-spelen] [Schandklok] [Schandsteen] [Schapekoppen] [Schapen] [Schapen zonder herder (Dat zijn -] [Schapendieven] [Scharlaken] [Schat in aarden vaten dragen (Zijn -] [Schavalik] [Schaverdijnen] [Schavotbranders] [Scheepjesschelling] [Scheepspapieren] [Scheeptrekkers] [Scheerlijn] [Scheermes (Een gehuurd -] [Scheeweiëters] [Scheiding der Apostelen] [Schellen zijn hem van de oogen gevallen (De -] [Schelling] [Schenker kwam vrij, maar de bakker werd gehangen (De -] [Schepen achter zich verbranden (De -] [Scherp staan] [Scherpschutter] [Schervengerecht] [Schibus gaan] [Schieringers] [Schiermonnikoog] [Schierroeken] [Schikgodinnen] [Schild] [Schildburgerstreken] [Schilderen] [Schilderjas] [Schilderofficier worden] [Schildhoek] [Schildhouders] [Schinderhannes] [Schip-] [Schipperke] [Schismocrates] [Schlaraffen-land] [Schlaraffia] [Schlemihl (Peter -] [Schloeber] [Schmalkaldisch verbond (Het -] [Schmalkaldische artikels] [Schmollis trinken] [Schnadahüpfel] [Schnebeliet] [Schnell fertig ist die Jugend mit dem Wort] [Schnitzelreiten] [Schobbeltje] [Schoen (Hij weet, waar de - wringt.] [Schoen op werpen (Ergens zijn -] [Schoenersbriktuig] [Schoenerstuig] [Schoenriemen (Niet waardig zijn zijne - los te maken] [Schoen-uittrekking] [Schofje] [Schoften] [Schoften (Zich -] [Schoftin] [Schok] [Schokkem geven] [Scholastieken] [Scholiast] [Scholiën] [Schollekop] [Schollekoppies] [Scholm] [Scholtianen] [Schommeling (Het -] [Schon dagewesen!] [Schöne (Auch eine - Gegend] [School] [Schoolkameraad] [Schoolsche wijsbegeerte] [Schooltijd] [Schoolverzuim:] [Schooner] [Schooner (Driemast -] [Schoonmama of moeder van Europa (De -] [Schoren] [Schorpioen-olie(-zalf);] [Schorpioenen (Met - kastijden] [Schot en lot betalen] [Schotsche wals van drie] [Schout-bij-nacht] [Schovel] [Schragen] [Schrank (Op de - loopen] [Schrap (De roode -] [Schreit (Het - ten hemel] [Schrift (Hij heeft beenen naar de -] [Schriftgeleerden] [Schrijven moet men, zegt papaatje,Eveneens alsof men praat] [Schroef (Voor de -] [Schroevendraaier] [Schudt het stof van de voeten] [Schuier] [Schuingekruist] [Schuingetinneerd] [Schuinkruis] [Schuinsmarcheerder] [Schuit (De -] [Schuitjevaren] [Schuiven (Onder de wol -] [Schuldvergelijking] [Schuldvermenging] [Schulze und Müller] [Schuldvernieuwing] [Schuren] [Schutbieren.] [Schutten] [Schutter (De -] [Schutter (Een -] [Schutteren] [Schwamm drüber] [Schwein] [Schwemme] [Scie] [Scientia acquiritur litteris] [Schweppermann] [Scilicet] [Scotch Greys] [Scotland Yard] [Scott (De Belgische Walter -] [Scott (De Nederlandsche Walter -] [Scott (De Zuid-Afrikaansche Walter -] [Scratch] [Screw] [Screwdriver] [Scribendi recte sapere est et principiam et fons] [Scribunda fata] [Scrinium] [Scrutin de liste] [Scudo] [Scull] [Scylla] [Scyphatoi] [S'amuser à la moutarde] [Se] [Se retirer dans un fromage de Hollande] [Se soumettre ou se démettre (Quand la France aura fait entendre sa voix souveraine, croyez-le bien, Messieurs, il faudra -] [Se taire, sans murmurer] [Séance continue (La -] [Séant] [Seat pillar] [Sebastiaan (Sint -] [Sebastianisten] [Sécher les plâtres] [Seckar] [Seclusie (Acte van -] [Second City of the British Empire (The -] [Secret de polichinelle (Le -] [Secularisatie] [Secunda Petri] [Secundogenituur] [Secundum legum Artum] [Secundum Lucam] [Sed nunc non erat his locus] [Sedan-chair] [Sedandag] [Seder] [Seder-avond] [Sedes apostolica] [Sedre] [Seem] [Sefardim] [Sefiras ko-Oumer] [Sefiroh] [Sefiroth] [Segack] [Ségréant] [Sei im Besitze, und du wohnst im Recht] [Seichel] [Seid einig, einig, einig!] [Seid umschlungen, Millionen!Diesen Kuss der ganzen Welt] [Seïde] [Seider] [Seifer] [Seikhs] [Seizoenen in de kunst.] [Sekarang djadi] [Sekone] [Sekones nefosches] [Selah!] [Selama] [Selamliek] [Seldsjoeken] [Select] [Selfgovernment] [Sellé] [Selon que vous serez puissant ou misérable,Les jugements de cour vous rendront blanc ou noir] [Sémantiek] [Sĕembah] [Semé] [Semer] [Semey, amge semey] [Semi-arts] [Semieten] [Semipelagianisme] [Semiramis (Eene -] [Semiramis van het Noorden (De -] [Semitisme] [Semnai] [Semper Augustus] [Semper crescendo] [Semper homo bonus tiro est] [Semper Idem] [Semper, ubique et ab omnibus] [Semper Unitas.] [Semper Unitus] [Semper virens] [S'en moquer (soucier) comme de l'an quarante] [Senaculum] [Senatus Populusque Romanus] [Sendgericht] [Sénescence] [Senestré] [Sennight] [Sensualismus] [Sentir le fagot] [Separatisme] [Sepoys] [Septembrisades] [Septembriseur] [Septemtriones (In het teeken der - blijven staan] [Septuagesima] [Septuagint(a).] [Septuplet] [Sequa-hoed] [Sequentia] [Sequestratie] [Sequin] [Sera-t-il dieu, diable ou cuvette?] [Serail] [Seraph] [Seraphijnsche doctor (De -] [Serashier] [Sereibel] [Sereifo] [Serene] [Sergeant] [Sergeant Eerhart] [Sergeant-majoor is jarig (De -] [Sergot] [Seriant] [Sérier] [Series implexa causarum] [Serinette] [Serio] [Serment du jeu de paume] [Serool (De grandige - van 't neurie spiezen] [Serool (Een grandige - van de badderik] [Serpent de mer] [Servare modum,Finemque tueri,Naturamque sequi] [Servieten] [Servituut] [Servum pecus] [Servus servorum Dei] [Sesam, open u!] [Sesaté] [Sesquipedalia verba] [Setan] [Seth] [Sethieten] [Sèvres] [Sewah] [Sewing-bee] [Sexagesima] [Sexte] [Sextilis] [Seys (Halve -] [Seysenkooper] [Sfinx] [Sgoure] [Sgrafittoschildering] [Shadbelly] [Shah van Perzië] [Shakers] [Shakespeare und kein Ende] [Shampooing] [Shamrock] [Shave (To -] [Shebang] [Sheep-skin] [Sheik-ul-Islam] [Shibboleth] [Shilling] [Shirting] [Shylock] [Si alteram talem victoriam reportavero, mea erit pernicies] [Si Bonaparte fût resté officier d'artillerie, il serait encore sur le trône] [Si ce n'est tol, c'est donc ton frère] [Si cum Jesuïtis, non cum Jesu itis] [Si datur optio] [Si Deus pro nobis, quis contra nos?] [Si Dieu n'existait pas, il faudrait l'inventer] [Si dubitas, abstine] [Si fractus illabatur orbis,Impavidum ferient ruinae] [Si j'avais la main remplie de vérités, je me garderais bien de l'ouvrir pour les découvrir aux hommes] [Si l'amour porte des ailes,N'est-ce pas pour voltiger?] [Si le roi le savait] [Si non caste, tamen caute] [Si omnes, ego non] [Si parva licet componere magnis] [Si placet] [Si quaeris monumentum, circumspice] [Si Peau d'Ane m'était contéJ'y prendrais un plaisir extrême] [Si quid fecisti, nega] [Si quid novisti rectius istis,Candidus imperti; si non, his utere mecum] [Si son astre, en naissant, ne l'a formé poëte] [Siameesche tweelingen] [Sibyllen] [Sibyllisten] [Sic] [Sic erat in fatis] [Sic itur ad astra] [Sic semper tyrannis] [Sic transit gloria mundi] [Sic volo, sic jubeo; sit pro ratione voluntas] [Sic vos, non vobis etc.] [Siciliaansche vesper] [Sicilië te Amsterdam] [Sicut lilium inter spinas] [Sidra] [Sie haben schrecklich viel gelesen] [Sie sollen ihn nicht haben,Den freien deutschen Rhein] [Siegfried] [Sieh da, sieh da, Timotheus,Die Kraniche des Ibycus] [Sien] [Sigilli locus (S.L.)] [Signa] [Signati cruce] [Sijoem] [Sikkaropy] [Sikkel] [Sikker] [Sile, fer, spera] [Silent man of the Tuileries] [Silhouette] [Silo] [Silo] [Silvercranks] [Silverites] [Sim] [Simchas-touro] [Simcho] [Simia in pelle leonis] [Simile claudicans] [Simile simili gaudet] [Similia similibus cognoscuntur] [Similia similibus curantur] [Simmio cum laudis] [Simmon] [Simonie] [Simplex sigillum veri] [Simson (Er uitzien als -] [Simsonsverzuchting (Eene -] [Sinck's toestel] [Sine Cerere et Libero friget Venus] [Sine ira et studio] [Sine nomine plebs] [Sine pulvere palma] [Sine qua non] [Singe (Le - de Nicolet] [Singe, wem Gesang gegeben] [Singké] [Sinistre vieillard] [Sinjo] [Sinjoren] [Sinjoorken] [Sinne] [Sinopel] [Sint Geerten-minne] [Sint Jans-sermoen (Hij komt van -] [Sint Pieter (Dat is mijn -] [Sint Pieters-visscher, hij vangt niets ('t Is -] [Sint ut sunt, aut-non sint] [Sinterklaas] [Sinto's] [Sionieten] [Siphilis, Syphilis] [Siphon] [Siram] [Sirat (Al -] [Sirdar] [Sire, geben Sie Gedankenfreiheit!] [Sirenen] [Sirenenlied, sirenenzang] [Sirocco] [Sirventes] [Sisyphus-arbeid] [Sit tibi terra levis] [Sit venia verbo] [Sits] [Sjaak] [Sjaäloh] [Sja'atnes] [Sjaaw] [Sjabbes] [Sjadchen] [Sjaich] [Sjakoo] [Sjalet] [Sjammes] [Sjanfor] [Sjarief] [Sjas] [Sje-chejonoe] [Sjechina] [Sjechita] [Sjechten] [Sjed] [Sjees (Op de - zijn] [Sjeetnes] [Sjeich] [Sjeiker] [Sjeile] [Sjeim] [Sjeimes-zeggen] [Sjeimous] [Sjek] [Sjeker] [Sjem] [Sjem-jisjmereinoe] [Sjema'-Jisroël] [Sjeol] [Sjeol tachtijo] [Sjewoeous] [Sjibboleth] [Sjiddoeck] [Sjien] [Sjiffoes] [Sjijn] [Sjikse] [Sjikkor] [Sjikkoeres] [Sjiwe] [Sjlachmones] [Sjlemazel] [Sjlemiel] [Sjliach] [Sj'mad] [Sjmoeisjeitel] [Sjmoeo] [Sjmoesen] [Sjochen] [Sjochente] [Sjoel] [Sjoelchan] [Sjoelchan oroech] [Sjoele-gaan] [Sjofel] [Sjofele bajis] [Sjolem] [Sjoloum] [Sjoloum aleichem] [Sjoof] [Sjouchad] [Sjouchet] [Sjoumes] [Sjoute] [Sjovel gekloft] [Sjovele massemate] [Sjow] [Sj'toes] [Sjweer] [Sjweien] [Sjweilim] [Sjwoeës] [Sjwoeo] [Skalden] [Skedaddle] [Skat (Etwas in den - legen] [Skat (Im - liegen] [Ski] [Ski-loopen] [Skiapoden] [Skias] [Skiff] [Skiffeur] [Skotograaf] [Skrophulomse Gesindel] [Skupschtina] [Sky-pilor] [Slaan] [Slaap] [Slaap des rechtvaardigen (De -] [Slaapmutsje (Een -] [Slaatje] [Slachter (De -] [Slakkensteker] [Slam] [Slamat] [Slamat djalan] [Slamat drinken] [Slamat makan] [Slamat tahoen bahroe] [Slamat tidor] [Slamat tinggal] [Slamatan] [Slang] [Slang] [Slangenzuil] [Slaper] [Slaplippen] [Slatius (Ik wil niet doen als - en verloopen mijn bier] [Slavenstaten] [S(ine) l(oco) e(t) a(nno)] [Sleeper] [Sleepsloffen] [Sleipnir] [Sleischat] [Slendang] [Sleper] [Sleutel] [Sleutel der Middellandsche Zee (De -] [Sleutel van Nederland (en de Noordzee) (De -] [Sleutel van Rusland (De -] [Sleutel van Zeeland (De -] [Sleutels zoeken van de hemelpoort (De -] [Sleutelstad (De -] [Slierie karie spelen] [Slijk (Het aardsche -] [Slijmgasten] [Slikgeld] [Slobber (Een -] [Sloetprijs] [Slomeduikelen] [Slons] [Slonsje] [Sluyterik] [Small Latin and less Greek] [Smart] [Smeris] [Smeris staan] [Smerrehit (Een kriemsche -] [Smerrie] [Smiezen hebben (In de-] [Smiger] [Smijgelen] [Smiksem] [Smisserij] [Smoesjes] [Smoesjes verkoopen] [Smoessen] [Smoezen] [Smoking] [Smoky City] [Smous] [Smous] [Smuik-smuigers] [Snaar] [Snakken] [Snaphanen] [Snee] [Snee in 't oor] [Snees] [Snees] [Sneeuwbal] [Sneeuwballetje (Een -] [Sneeuwklokje] [Sneeuwkoning (De -] [Sneldicht] [Snelvuur] [Snertjool] [Snethlaagjes] [Snijvel] [Snipperjacht.] [Snobisme] [Snoeren zijn in liefelijke plaatsen gevallen (Mijne -] [Snor (Een halve - aan hebben] [Snoven] [Sobat kras] [Sobranja (De -] [Sobrarbe (Fuero de -] [Soccus] [Sociaal] [Sociable safety tandem] [Socialisme] [Socialist.] [Socialiste d'Etat] [Societas Jesu] [Societas Ieonina] [Socinianen] [Sociocratie] [Socket] [Socratische methode] [Sod] [Sodales, sodalitas, sodalitium.] [Sodales Augustales] [Sodales Marciani] [Sodom en Gomorrha] [Sodomsappel] [Soedah] [Soede] [Soeko] [Soekoe] [Soekoe] [Soekoen] [Soele] [Soembah] [Soemboer pinang] [Soemirah] [Soengei] [Soenggoe] [Soerensche daghuurder] [Soerja Soemirah] [Soesah] [Soesoehoenan] [Soeterik] [Sôf] [Sofa] [Softa] [Soiriste] [Sojem] [Sokkel] [Sokken getimmerd (Van de-] [Sokken inzetten] [Sokken verkocht] [Sol justitiae, illustra nes!] [Sol lucet omnibus] [Sola virtus nobilitat] [Solamen miseris socios habuisse malorum] [Solano.] [Soldates!] [Solder] [Soleil d'Austerlitz] [Solem qui dicere falsum audeat?] [Solemnleague and Covenant] [Solemnisatio sub divinis] [Solferino-rood] [Solf Deo gloria] [Solidaire verbintenissen] [Soll die Stimmen wägen und nicht zählen (Man -] [Soloecismus] [Solon van Parnassus (De -] [Solum per me, quod omnes moriuntus] [Somatose] [Sombrero] [Something is rotten in the state of Denmark] [Sommé] [Sommetjes drinken] [Sonate, que me veux-tu?] [Sonef] [Sonst] [Sonet] [Sonet van het Oosten (Het -] [Sonó la flauta por casualidad] [Sons of Liberty] [Soofpop] [Sopadji] [Soph] [Sophistae] [Sophisten] [Soraïsme] [Sorbonique] [Sorbonne] [Sordino] [Sordo] [Sorek's druiven] [Sorodadoe] [Sorosis] [Sorrore] [Sortes Vergilianae] [Sortita] [Sostenuto] [Sot à vingt-quatre carats] [Sotadische poëzie] [Soton] [Sotto] [Sottogabelloto] [Soucher] [Soufer] [Soujoldschi] [Soûl] [Soulet-systeem] [Soulier de l'Auvergnat (Le -] [Soulsleepers] [Soumeck] [Soumettre ou se démettre (Se -] [Sound has nothing to do with sound etymology] [Sounder] [Soune, sounei] [Souris blanche (La petite -] [Sous-off] [Sous-le-tout] [Sous ses heureuses mains le cuivre devient or] [Soutajeffsky (Secte der -] [Soutane] [Soutenu] [Soutiens] [Souvenez-vous de Rocroy, de Fribourg et de Nordlingen!] [Souvent femme varie] [Sovereign people] [Soyez plutôt maçon, si c'est votre talent] [Soyons amis, Cinna, c'est moi qui t'en convic] [Spaansche furie] [Spaansch Gelderland] [Spaansch spek] [Spaansch speksnijden] [Spaansche Ennius (De -] [Spaansche kersen] [Spaansche laars] [Spaansche mat] [Spaansche pokken] [Spaansche priesters] [Spaansche ruiters] [Spaansche Shakespeare (De -] [Spaansche sluiting] [Spaanschen gallard dansen (Den -] [Spaansche mat verkwanselen (Een -] [Spaar je de roede, zoo bederfje den jongen.] [Spaarboog] [Spaarvarken] [Spadille] [Spahi] [Spanders (Vosse -] [Spanish Indians] [Spanjaarden] [Spankeren] [Spannen] [Spanner] [Spanning (Electrische -] [Sparber] [Spargillum] [Sparklet] [Sparta et Martha] [Spartaansche] [Spartaansche kortheid] [Spartacus] [Spatje] [Spatwerk] [Spät kommt Ihr, doch Ihr kommt] [Speaker] [Speciaal (Een -] [Spectatoriale geschriften] [Spectemur agendo] [Spectraal-analyse] [Spectre rouge] [Spectrum] [Speelkaarten] [Speelmakkers] [Speentje] [Spek] [Spekkamer] [Spekman] [Spekzak] [Spelen (Met het geweer -] [Spelling-bee] [Spels mate] [Spencer] [Sperate, miseri; cavete, felices] [Sperrgelder] [Sperrgesetz] [Spes alterius vitae] [Spes patriae] [Sphinx ('t Raadsel van de -] [Spie] [Spiejen] [Spieren] [Spiessburger] [Spijkerbalsem] [Spilleleen] [Spin (De -] [Spindle City] [Spinet] [Spinkit] [Spinnekop] [Spinozisme] [Spinzakken] [Spirit] [Spiritisten] [Spiritualen] [Spiritueele Worstelaars] [Spiritus familiaris] [Spiritus rector] [Spitzel] [Splendida vitia] [Splendide mendax] [Spliek] [Splinter (Men ziet den - in het oog van een ander, maar niet den balk in zijn eigen oog.] [Split] [Spoelhond] [Spoil's system] [Spoke] [Spoketightener] [Spolia opima] [Spoon of a brake] [Spoorwegkoningen] [Sport] [Spotter's huisje zal branden] [Spraak (Zijne - maakt hem openbaar] [Spranger] [Spread-eagle] [Spread-eagleism] [Sprech-Minister] [Spree-Athen] [Spreeuwen] [Spreijerikken] [Sprekende beeld (Het -] [Sprekende wapens] [Spretae injuria formae] [Spreuken] [Spring] [Springend] [Springframe] [Sprinter] [Spritz-Malerei] [Sprokkelbeursje] [Sprotter] [Spuit] [Square] [Squatter] [Squatter-State] [Squaw-man] [Sri Baginda Maharadja] [St. Antonieskruis] [St. Cornelis bidden (Van -] [St. Cornelisziekte] [St. Elisabethsvloed] [St. Jacobsschelp] [St. James (Het Hof van -] [St. Janskrais] [St. Jansvuur] [St. John's Ambulance Association] [St. Juin] [St. Katrijnmelkers] [St. Michielsschelpen] [St. Patrick] [St. Pieter ad Cathedram] [St. Pieter ad Vincula] [St. Pieter en Paulus] [St. Pieterskerk van het Oosten (De -] [St. Pietersstoel te Rome] [St. Quirinus-ziekte] [St. Thomas-Iuiden] [Sta vast in den Buikslooter] [Staak] [Staart] [Staat op post voor 't geweer (Hij -] [Staatje fokken] [Staatkunde van Kajaphas (De -] [Staatkunde van het kerkezakje (De -] [Stabat Mater] [Staccato] [Stad der Artevelden] [Stad van Jean Bart (De -] [Stad van Karel den Groote (De -] [Stad des grooten Konings (De -] [Stad der kerkhoven (De -] [Stad des lichts (De -] [Stad der 100,000 tuinen (De -] [Stad der zeven heuvels (De -] [Stadhouder van Engeland en koning van Holland] [Stadie] [Stadium] [Stadt der reinen Vernunft] [Staffel-tarieven] [Stag at gaze] [Stag-dance] [Stal] [Stalactieten] [Stampen] [Stand] [Standaard] [Standaard] [Standaard (Jan -] [Standaard (De slag van den -] [Standfries] [Standpenning] [Standvink] [Stans pede in uno] [Stante pede] [Star-spangled banner] [Stars and Bars] [Stars and Stripes] [Start] [Starter] [Statant] [State of Camden & Ambay] [Statenbijbel, -overzetting, -vertaling.] [Stater] [Statie] [Status quo ante bellum] [Stayer] [Stedekroon] [Steden.] [Steden:] [Steden van Homerus (De zeven -] [Stedenbouwer (De -] [Stedendwinger (De -] [Steek] [Steek, steek, eeuwige steek,Driemaal soep in éene week.] [Steekje] [Steekpan] [Steel] [Steem (Het is zoo recht, als de weg naar -] [Steen der wijzen] [Steen des aanstoots] [Steen der schande] [Steen (De blauwe -] [Steen (Gesloten -] [Steen (De Rosetta -] [Steen werpen (Den eersten -] [Steendraagsters] [Steenen gast (De -] [Steenen man (De -] [Steenen spreken (Waar deze zwijgen zullen welhaast de -] [Steenen voor brood geven] [Steenkapers] [Steeple-chase] [Steeringlock] [Stein] [Stella duce] [Stellionaat] [Stem des roependen in de woestijn (Eene -] [Stenographie] [Stentorstem] [Step] [Ster van het Zuiden (De -] [Stergewelf] [Sterling] [Sterrenkamer] [Stevenisten] [Stiekem] [Stigma] [Stigma degenerationis] [Stigma diabolicum] [Stigmata sacra] [Stijl van Lenôtre] [Stikken (Je hebt me mooi laten -] [Stille in den lande (Hij is een -] [Stille Zaterdag (De -] [Stilo novo] [Stilus] [Stimula] [Stinkpot] [Stip] [Stipendium] [Stippers] [Stipriaantjes] [Stoa] [Stoelheer] [Stoepie] [Stoepie] [Stof van de voeten schudden (Het -] [Stoïcijnen] [Stoïcijnsch] [Stok] [Stokvisschen] [Stola] [Stolae (De jura -] [Stolen (Eed met zeven -] [Stolpiaansch legaat] [Stomk (De -] [Stoom] [Stoor] [Stooter] [Stoomwet] [Storthing] [Straatje] [Straatmadelieven] [Straekous] [Stradivarius] [Strahlende zu schwärzen (Das -] [Strandjutten] [Strandrecht] [Strandvonders] [Strang] [Strass] [Streekgangers] [Streeptrekken] [Streklaag] [Strelitzen] [Streng] [Streusandbüchse des heiligen römischen Reiches] [Strijd om het bestaan (De -] [Strijdende Kerk (De -] [Strijken] [Strijklijst] [Strijkquintet] [Strijpt] [Strike] [Strike-pay] [Strike oil (To -] [Stromtid' (Eine - durchmachen] [Stroobruid] [Strooie dorp (Het -] [Stroom der vergetelheid drinken (Uit den -] [Strooplikkers] [Stropdragers] [Struggle for life] [Struiken] [Struisvogelmaag] [Struisvogelpolitiek] [Stru(w)welpeter] [Stubenhocker] [Studentenbond] [Studentenhaver] [Studentersamfundet] [Studia nos jungunt] [Stuggink (Een -] [Stuifselbink] [Stuk] [Stuk van achten] [Stuk slaat aan (Het -] [Stukje om vier (Een -] [Stukzak] [Stump] [Stundisten] [Sturm- und Drangperiode] [Stuurboord] [Stuwaadje] [Style c'est l'homme (Le -] [Stylieten.] [Styx] [Suasso-museum] [Suaviter in modo, fortiter in re] [Sub auspiciis] [Sub-diaken] [Sub-diakonaat] [Sub jove] [Sub judice lis est] [Sub lege libertas] [Sub parvo] [Sub reservatione Jacobea] [Sub rosa] [Sub sole nihil perfectum] [Sub specie] [Sub tecto coeli] [Subhasteeren] [Sublimia curo] [Subrogatie] [Sucker] [Sucker-State] [Sucre] [Suculae] [Sudisme] [Sudra's] [Suffeten] [Suffragaan] [Suikerhuis] [Suikerlord] [Suikerweg] [Suisse] [Suisses (Cent -] [Suisses (Compagnies -] [Suisses (Gardes -] [Suisses (Point d'argent, point de -] [Suivre l'évangile des quenouilles] [Sujets de mécontentement] [Sum quod fui] [Sume ut valeas] [Summum bonum] [Summum jus] [Sundries] [Suo Marte] [Super flumina Babylonis] [Superba (La -] [Superflua non nocent] [Superpellicium] [Super-royaal] [Suppletoire eed] [Supports] [Supranaturalisme] [Sur le tout] [Surchargé] [Surmonté] [Surplis] [Surprise-partij] [Surseance van betaling] [Sursum corda] [Surtout (En -] [Surtout, pas de zèle] [Survival of the fittest] [Sus Minervam (docet)] [Susanna (Eene kuische -] [Susannaboef] [Susparbe] [Suspendens omnia naso] [Süsser Pöbel] [Süssholz raspeln] [Sustine et abstine] [Sustinendo progredior] [Suum cuique] [Suum cuique placet] [Suum cuique palchrum est] [Suus cuique attributus est error] [Suus cuique mos] [Suypen] [Suzereiniteit] [Swanga] [Sweatingshop] [Sweating-systeem] [Swedenborgianen] [Sweet swan of Avon] [Swenright Conventie] [Swiepslag] [Swietje] [Swithin (St. -] [Swore] [Sybariet] [Sybaris] [Sycophant] [Sydenham-palace] [Syllabus] [Sylphen] [Sylvain (Le -] [Sylvester-avond] [Symbiose (Etat de -] [Symboliek der kleuren] [Symbolen der vier Evangelisten:] [Symbolen] [Symbolen van Heiligen.] [Symboliek] [Symboliek] [Symbolische boeken] [Symbolische levering] [Symbolisme] [Symbolistisch theater] [Symbolum apostolicum] [Symbolum Athanasianum] [Symposion Platonis] [Syndicat général du Travail] [Synedrium] [Synedrium ecclesiasticum] [Synergisme] [Synodus contracta] [Synoptische Evangeliën] References

[pagina 1023]

[p. 1023]

S

[S.]

S., Sextus.

[S.]

S., (lat.), servantes (stud.), aanteekening op de naamlijst van den Praetor, dat de fooien aan het dienstpersoneel betaald zijn.

[S.]

S. of Sp., Spurius is een voornaam, dien men aanduidde door SP.; onechte kinderen werden ook aangeduid door SP. = sine patre, zonder vader. Men verwarde deze beide beteekekenissen en zoo noemde men onechte kinderen verkeerdelijk spurii.

[S.]

S., op munten, semis of semissis (lat.) = halve as. Op Fransche munten Troyes.

[S.]

S., Seite (bladzijde).

[S.A.L.V.E.]

S.A.L.V.E., naam van den Amsterdamschen Studentenbond, afgescheiden van en staande tegenover het corps. 't Is verkorting van Sodalitas, amicitia, laetitia vireant eximie d.i. kameraadschap, vriendschap, lustigheid mogen flink bloeien. Als één woord is Salve welkomstgroet, huldegroet.

[S.C.]

S.C., senatus consultum (lat.) = raadsbesluit. Ook, Sempre Crescendo.

[S.D.A.P.]

S.D.A.P., sociaal-democratische arbeiderspartij.

[S.E.C.]

S.E.C. Zie Salvo errore calculi.

[S.E. et O.]

S.E. et O., (hand.), zie Salvo errore et ommissione.

[Sf.]

Sf. en sff., zie Fitz. Z.v.a. spurius filius, mrv. spurii filii (onechte zoon) of filia, filiae [dochter(s)].

[S.G.D.G.]

S.G.D.G., (fr.), sans garantie du gouvernement = zonder door de regeering gewaarborgd te zijn; (als opschrift op gebreveteerde voorwerpen) en wel omdat de Staat noch voor de deugdelijkheid noch voor de nieuwheid er van instaat.

[Sgr.]

Sgr., Silbergroschen (z.a.).

[S.j.e.h.]

S.j.e.h., (lat.), Salvo jure et honore, behoudens recht en eer (of fatsoen).

[S.j.e.t.]

S.j.e.t., (lat.), Salvo jure et titulo, behoudens recht en titel.

[S.J.]

S.J., Societatis Jesu, lid der Societeit van Jezus = Jezuïet.

[S.M. Cand.]

S.M. Cand., (lat.), Sacri Ministerii Candidatus = candidaat tot den H.D., d.w.z. beroepbaar voor predikant.

[S.P.Q.R.]

S.P.Q.R., (lat.), Senatus Populusque Romanus. In de zeventiende eeuw prijkten te Amsterdam op steenen,

[pagina 1024]

[p. 1024]

metalen en papieren monumenten vaak de letters S.P.Q.A. = de raad en het volk van Amsterdam. Men bootste daarin het Groote Rome na. Onder het wapen van Sneek leest men S.P.Q.S. en m.a. In de stad Rome leest men overal: S.P.Q.R. en spotvogels parodieeren die letters, b.v. voor het stadhuis: Se Portate Querla Retrocedite, Se Portate Quattrini Riverti = brengt gij klachten, ga heen, brengt gij duiten, kom binnen. Op het muziekkorps: Suono, amo Per Qualanque Re = wij blazen voor elken koning, of ook: Senza Pape Quattini Rari = zonder Paus weinig geld, of ook: Sempre Pretri Qui Regneranno = steeds zullen de priesters hier heerschen. Als aardigheid is wel eens gezegd, dat in die letters vraag en antwoord lag van en door een Paus, die nooit gedacht had, dat hij Paus zou worden. Eerst: Sancta Papa Quare Rides? Heilige Paus, waarom lacht gij? En dan, omgekeerd: Rides Quia Papa Sum, ik lach, omdat ik Paus ben.

[Sq.]

Sq., (lat.), sequens, het volgende.

[Sqq.]

Sqq., (lat.), sequentia (mrv. van sequens), het volgende.

[St. n.]

St. n., stilo novo. Zie Stilo.

[S.T.]

S.T., (hand.), zie Salvo Titulo. Ook s.s.t.t. hetzelfde in het meervoud.

[St. v.]

St. v., stilo veteri. Zie Stilo.

[Sa Grandeur l'attache au rivage]

Sa Grandeur l'attache au rivage, (fr.), zijne Grootheid bindt hem aan den oever. Uit Boileau's 4e epître: Le passage du Rhin (1672), waar de dichter beschrijft, hoe de Fransche krijgslieden de rivier overzwommen, terwijl Lodewijk XIV door zijnen rang op den oever weêrhouden, hen door het vuur van zijnen moed aanwakkert. Gemeenlijk past men die woorden schertsenderwijs op iemand toe, die door eene of andere reden wordt belet, aan eene reis of iets dergelijks deel te nemen.

[Sa veuve inconsolable continue son commerce]

Sa veuve inconsolable continue son commerce, (fr.), zijne ontroostbare weduwe zet zijne zaak voort. Op eene, in 1832 in het Parijsche tijdschrift l'Artiste verschenen plaat, stelde de bekende teekenaar Charlet een graf voor, waarbij twee kinderen nederknielden. Op den grafsteen leest men in 't Fransch: ‘Hier rust P. Gonnet, koopman in mutsen, overleden te Parijs, den 1n Juni 1822,’ en vervolgens de bovenaangehaalde woorden, benevens het adres der weduwe. Men heeft nooit uitgemaakt, of het beschreven graf bestond, doch de zonderlinge volzin wordt niet zelden schertsenderwijs aangehaald.

[Saadath Jeledôth]

Saadath Jeledôth, (hebr.), Hulp voor Kraamvrouwen.

[Saat von Gott gesäet, am Tage der Garben zu reifen]

Saat von Gott gesäet, am Tage der Garben zu reifen, (hgd.), zaad, door God gezaaid, om op den dag des oogstes te rijpen, Klopstock, Messias XI, 845. Deze spreuk liet Klopstock beitelen op den grafsteen zijner Meta, te Ottensen bij Altona (1758); zijne tweede vrouw liet het op zijn graf plaatsen (1803), en Rückert sluit met dezen regel zijn gedicht: ‘Die Gräber zu Ottensen’.

[Sabaeërs]

Sabaeërs, (hebr. Schebâ, arab. Sebâ), een oud nomaden-volk, dat het zuidwestelijk en vruchtbaarst gedeelte van Gelukkig Arabië bewoonde en in 't boek Job I:15 vermeld wordt. Bij hen heerschte het Sabaeïsme of de sterrendienst. Inzonderheid vereerden zij de planeten, waaraan zij een grooten invloed toekenden op het lot der menschen. Eene Koningin van Saba (Scheba) is ons uit de geschiedenis van Koning Salomo (zie 1 Koningen, X, 1) bekend.

[Sabatati]

Sabatati, wegens hunne houten schoenen (klompen), spotnaam der Waldenzen; zie Glorieuse rentrée.

[Sabbat (Groote -]

Sabbat (Groote -, de sabbat vóor het Paaschfeest onder Israël, vgl. Joh. XIX:31. Sabbat, hebr. sjabbât = rustdag.

[Sabbatisten]

Sabbatisten, in Denemarken, de volgers eener sekte, die zich zelven Adventisten noemen, omdat zij de komst des Heeren (adventus Domini) spoedig verwachten, en die ijverig voorbereiden door de Christenen tot de heiliging van den Sabbat (Zaterdag), in plaats van den Zondag, te nopen.

[pagina 1025]

[p. 1025]

[Sabbatsjaar]

Sabbatsjaar, elk zevende jaar, wanneer, volgens het Mozaïsch staatsrecht, onder oud-Israël, de akkers braak moesten blijven liggen en de wijnstok niet gesnoeid mocht worden. Ook de invordering der schulden onderling was dan den Israëlieten verboden, en wat het land en de wijngaard dat jaar van zelf opleverden, was algemeen eigendom. Vgl. Exod. XXIII:11; Lev. XXV:2-7; Deut. XV:1 en volg.

[Sabbatsreis]

Sabbatsreis, letterl. de reis, die een Israëliet op den sabbat mocht maken. Het behoorde tot de latere voorschriften der Joden, en steunde op een verkeerd begrip van Mozes' bevel Exod. XVI:29, dat men op Sabbat niet verder gaan mocht dan 2000 ellen buiten de stadspoort. Eene Sabbatsreis of Sabbatsweg = een half uur gaans. Vgl. Hand. I:12. Fig. snoepreisje. In de eerste helft dezer eeuw te Amsterdam gebruikelijk voor eene geduchte wandeling, nl. van het éene einde der stad naar het andere.

[Sabbatssnoer]

Sabbatssnoer, hebr. aireph; snoer van ijzerdraad of binddraad, die in Joodsche plaatsen of dito stadskwartieren van dak tot dak, of ook, waar de huizen niet aan elkander gebouwd zijn, over de straat heen getrokken wordt. Ook de door dat snoer ingesloten ruimte. Binnen deze ruimte kunnen de Joden op den Sabbat alles in den zak en in de hand dragen, wat buiten die ruimte hun streng verboden is. Het moedwillig verbreken van dat snoer wordt zwaar gestraft; de herstelling er van kan slechts onder bepaalde ceremoniën door den Rabbijn geschieden. Daar zulk een aireph niet kan worden ingevoerd onder de Joden, die te midden der Christenen verspreid leven, is het een zeker voorrecht voor de Joden, die in grooten getale samenwonen.

[Sabbatstafel]

Sabbatstafel, Joodsche disch, die op den Vrijdagavond, vóor den Sabbat, van schoon lijnwaad wordt voorzien, terwijl in de woning alle lichten worden aangestoken; al de leden des gezins zijn en blijven dan bijeen; de vader zit er als een aartsvader. Zelfs de armste Jood heeft zijn Sabbatstafel, en is dan, gelijk het heet, koning over nacht. De poëzie van deze tafel ligt in de hooge beteekenis van het familieleven.

[Sabberaar]

Sabberaar, (barg.), koevoet.

[Sabberen]

Sabberen, (barg.), diefstal met braak.

[Sabel]

Sabel, (wap.), zwart, aangeduid door elkaâr kruisende, waterpasse en loodrechte lijnen. Dus geheeten naar het bont van het sabeldier.

[Sabellianisme]

Sabellianisme, eene door den presbyter Sabellius te Ptolemaïs, geboortig uit Afrika, omstr. 250 gestichte partij in de Christelijke kerk, die in de leer der Drieëenheid van het geloof der Kerk afweek. Volgens haar was de Drieëenheid louter een openbaringsvorm van de hoogste Godheid, en waren Vader, Zoon en H. Geest geene zelfstandige personen, maar scheppingsuitingen in de natuur, in de menschheid van Jezus en in den geest der menschen. Die leer werd op het Concilie te Alexandrië in 261 veroordeeld, en de partij zelve in de 4e eeuw onderdrukt.

[Sabijnsche maagdenroof]

Sabijnsche maagdenroof, roof van de vrouwen en dochters uit het land der Sabijnen door de bevolking van Rome, rijker aan mannen dan aan vrouwen, daar Rome een asylum (wijkplaats) was. Na de stichting der stad door Romulus omstr. 753 v.C., liet hij de naburige Sabijnen met vrouwen en dochters op een feest noodigen ter bezichtiging der nieuwe stad, en op een gegeven teeken liet hij zijne nieuwe burgers die vrouwen rooven.

[Sablonnière (La -]

Sablonnière (La -, d.i. de zandgroeve. Aldus heetten tot in de 14e eeuw de Tuileriën. Dezen laatsten naam kregen ze eerst in 1416; deze is ontleend aan het Fransche woord tuile (dakpan), omdat daar voorheen een pannenbakkerij was. In het begin van de 16e eeuw bouwde Nicolas de Neuville er een huis in den omtrek, dat hij het ‘Hotel des Invalides’ noemde, en dat in 1518 door Frans I voor zijne moeder werd aangekocht.

[Sabotage]

Sabotage, (fr.), het vraagstuk, om tegen het hoogst mogelijke loon, het minst mogelijk te arbeiden.

[pagina 1026]

[p. 1026]

[Sabre et le goupillon (Le -]

Sabre et le goupillon (Le -, (fr.), de sabel en de wijkwast, het leger en de geestelijkheid. Van het fameuse verbond van deze beide machten hebben de vrienden van Dreyfus, Zola en Picquart heden in Frankrijk veel te lijden.

[Sac (Etre au -]

Sac (Etre au -, (fr.), geneigd zijn, geld te schenken, of ter leen te geven.

[Sacchi]

Sacchi, godsdienstig genootschap te Parma, in 1680 ontstaan, dat, evenals het in 1609 aldaar opgericht gezelschap der Vijf Wonden onzes Heeren, voor het levensonderhoud van arme gevangenen zorgde.

[Sacconi]

Sacconi, vereeniging in de 15e eeuw te Rome ontstaan, ter uitdeeling van brood aan de gevangenen, waarmee verbonden was een maandelijksch bezoek door eene commissie uit het gerecht, die de gevangenen hoorde omtrent de wijze, waarop zij behandeld werden, it. saccone = stroozak.

[Sachsenspiegel]

Sachsenspiegel, het oudste Duitsche wetboek, waarin het Middeneeuwsch recht het uitvoerigst is opgenomen. Na de ontbinding van het Frankische Rijk was het recht, met uitzondering van stedelijke en Hofrechten en van het leenrecht, enkel door gewoonte en overlevering bewaard gebleven. Dat ongeschreven recht is in den ‘Sachsenspiegel’ als land- en leenrecht opgenomen. Dit wetboek erlangde eerlang een groot gezag, dat zich van de Nederlanden tot aan Polen en Lijfland uitstrekte. Het wetboek werd meermalen in het Nederlandsch, in het Poolsch en in het Latijn vertaald. Het heeft thans nog geldigheid in de Groot-Hertogelijke en Hertogelijke landen van Saksen, in Anhalt, Schwarzburg, Reusz, Silezië, Holstein, Lunenburg, de stad Lüneburg en Wolfenbuttel.

[Sacra pignora]

Sacra pignora, (lat.), heilig gebeente. Het stoffelijk overschot van gecanoniseerde heiligen der R.-Katholieke kerk; relikwieën. Letterl.: gewijde panden.

[Sacrament]

Sacrament, lat. sacramentum. Op kerkelijk gebied gewijde plechtigheid, beduidde bij de Romeinen den eed in 't algemeen, en den soldateneed in 't bijzonder, d.i. den eed door de Romeinsche soldaten gezworen om niet hun standaard te verlaten, den vijand den rug toe te keeren of hun aanvoerder in den steek te laten. Door 't sacrament van den Doop legt men een militairen eed af om manmoedig onder de banieren van Christus te strijden. In de Christelijke kerktaal heeft dit woord eene uitgestrekte, veelzijds betwiste beteekenis verkregen, hoofdzakelijk tengevolge van de Vulgatavertaling (zie Vulgata), welke het in 't Nieuwe Testament voorkomende woord mysterion (geheimenis) door sacramentum vertolkte. De twist over de beteekenis kwam voor bij rationalistische Protestanten, geenszins bij de Katholieken, bij wie over de beteekenis van sacrament volstrekt niet getwist wordt. In de R.-K. Kerk toch beteekent sacrament: een door Christus ingesteld uitwendig teeken, waardoor eene inwendige genade wordt aangeduid en gegeven. Door de verwisseling van mysterion met sacramentum heeft zich 't denkbeeld ontwikkeld, dat, evenals 't Heidendom zijne mysterien had, 't Christendom in zijne sacramenten zaken had, die onder haar uiterlijk voorkomen eene diepere, geheime beteekenis verborgen hielden. Het aantal sacramenten is in de R.-K. kerk zeven, te weten: de doop, het vormsel, het H. Sacrament des Altaars, de biecht, het H. oliesel, de priesterwijding en het huwelijk. De Protestanten van onzen tijd beschouwen algemeen nog slechts het avondmaal en den doop als wettige sacramenten.

[Sacramentariërs]

Sacramentariërs, zij, die niet gelooven, dat het brood en de wijn na de consecratie in het lichaam en bloed van Christus worden veranderd (zie Transsubstantiatie), maar beweren, dat deze daar een voudig zinnebeelden van zijn. Zij behoorden tot de Hervormingsgezinden, die te dezer zake eenigszins van de leer van Luther verschilden.

[Sacraments-dag]

Sacraments-dag, (r.k.), zie Kerkdagen.

[Sacraments-huisje, tabernakel]

Sacraments-huisje, tabernakel, vrijstaand of in den muur uitgespaarden kast [muurkast] in de R.-K. kerken waarin 't H. Sacrament wordt bewaard.

[pagina 1027]

[p. 1027]

[Sacratio capitis]

Sacratio capitis, (lat.), wijding of heiliging van het hoofd aan eene godheid; derhalve onthoofding, waarmee Numa Pompilius, Rome's tweede koning, het misdrijf van terminus motus (z.a.) bedreigde.

[Sacré-coeur]

Sacré-coeur, (r.k.), fr., lett. (het) gewijde hart (van Jezus); nonnenorde, in 1800 te Parijs door Jos. Varin en Mad. Barat gesticht, welker leden zich met de opvoeding van jonge meisjes uit den gegoeden of rijken stand belasten.

[Sacrifice (l'Armée du -]

Sacrifice (l'Armée du -, (fr.), het leger der opoffering; dichterlijke kwalificatie van de schare der R.-Katholieke liefdezusters.

[Saddle]

Saddle, (sport.), zadel.

[Sadduceeën]

Sadduceeën, zie bij Farizeeën. Tegelijk met en tengevolge van het Farizeïsme ontstaan onder de Ptolemeussen. Flavius Josephus spreekt van hen het eerst ao 159-144 v.C., maar als van eone godsdienstig-staatkundige partij der aanzienlijken, die toen reeds lang bestond. Sadduceeën = hebr. tsaddiekiem, d.i. rechtvaardigen. Als halfgeloovigen het tegenbeeld der streng- en overgeloovige Farizeeën, waren zij toch éenstemmig met deze in vijandschap tegen Jezus. Zij loochenden het bestaan van engelen en booze geesten, van al wat onbelichaamd was, ook de onsterfelijkheid des menschen (Hand. XXIII:8). Tot op zekere hoogte kan men hen de Epicuristen onder de Joden noemen. Na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.C.) verdwijnt hun spoor, evenals dat der Farizeeën.

[Sadisme]

Sadisme, ziekelijke, aan krankzinnigheid grenzende en in woedenden waanzin eindigende geslachtsdrift, die uit overbevrediging ontstaat, wellust vindt in martelingen, met vingers, nagels, tanden, en niet tot bedaren komt voordat er bloed gevloeid heeft. Naar Donatien Alphonse François Markies de Sade, een Franschen romanschrijver (1740-1814), die zich door zijn losbandig en misdadig leven, dat hem niet alleen herhaaldelijk in de gevangenis bracht, maar ook zedelijk geheel te gronde richtte, even berucht maakte, als door zijne hoogst onzedelijke romans ‘Justine’, ‘Juliette’ e.a. Hij was de zoon van den diplomaat Graaf Jean Baptiste François Joseph de Sade, die ook als schrijver bekend is.

[Sadist]

Sadist, iemand, die lijdt aan Sadisme (z.a.).

[Sadowa (Die Schlacht bei - hat der preussische Schulmeister gewonnen]

Sadowa (Die Schlacht bei - hat der preussische Schulmeister gewonnen, (hgd.), de slag bij Sadowa is door den Pruisischen schoolmeester gewonnen, m.a.w., door de ontwikkeling van diens volksonderwijs heeft Pruisen over Oostenrijk gezegevierd. Omzetting van eenen volzin, door Dr. Peschel, in een door hem, in Das Ausland (17 Juli 1866) geplaatst opstel Die Lehren der jüngsten Kriegsgeschichte gebezigd.

[Saepe stilum vertas]

Saepe stilum vertas, (lat.), keer dikwijls uw schrijfstift om (nl. om het geschrevene uit te wisschen). - Herlees en verbeter dikwijls, wat gij geschreven hebt. Horatius, Satirae I, 10, 72. De Romeinen schreven op plankjes of tafeltjes met was bestreken; zij gebruikten hiervoor eene stift, die aan het eene einde puntig was, aan het andere vlak, om het was zoo noodig weer glad te strijken.

[Saevis tranquillus in undis]

Saevis tranquillus in undis, (lat.), kalm te midden der onstuimige golven. Spreuk van Willem I; zie IJsvogel.

[Safety]

Safety, (sport.), veiligheids-tweewieler.

[Saffraan]

Saffraan, plant, waaraan eene opwekkende kracht werd toegekend, vandaar in veel oude gedichten de toespelingen op deze eigenschap.

[Sagaai]

Sagaai, hetzelfde woord als assegaai (z.a.), een werpspiets, een korte piek. Het is een Berbersch woord door de Arab. in Afrika en in Spanje overgenomen. Sp. azagaya, fr. zagaie.

[Sage]

Sage, verhaal uit den voorhistorischen tijd of onder onhistorischen vorm

[pagina 1028]

[p. 1028]

voorgedragen, maar verhonden aan den naam van een bepaalden persoon of van eene plaats. De eerste zijn uit overoude tijden, de laatste kunnen ook uit de Middeleeuwen afkomstig zijn.

[Sage Brush state]

Sage Brush state, of Sage state, (am.), salie-staat, naam voor Nevada, naar eng. sage, salie, die daar veel in 't wild groeit; de bewoners heeten Sage hens.

[Sagittarius]

Sagittarius, (lat.), boogschutter, sterrenbeeld en teeken van den dierenriem.

[Sagoweer]

Sagoweer of saguweer, overgenomen uit 't Portug. saguiro. Palmwijn of 't gegiste sap dat van den arèw = of suikerpalm verkregen wordt.

[Sahib]

Sahib, in oostersche landen rijk aanzienlijk heer, een grondbezitter.

[Saïd]

Saïd, (arab.), heer, titel voor fatsoenlijke Arabieren, eigenlijk van hen, die geacht worden tot de nakomelingen van Mohammed te behooren.

[Saiga]

Saiga, bij de Germanen de denarius der Romeinen, naar den gezaagden rand. Saiga = zaag. (Zie Nummi serrati).

[Saigner du nez]

Saigner du nez, (fr.), letterl. uit zijn neus bloeden, fig. bang zijn, nml. een voorwendsel bedenken om het gevaar te ontloopen.

[Saigoon]

Saigoon, de Japansche vorst Motonori Mori († te Tokio 23 Dec. 1896), hielp een einde maken aan de tweehoofdige keizerlijke Regeering in zijn land, den laatsten saigoon dwingend zich ten gunste van den Mikado terug te trekken, welke laatste nu ook met het wereldlijk gezag werd bekleed. De saigoon 't wereldlijk, de mikado het geestelijk hoofd.

[Saillant]

Saillant, (fr. wap.), springend (z.a.).

[Sailor King]

Sailor King, bijnaam van Willem IV, koning van Engeland, die in 1779, nog maar 14 jaar oud, in den zeedienst trad, langzamerhand van adelborst tot kapitein opklom, in 1801 admiraal werd en in 1827 opperadmiraal van Engeland.

[Sailors' home]

Sailors' home, (eng.), het thuis van zeelui, bij ons gewoonlijk Zeemanshuis. Dubbelnaam van het Koning-Willemshuis te IJmuiden.

[Saint-Simonisme]

Saint-Simonisme, de Socialistische school, in Frankrijk na den dood van den graaf St. Simon († 1825) opgericht. Volgens dezen heeft het Christendom uitgediend, omdat het niet bij machte zal wezen elken mensch datgene te verschaffen, waarop hij recht heeft, nl. beschaving, werk en levensgenot. Zijn nieuwe godsdienst heette ‘algemeene verbroedering, eindorganisatie van de samenleving door voortgaande verbetering’; hij voerde krijg tegen wat de moderne slavernij genoemd wordt, t.w. den arbeid van velen ten voordeele van weinigen; privaat-eigendom, vooral grondbezit en erfrecht moeten opgeheven worden.

[Sainte-Beuves van Alexandrië (De -]

Sainte-Beuves van Alexandrië (De -, de Alexandrijnsche geleerden, die het eerst een canon vaststelden van die klassieke schrijvers, die het meest de aandacht schenen te verdienen. Naar Charles Augustin Sainte-Beuve, Fransch criticus en dichter, sedert 1840 conservator aan de bibliotheek Mazarin, † 1876.

[Sainte-Nitouche]

Sainte-Nitouche, (fr.), een schijnheilige, iemand die zich bedeesd voordoet, en sommige dingen in schijn niet durft aanraken, maar, in werkelijkheid, daarvoor niet vervaard is. Weleer zeide men sainte-mitouche.

[Sainte Vierge (La dormition de la -]

Sainte Vierge (La dormition de la -, (fr.), de sterfplaats van de Heilige Maagd. De Keizer van Duitschland heeft einde Oct. '98 dat stuk gronds te Jeruzalem, in het belang der Duitsche Katholieken in vrij gebruik afgestaan aan het Deutscher Verein vom Heiligen Lande. Dit stuk gronds is de plek, waar, volgens de overlevering, het huis van den Apostel Johannes stond, waarin Maria hare laatste levensdagen sleet en overleed. Van dit huis bleven nog enkele overblijfsels bewaard. Vlak aan die plek

[pagina 1029]

[p. 1029]

grenst het gebouw, waarin zich het graf van David zal bevinden, alsmede de zaal of het coenaculum, waarin Jezus zijn laatste Paaschmaal zal hebben gevierd.

[Saints de glace]

Saints de glace, (fr.), ijsheiligen, krachtens een in Frankrijk en België heerschend volksgeloof, is van den 10en tot den 12en Mei de temperatuur immer lager dan gedurende het overige deel dier maand. En aangezien die dagen aan de heiligen Servatius, Mamert en Pancras zijn gewijd, noemt men deze de saints de glace.

[Saïs (De jongeling van -]

Saïs (De jongeling van -, de jongeling, die het beeld te Saïs ontsluierd wilde zien en die den volgenden morgen dood werd gevonden. Men stelt de vraag: ‘Wat heeft hij dan gezien?’ en de een antwoordt: ‘de waarheid’; de ander ‘zichzelf’.

[Saison]

Saison, eng. season, letterl. jaargetijde; in Frankrijk en Engeland dat gedeelte van het jaar, waarin de reizende en de rijke families naar de steden terugkeeren, om aldaar deel te nemen aan de stedelijke vermaken en feesten te geven. Te Londen valt the season in den zomer; te Parijs in den winter; de zomermaanden, wanneer de aanzienlijken de stad verlaten hebben, vormen la morte saison.

[Saja]

Saja, (bat.), stijf geplooide sarong; saja en kabaja is eene verouderde dracht. Vanhier de spreekwijs gedost in saja en kabaja = doodouderwetsch.

[Sake]

Sake of saki, bierachtige drank, dien de Japanners uit rijst bereiden.

[Sakkerloot]

Sakkerloot is eene opzettelijke wijziging, zooals men die bij vloeken dikwerf aantreft, van sacra lotio (lat.) = heilige doop.

[Saksische prinsenroof]

Saksische prinsenroof, de ontvoering der beide zoons van den keurvorst Frederik den Zachtmoedige van Saksen in 1455, door Kunz v. Kauffungen en gezellen, die zich op den Keurvorst wilden wreken, omdat hij hun de goederen, die zij voor bewezen diensten hadden gekregen, weer had afgenomen. Een van de beide prinsen, werd door den kolenbrander Georg Schmidt bevrijd, waarop zijn broeder ook door de roovers werd losgelaten. Kunz werd nog in 't zelfde jaar in Freiburg ter dood veroordeeld, de kolenbrander werd tot Freiherr van Eckersbach bij Zwickau benoemd.

[Sakuntala]

Sakuntala, de titel van het beroemde tooneelspel van Kalidasa, naar de heldin van het stuk. In het laatst der voorgaande eeuw door Sir William Jones ontdekt, is het sedert in verschillende talen vertaald, bij ons door Prof. H. Kern.

[Salade]

Salade, (wap.), stormhoed, helm ook bassinet.

[Salam]

Salam, (arab.), vrijdom van gebreken of ongeluk; gezondheid, welvarendheid, vrede, heilgenot.

Membri salam, (mal.), groeten.

Assalam aleika of aleikoem, Arabisch begroetingsformulier, Het heil of de vrede zij over u of ulieden.

[Salamander]

Salamander, een diersoort behoorende tot de hagedissen. In ouden tijd geloofde men, dat het in het vuur kon leven. Ook vertelde het bijgeloof, dat een bakkersoven na jaren lang gebruik, plotseling een salamander voortbrengt. Bij oude dichters velerlei toespelingen op de gewaande eigenschap van het dier.

[Salamander]

Salamander, (duitsche stud.), tot iemands eer allen tegelijk, met voorgeschreven bewegingen, de glazen schoon leeg drinken.

[Salamander (Einen - reiben]

Salamander (Einen - reiben, (hgd. stud.), een toast slaan; einen feurigen S. reiben, een gloeienden toast slaan.

[Salamander-safe]

Salamander-safe, (am.), bijzonder goede brandkast, d.i. eene, die 't even als een salamander goed in 't vuur kan uithouden.

[Salangane]

Salangane, gierzwaluwen, wier nesten, gebouwd tegen den wand van de holen der kalkrotsen, in Indië, als eetbare vogelnesten zeer gezocht zijn.

[pagina 1030]

[p. 1030]

[Salaparang]

Salaparang, zie Sasaks.

[Salaris]

Salaris, bezoldiging voor een ambt of betrekking; eigenlijk zoutgeld, van het lat. sal, zout, omdat de Romeinen aan hun soldaten op geregelde tijden bij andere behoeften ook zout toedeelden. Sedert werd het synoniem met werkloon, bezoldiging.

[Salem]

Salem, benaming van een Tehuis voor onbemiddelde dames te 's-Hage. Psalm LXXVI:3 heet Jeruzalem aldus, z.v.a. woning des vredes.

[Saliegeest (Jan -]

Saliegeest (Jan -, uitdrukking, verschuldigd aan een kluchtspel van W.D. Hooft, in 1633 in de Amsterdamsche Kamer opgevoerd. De hoofdpersoon, Jan Salie, is een jonkman, die gaarne trouwen wil, doch den moed mist een meisje daartoe aan te spreken. Eene koppelaarster helpt hem er aan eene.

[Salische wet]

Salische wet, lat. lex salica. Een hoofdstuk van het wetboek der Salische Franken, omtrent de troonsopvolging, die beperkt bleef tot de mannelijke erfgenamen, met uitsluiting der vrouwelijke, omdat aan zulke bedieningen zekere militaire verplichtingen verbonden waren. Deze wetten zouden in 422 door vier hoofden der Franken (Wisogast, Bodogast, Salogast en Windogast) opgeteekend, en later door de Frankische koningen Chlodwig, Childebert en Chlotarius gewijzigd en uitgebreid wezen. De Saliers of Salische Franken woonden sedert de 3e eeuw aan den linkeroever van den Neder-Rijn, en stichtten het latere Frankenrijk.

[Salle des pas perdus]

Salle des pas perdus, (fr.), zaal der verloren schreden. De wachtkamer van het Hof van Assises te Parijs, en van de hoven en rechtbanken in het algemeen, zoowel in Frankrijk als in België, ook bekend als de galerie du Harlay.

[Salmagundi]

Salmagundi, eene verzameling van ernstige en luimige stukken door Washington Irving, William Irving en James K. Paulding, uitgegeven in 1809; naar men beweert van salmagundi = mengsel van gehakt kalfsvleesch, kippevleesch, ansjovis en uien, bereid met citroensap en olie, en aldus geheeten naar de uitvindster, de gravin Salmagondi, hofdame van Maria de Medicis, die ook voor de uitvindster der haring-salade wordt gehouden. Meer waarschijnlijk, eene verbastering van lat. salgama condita met zout ingemaakte vruchten enz. Lat. salgamarius = boektitel.

[Salmoneus]

Salmoneus, een Koning van Elis in Griekenland, die in zijn trots Jupiters donder nabootste, waarvoor hij gestraft werd en gedood door een bliksemstraal. Zie het treurspel van dien naam door Vondel.

[Salomo van het Noorden (De -]

Salomo van het Noorden (De -, bijnaam van Frederik den Groote, hem het eerst gegeven door Voltaire in diens ‘Ode aan de Pruisen’ bij de troonsbestijging (1740).

[Salomonsoordeel]

Salomonsoordeel, d.i. een scherpzinnig oordeel, en wel zulk een, waarbij het corpus delicti op den voorgrond gesteld wordt; ontleend aan 1 Kon. III:16-28; daar twisten twee moeders om het bezit van een levend kind, terwijl ieder het doode aan de tegenpartij toewijst. Salomo beveelt het levende kind in tweeën te houwen en aan iedere moeder éene helft te geven. De ware moeder staat nu vrijwillig haar kind af en Salomo, dus overtuigd, wijst het haar toe.

[Salondemagoge]

Salondemagoge, (hgd.), naam door een onbekend beoordeelaar, in het Konversationsblatt, aan Heinrich Heine, bij de bespreking van diens Nachträge zu den Reisebildern (1831) gegeven.

[Salpeterkoning]

Salpeterkoning, de Engelsche financier North († 1896), die als arm jonkman zijn land verliet, om zijn geluk te beproeven, en in 1887 terugkwam als bezitter van een fortuin van 100 tot 150 millioen, dat hij aan de ontginning van rijke salpetermijnen in Peru en Chili had te danken.

[Salpétrière (La -]

Salpétrière (La -, krankzinnigengesticht nabij Parijs, later aan-

[pagina 1031]

[p. 1031]

merkelijk vergroot ingericht tot een besjeshuis (Hospice de la vieillesse pour femmes). Dit gesticht is het grootste van die soort in Europa; het herbergt tegenwoordig 3100 behoeftige oude vrouwen en 1340 vrouwelijke krankzinnigen, die in 45 verschillende gebouwen gehuisvest zijn. De naam La Salpétrière is hiervan afkomstig, dat zich daar ter plaatse vroeger eene salpeterziederij bevond.

[Salt river]

Salt river, (am.), in de uitdrukking he has been rowed up Salt River (hij is Salt River opgeroeid), van een staatsman, die verslagen is en het staatstooneel verlaat. De oevers van Salt River, zijrivier van de Ohio, werden onveilig gemaakt door zeeroovers; wat die rivier oproeide was dus verloren.

[Saltorel]

Saltorel, (wap.), zie Schuinkruisje.

[Salus populi suprema lex esto]

Salus populi suprema lex esto, (lat.), het heil des volks zij de hoogste wet. Cicero, De legibus 3, 3, 8.

[Saluut van 101 schoten.]

Saluut van 101 schoten. Toen Maximiliaan na een gelukkigen veldtocht naar Duitschland terugkeerde, werd hem door de stad Augsburg eene schitterende ontvangst bereid, o.a. werden er 100 kanonschoten gelost. De officier, die vreesde, dat hij zich in 't juiste aantal vergist had, voegde er voor zekerheid 1 bij. Dit werd naderhand door Augsburg ook gedaan en bleef zoo bestaan. Ook, 's Konings saluut = 101 borrels besteld door eene menigte matrozen, die aan wal komen.

[Salvation Army]

Salvation Army, (eng.), zie Leger des Heils.

[Salve]

Salve, (lat.), wees gegroet; aanvang der antiphoon van Maria Salve regina, mater misericordiae, die van Pinksteren tot aan den Advent gezongen wordt; de drie andere zijn: Alma redemptoris mater (in den Advent tot aan Maria Lichtmis), Ave regina coelorum (tot aan Witte Donderdag) en Regina coeli, laetare (Paaschtijd).

[Salve Regina]

Salve Regina, (r.-k.), zie Salve.

[Salvo errore calculi]

Salvo errore calculi, (lat.), behoudens rekenfouten.

[Salvo errore et omissione]

Salvo errore et omissione, (lat.), vergissingen en uitlatingen voorbehouden. Onder rekeningen enz. afgekort S.E.e.O.

[Salvo honore et stipendio]

Salvo honore et stipendio, (lat.), met behoud van titel en jaarwedde.

[Salvo jure]

Salvo jure, (lat.), behoudens zijn recht of het recht.

[Salvo pleno titulo]

Salvo pleno titulo, (hand.), verkort S.P.T. = in plaats van den vollen titel.

[Salvo titulo]

Salvo titulo, (hand.), verkort S.T. = in plaats of met weglating van den titel.

[Salvum fac regem]

Salvum fac regem, (lat.), behoud den Koning! Ps. XX:9, naar de Vulgata. Meest met het voorgevoegde en het toegevoegde nostrum (onzen) Domine (Heer!), dat daar ook staat, - als bede tot God. Voor onze Koningin luidt het (‘Domine), salvam fac reginam (nostram)’!

[Sam (Uncle -]

Sam (Uncle -, Oom Sam, schertsende benaming voor de Noord-Amerikanen en hunne regeering, de uitdrukking is ontleend aan de afkorting U.S. voor United States, d.i. Vereenigde Staten.

[Samaritanen]

Samaritanen, bijnaam voor de inwoners van Suameer bij Leeuwarden.

[Samariter-Vereine]

Samariter-Vereine, (hgd.), zie St. John's Ambulance Association. Naar aanleiding der gelijkenis van den barmhartigen Samaritaan (Luk. X:34).

[Sambal]

Sambal, (mal.), in het jav. sambel uitgesproken, de algemeene naam voor allerlei, als toespijs bij de rijst gebruikte gerechten. Fijngemaakte Spaansche peper en zout zijn er de hoofdbestanddeelen van. De sambals ontvangen gewoonlijk haren naam naar de verdere bijmengselen of de verdere behandeling; worden ze gebakken of gefruit dan heeten ze

[pagina 1032]

[p. 1032]

sambal gorèng, b.v. sambal gorèng, boontjes (met fijn gesneden snijboonen). Sambal oedang, d.i. sambal met garnalen er in. Sambal oelak = sambal bestaande uit Spaansche peper, zout en wat citroensap, enz.

[Sambo]

Sambo, (am.), spotnaam of minachtende naam voor de Negers. Uit sp. zambo, eigenlijk de naam voor kinderen uit huwelijken van Negers met Mulatten.

[Sambok]

Sambok of sjambok, (z. afr.), karwats, zweep.

[Sambreel]

Sambreel, (z. afr.), regen- of zonnescherm, van sp. sombrella.

[Samedigras]

Samedigras, (fr.), vette Zaterdag. Met zonsondergang van dien dag, die de Groote Vasten voorafgaat, jaarlijks, in Februari, beginnen de vette dagen, die hun toppunt bereiken in den vooravond van Aschwoensdag.

[Samiel]

Samiel, de ‘Zwarte Jager uit het Wolfsdal’, d.i. de booze geest, met wien ‘der Freischütz’ in de opera van dien naam (muziek van Weber, woorden van Fr. Kind) een verbond gesloten had, waardoor hij in 't bezit gekomen was van zeven kogels, die allen, op éen na, onfeilbaar zouden raken.

[Samieli]

Samieli, Turksche naam voor de heete winden.

[Samlog.]

Samlog. In Noorwegen is den 1en Januari 1896 eene wet ingevoerd, welke geldend is verklaard voor dertien steden; volgens welke de inwoners eener plaats, vrouwen zoowel als mannen, boven de 25 jaar, bij meerderheid van stemmen beslissen kunnen over het al of niet verbieden van den verkoop van sterken drank. Beslist de volksstemming voor den drankverkoop, dan moet de maatschappij (Samlog), die houdster is van de concessie, 65 percent harer winsten afstaan aan den Staat en 15 aan de gemeente. Voorts mag er alleen van 8 uur 's morgens tot 5 uur 's avonds drank verkocht worden. De verkoop bij hoeveelheden boven de 250 liter is vrij. In Finland bestaat eene dergelijke wet. In Canada, Engeland en Zweden zijn dusdanige wetsontwerpen te wachten.

[Samoerai]

Samoerai, edellieden in Japan, die het gevolg uitmaken van den daimyo (den leenvorst). De titel beduidt gerechtigd tot het dragen van twee zwaarden.

[Samoreus]

Samoreus, groote aak, aldus genaamd omdat ze oorspronkelijk op de Sambre en de Maas voeren, zijnde samoreus eene samentrekking van Sambre en Meuse. Het afkomen in grooten getale van dergelijke vaartuigen te Amsterdam deed aan de groote brug over den Amstel (de zoogenaamde Hoogesluis), waar ze onderdoor kwamen, den naam geven van Samoreusenbrug, 't welk in den Franschen tijd door misverstand vertaald werd met le pont des amoureux, d.i. de brug der verliefden.

[Samoum]

Samoum, Syrische naam voor de heete winden.

[Samovar]

Samovar, (russ.), theeketel, welken men op de tafel plaatst. Daaruit wordt in een glas thee geschonken, en dit met een klontje suiker, een schijfje citroen en beschuit aangeboden. De beteekenis van het oorspr. slavische woord is ik kook.

[Sampan]

Sampan, (chin.), kleine schuit of boot in Ned.-Indië.

[Samstoe]

Samstoe, zie Tam shoe.

[Samurai]

Samurai, in algemeene beteekenis duidt aan beambte, heer en omvat Kuge, Daimio en vasallen. Samurai (chin. Shi of Bushi) in gewonen, engeren zin duidt aan de bevoorrechte militaire stand van den Shogun in Daimio, alsmede de priesters. De Samurai waren vasallen van dezen met erfelijke inkomsten beneden 10,000 Koku. De bij ons veelal bestaande omschrijving van Samurai door ‘lagere adel’, duidt den toestand niet juist aan.

[San gréal]

San gréal, (o.-fr.), d.i. heilige graal of heilige schotel. (Zie Graal). Sommigen lazen en schreven: Saing réal, d.i. sang royal of bloed des Konings of bloed des Heeren, omdat men beweerde, dat het bloed van Jezus aan het kruis door Jozef van Arimathea daarin was opgevangen of sang réel waarachtig bloed.

[pagina 1033]

[p. 1033]

[San Jago]

San Jago, ridderorde in 1070 in Portugal gesticht voor wetenschappelijke, letterkundige en artistieke verdiensten.

[San José Scale]

San José Scale, benaming in Amerika van de Amerikaansche schildluis, een voor fruit allerschadelijkst insekt, den Aspidiotus perniciosus, door Comstock reeds in 1873 te San José ontdekt, en misschien uit Chili naar Colorado en van daar naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika overgebracht.

[Sanbenito]

Sanbenito, martelaarshemd; geel hemd met een Andrieskruis en met vlammen en duivels beschilderd, dat den ketters, die de Spaansche Inquisitie ter dood veroordeelde, werd aangetrokken, terwijl men hun ook aldus beschilderde mutsen opzette.

[Sancho Panza]

Sancho Panza, een zwaarlijvig ruiter van dwaas figuur. Naar den kluchtigen schildknaap van Don Quyote, die zijn heer op een ezel volgde, volgens Cervantes' roman.

[Sancta simplicitas]

Sancta simplicitas, (lat.), heilige eenvoud. Uitdrukking, 't eerst gebruikt door Rufinus († 410, een der vroegste lat. kerkgeschiedschrijvers), bij de overwinning van een eenvoudigen biechtvader op den geleerden kerkvader Eusebius van Nicomedia, die der leer van de Arianen was toegedaan. Zie O sancta.

[Sanctie]

Sanctie, goedkeuring door de Kroon van door de Staten-Generaal aangenomen wetten of van door de Provinciale Staten vastgestelde verordeningen; in het algemeen ook goedkeuring door een hooger bestuur van wat door een lager bestuur is verordend.

[Sanctum officium]

Sanctum officium, (lat.), het heilige ambt, volledig: Congregatio sacri officïi, benaming der te Rome zetelende Congregatie der Inquisitie, belast met het onderzoek naar de reinheid der leer in geschriften enz.

[Sanctum sanctorum]

Sanctum sanctorum, (lat.), het heilige der heiligen, het allerheiligste in den tabernakel en later in het heiligste gedeelte van den Joodschen tempel, waar de ark bewaard werd en alleen de Hoogepriester mocht binnentreden. Men past de uitdrukking in scherts toe op eene of andere plaats, die men als zijn heiligdom beschouwt, waarin men ieder maar niet toelaat.

[Sancy]

Sancy, zie Diamanten.

[Sandaal]

Sandaal, (wap.), schoenzool, door riemen aan den voet bevestigd, zelden als afzonderlijk heraldiek stuk, doch wel als deel der kleeding van monniken voorkomend. Van lat.

[Sandalium]

Sandalium, (lat.), sandaal, bestaande uit eene zool met een bovenleder, dat de teenen en het voorste gedeelte van den voet bedekte.

[Sandek]

Sandek, Talmudisch hebr. (van gr. syndikos) = gevader (bij de besnijdenis).

[Sandsjak]

Sandsjak, eig. vaandel, bij de Turken de benaming van eene onderafdeeling eener provincie, aan wier hoofd zich een moetesarrif (onder-gouverneur) bevindt.

[Sandsjak Sjerif]

Sandsjak Sjerif, (het edele vaandel), het vaandel van den Profeet, dat te Constantinopel bewaard en jaarlijks in den Ramadan (z.a.) vertoond wordt. Het is volgens de sage afkomstig van Mohammed, en moet, wanneer de Staat of de godsdienst in het uiterste gevaar verkeert, in het leger gebracht worden, waarop ieder weerbaar Muzelman verplicht is ten strijde te snellen. Dit is tot nu toe slechts eenmaal gebeurd, namelijk in 1595, toen Moerad II optrok naar Erlau. Intusschen werden bij die gelegenheid de Turken op de vlucht geslagen, en zij hadden bijna het vaandel verloren.

[Sandwich]

Sandwich, een naar graaf Sandwich geheeten versnapering bestaande uit een paar sneedjes brood met tusschengelegd koud vleesch, caviar of iets dergelijks. De Graaf (onder George III) was zulk een hartstochtelijk speler, dat hij een groot deel van den dag en den nacht aan 't spelen bleef en zich door den bediende deze versnapering onder 't spel liet brengen om geen tijd te verliezen.

[pagina 1034]

[p. 1034]

[Sandwichman]

Sandwichman, rondloopende advertentie-vertooner, dragend een bord, van voren en van achteren met eene advertentie beplakt; de man tusschen twee planken, evenals het vleesch tusschen de twee sneedjes brood.

[Sang bleu]

Sang bleu, (fr.), lett. blauw bloed. De oude, aristocratische familiën in Spanje, die hun stamboom tot op den tijd van de overwinningen der Mooren in genoemd land opvoeren, zeggend, dat hun adellijk bloed blauw is, maar dat van anderen zwart.

[Sang de boeuf]

Sang de boeuf, (fr.), letterl. ossenbloed. Oud Chineesch porselein.

[Sang nata]

Sang nata, (jav.), de Vorst, hij die regelt, bestuurt. Sang, een voorvoegsel tot betiteling en benoeming van goden en doorluchtige of heilige personen. Nata = iets ordenen, regelen.

[Sang (Ohne - und Klang]

Sang (Ohne - und Klang, (hgd.), zonder opzien werd oorspronkelijk van zulke begrafenissen gezegd, waarbij noch de klokken geluid, noch gezangen aangeheven werden. Fr. sans tambour ni trompette.

[Sanglé]

Sanglé, (fr. wap.), met een band om 't midden van 't lichaam (paarden, enz.).

[Sanglier des Ardennes (Le -]

Sanglier des Ardennes (Le -, (fr.), het wilde zwijn der Ardennen, bijnaam gegeven aan Willem van der Marck, den moordenaar van Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, aldus om zijne verregaande wreedheid genoemd.

[Sanglier (Sir -]

Sanglier (Sir -, d.i. het wilde zwijn; bijnaam van Shan O'Neil, den aanvoerder der Iersche opstandelingen in 1567.

[Sanguine]

Sanguine, (eng., wap.), bloedrood.

[Sanhedrin]

Sanhedrin, (hebr.), van gr. synedrion, lat. synedrium, d.i. vergadering, benaming van het voormalige Joodsche gerechtshof of den Hoogen Raad te Jeruzalem ten tijde van Jezus. Volgens de Joodsche schrijvers (waarschijnlijk naar aanleiding van Numeri XI:16 volg.), uit 71 leden bestaande, een maximum, dat wellicht zelden werd bereikt.

[Sans nombre]

Sans nombre, (fr. wap.), zie Bezaaid.

[Sans peur et sans reproche]

Sans peur et sans reproche, (fr.), zonder vrees en blaam; eeretitel van Pierre du Terrail, Chevalier de Bayard (1476-1525).

[Sansculotides]

Sansculotides of (na 7 fructidor an III, d.i. 24 Aug. 1795) jours complémentaires, (fr.), in den Republikeinschen kalender de 5 of 6 laatste dagen van het jaar, aldus genaamd ter eere van de sans-culottes. Het jaar telde 12 maanden van 30 dagen, en de 5 of 6 overschietende dagen zouden als feestdagen worden beschouwd. Zie Kalender (Republikeinsche -.

[Sans-culottes]

Sans-culottes, (fr.), broekloozen; de armen, het volk, de ware republikeinen. Het woord werd op 21 Sept. 1792 gebruikt door den gewezen Capucijner Chabot, in de openingszitting van de Nationale Vergadering, tot den president, dien men, naar hij meende, te veel eer bewees. Chabot vermaande hem zich tot de ‘sans-culottes’ te wenden, die de meerderheid uitmaakten. Reeds in 1790 had l'abbé Marry het volk zoo genoemd, en in 1792 werd het een modewoord; Chabot getuigde: ‘le citoyen Jésus-Christ est le premier sansculotte du monde!’ waarbij Camille Desmoulins getuigt, dat het woord hier als eeretitel bedoeld was. Robespierre noemde zoo schertsend de leden van de vrouwen-club. De term bestond reeds in de dagen der chroniqueurs, die van ribauds sans chausses spraken, waar zij armen bedoelden, en lang vóor de Revolutie heeft men de armen wel eens zoo genoemd; maar de schimpnaam kwam duidelijker uit, toen de Omwenteling begon, en sedert de Republikeinen er een partij- en eerenaam van maakten, werd het woord algemeen bekend en gebruikt.

[Sanssouci]

Sanssouci, (fr.), letterl. zonder zorg of Zorgvlied; in fig. zin de naam

[pagina 1035]

[p. 1035]

van een of ander lustoord, waar men onbezorgd zijn leven slijt. Aldus heet ook het beroemd koninklijk lustslot, op een berg vóor de Brandenburgsche poort der Pruisische stad Potsdam.

[Sans-souci (Wijsgeer van -]

Sans-souci (Wijsgeer van -, Frederik de Groote († 1786), die het liefst op Sans-souci verblijf hield, en daar met Voltaire en andere Fransche geleerden, d'Argens, la Mettrie e.a. bespiegelende wijsbegeerte studeerde.

[Santa Casa]

Santa Casa of (di Loretto), (it.), het heilige huis van Maria te Loretto, werwaarts, volgens de R.-Kath. overlevering, 10 Dec. 1295 het huisje van Nazareth verplaatst werd, dat door Maria bewoond werd toen zij de aankondiging der Menschwording van Gods Zoon ontving (Luk. I:26, 27). Zie Lorette.

[Santa Claus]

Santa Claus, naam van Sinterklaas (6 Dec.), te New-York. Vgl. Kris Kringle.

[Santa Maria degli Angeli]

Santa Maria degli Angeli, (it.), heilige Maria der Engelen. Zie Thermen.

[Santri]

Santri, (jav.), student in de Mohammedaansche god- en rechtsgeleerdheid, aanstaand Mohammedaansch priester, priesterleerling.

[Sapatoe, sepatoe]

Sapatoe, sepatoe of sipatoe, (jav. en mal.), schoen, schoeisel van alle soorten, ook remschoen van een rijtuig. Toekang sepatoe = schoenmaker.

[Sapere aude]

Sapere aude, (lat.), durf verstandig zijn. Horatius, Epist. I, 2, 40.

[Sapienti sat]

Sapienti sat, (lat.), zie Dictum.

[Sapientissimus inter sapientes]

Sapientissimus inter sapientes, (lat.), de wijste onder de wijzen. Zoo noemt Cicero den Griekschen wijsgeer Thales, een der zeven Grieksche wijzen.

[Sappho (Eene -]

Sappho (Eene -, eene zoetvloeiende, zangerige dichteres. Naar Sappho, de grootste (lyrische) dichteres der Grieken, die ao 628/568 v.C. leefde.

[Sappho (De Duitsche -]

Sappho (De Duitsche -, Anna Louisa Karsch (1722-91).

[Sar]

Sar, Chaldeeuwsch gewicht = 3600 Talenten. (Zie Talent).

[Sar(r)acenen]

Sar(r)acenen, (ar.), gr. Sarakènoi. Oorspronkelijk een (door Ptolemaeus en Ammianus vermeld) volk in het noorden van Gelukkig Arabië. De naam beteekent volgens sommigen een nomadenvolk van vrijbuiters, volgens anderen eenvoudig Oosterlingen (arab. sharkun.) Bij de Christelijke schrijvers der Middeleeuwen de Arabieren; later verstond men er onder alle Mohammedanen, vervolgens de Turken, eindelijk in 't algemeen alle niet-christelijke natiën, tegen wie kruistochten gericht werden.

[Saracijnsch koren]

Saracijnsch koren, fr. sarrasin, boekweit. Uit de Saraceensche landen ingevoerd.

[Saracijnsche eg]

Saracijnsche eg, (fr. wap.), herse sarrasine. Valdeur of valpoort. Eng. portcullis. In de heraldiek voorgesteld als een raam werk van onder aangepunte palen, door dwarsbalken verbonden.

[Saragossa (De Maagd van -]

Saragossa (De Maagd van -, Augustina, die nadat haar minnaar bij het beleg van genoemde stad was doodgeschoten, zelve zijne plaats op de vestingwerken innam. Na eene belegering van twee maanden waren de Franschen den 15n Augustus 1808 genoodzaakt terug te trekken.

[Saratoga trunk]

Saratoga trunk, (am.), groote reiskoffer, naar de reusachtige koffers, die de dames plegen mee te nemen naar de druk bezochte badplaats Saratoga (in New-York).

[Sarcophaag]

Sarcophaag, (gr.), vleeschverteerder, oorspronkelijk steenen doodkist; thans grafmonument in den vorm van rijkversierde doodkist.

[Sardine]

Sardine, (am.), suffer; aldus naar een vischsoort van dien naam.

[Sardonisch lachen]

Sardonisch lachen, krampachtige aandoening in den vorm van lachen, ook: sarcastisch lachen, aldus naar sardoa (of sardonia) herba, vergiftige soort van hanevoet, eene plant, welker sap stuiptrekkingen deed ontstaan. Als bij

[pagina 1036]

[p. 1036]

Homerus, Odyssea XX, 301-2. Mr. C. Vosmaer vertaalt het door: ‘terwijl een spottende hoonlach rees in zijn hart’.

[Sarepta (Weduwe van -]

Sarepta (Weduwe van -, 1 Kon. XVII:9 en volgg., de weduwe, die Elia den profeet opnam en bereid was te verzorgen. Ze had slechts een handvol meel en een weinig olie; maar het meel werd niet verteerd en de olie ontbrak niet, zoolang de hongersnood duurde. Naar dit verhaal wordt, als een voorraad langer duurt dan men verwachtte, gesproken van de kruik der Weduwe, en daar zij zoo wonderbaar werd geholpen, noemde men liefdadige instellingen, vooral stichtingen voor weduwen vaak Sarepta. Sarepta lag in Sidon, en heet in 't Grieksch Zarphath.

[Sargenes]

Sargenes, Israëlietisch doodkleed (ook bij godsdienstplechtigheden op enkele hoogtijden gedragen), met gevlochten gordel. Het woord is niet Hebreeuwsch, doch afgeleid uit eene andere taal; wellicht van it. sargano (grofdoek voor overtrekken), of van gr. sarganè (= vlechtwerk).

[Sarmatische ziekte]

Sarmatische ziekte, zie Poolsche roos.

[Sarmazachy-Evangelie]

Sarmazachy-Evangelie, Grieksch handschrift op purperkleurig perkament, dagteekenend uit de 6e eeuw, in Dec. 1896 door den Keizer van Rusland aan de Openbare Bibliotheek te St. Petersburg geschonken, en aldus genaamd, omdat het weleer in 't bezit was van de volkplanting Sarmazacha, in Anatolië. Dit handschrift is hetzelfde, dat door Tischendorf indertijd als ‘purper-codex N’ werd aangeduid. Het heeft 182 bladzijden. De grootste helft is in den loop der tijden verloren gegaan; reeds in de 12e en 14e eeuw moeten er vele bladen aan hebben ontbroken. Vóór deze vondst waren er slechts 45 losse bladen van bekend. Zes daarvan zijn in de bibliotheek van het Vaticaan, twee te Weenen, vier te Londen en drie-en-dertig op Patmos, in de bibliotheek van het klooster ‘Johannes de Godgeleerde’.

[Saroepijah]

Saroepijah, zie Roepijah.

[Saroespeler]

Saroespeler, (barg.), dievenopkooper.

[Saroet]

Saroet, (z. afr.), sigaar van salroettoe, jav. sroetoe, eng. ind. cheroot, lange Oostindische sigaar.

[Sarong]

Sarong, (jav. en mal.), letterl. scheede of koker, een van kapok geweven, aan elkaar genaaide lap, in den vorm van een rok; een kleedingstuk voor mannen en vrouwen.

[Saron's roos]

Saron's roos, waarmee zich Sulammit, Salomo's beminde, in het Hooglied (II:1) vergelijkt. Bedoeld is de narcis, die zich in de heuvelachtige en waterrijke vlakte van Saron (of Sarona) van Dôr (Dora) tot Joppe (Japho), in Palestina, langs de Middellandsche Zee uitstrekt.

[Sarrasin]

Sarrasin, (fr.), in de Belgische industrieele wereld den werkman, die geen deel van een syndikaat of eene vakvereeniging uitmaakt, en zoodoende zelf het door hem verlangde werkloon kan bepalen, hetgeen andere door de bedoelde lichamen wordt vastgesteld.

[Sartor resartus]

Sartor resartus, (lat.), de opgelapte versteller (van kleederen). Titel van een satirisch werk van Thomas Carlyle (geb. 1795).

[Sas]

Sas, in Sas van Gent, Strijensas e. derg., beteekent schutsluis, dubbele sluis.

[Sas]

Sas, (barg.), suiker.

[Sasas Solas]

Sasas Solas, half vervallen burchten en vierhoekige torens, waarin de Baskische adel in Spanje, verblijf houdt.

[Sasaks]

Sasaks of Orang Sasak, oorspronklijke bewoners van Lombok (eiland tusschen de eilanden Bali en Soembawah). In de landstaal heet Lombok Tanah Sasak of Salaparang (aloude Hindoesche naam).

[Sascha]

Sascha, (russ.), lieveling.

[Saxophoon]

Saxophoon, hoorn, naar Antoine Joseph Adolphe Sax (1814-1894), verbeteraar der gewone en der bas-clarinet, uitvinder van verschillende instrumenten.

[pagina 1037]

[p. 1037]

[Saskenen]

Saskenen, (barg.), drinken.

[Satan]

Satan, (hebr. tegenstander, vijand, nml. van God) = Duivel (z.a.).

[Satan (De - verandert zich weleens in een Engel des lichts]

Satan (De - verandert zich weleens in een Engel des lichts, 2 Kor. XI:14. Hiermede geeft men zijn argwaan te kennen tegen iemands vriendelijke woorden of heilig en eerwaardig voorkomen. Ook de Joden geloofden, dat de Satan, een gevallen engel, soms ter verleiding der menschen, hun onder de gedaante van een goeden engel verscheen. Mede een leerspreuk der Christelijke asceten, eenvoudig beteekenend, dat de duivel wel eens onder den schijn van goed tot kwaad bekoort.

[Satanische school]

Satanische school, naam door R. Southey (1774-1843) uitgevonden en 't eerst gebruikt in zijn voorbericht van zijne Visions of Judgment (Visioenen van 't Oordeel) voor de schrijvers, die met den godsdienst den draak staken. Eerst toegepast op Byron en zijne navolgers, doch later betrokken de Engelschen ook Rousseau, Shelley, Moore, Bulwer, Victor Hugo, George Sand en Paul de Kock er toe. Ook de leer van den invloed en de werkingen der helsche geesten op aarde.

[Satanisme.]

Satanisme. Die richting in de beeldende kunst, waarbij men booze geesten, duivelen op den voorgrond stelt. In de 18e eeuw ontstond in Frankrijk een heftige strijd tusschen de romantiek en het klassieke, welke zich in onze dagen heeft opgelost in het realisme, afdalend tot het naturalisme, en zelfs tot het satanisme.

[Satansengel (Dit is zijn -]

Satansengel (Dit is zijn -, een doorn in het vleesch, ontleend aan 2 Kor. XII:7.

[Saters, Satyrs]

Saters, Satyrs, vroolijke, zinnelijke mythol. wezens die de bosschen bevolkten. Zij werden niet zoo als de Faunen met dierenpooten afgebeeld, doch geheel in menschelijke gestalte, alleen met een geitenstaartje.

[Sati]

Sati, het verbranden der weduwen in Engelsch-Indië bij de Hindoe's. Het berustte op het denkbeeld, dat de vrouw, bij hen geheel en al de slavin des mans, hem ook na zijn dood moest toebehooren, zoodat de schim des mans den dienst eischte van de schim der vrouw.

[Satira]

Satira, oud satura, eigenlijk: een allegaartje. Eene lanx satura was een schotel met allerlei spijzen gevuld. Vervolgens werden gedichten van verschillenden, weinig samenhangenden inhoud met dezen naam bestempeld, en wordt de naam satura toegepast op de Fescennijnsche kluchten en de Attalische boertspelen. Ennius bracht eene wijziging hierin. Zijne saturae hadden wel de oude afwisseling van vorm en maat, doch waren van meer ernstigen inhoud. Den grooten overgang echter tot het hekeldicht vormen de satiren van Lucilius (148-103) die in zijne schilderingen een critiseerenden toon aansloeg, en aan Horatius tot voorbeeld heeft gestrekt. Zoo werd de satire een soort van causerie op hekelenden toon, bij Horatius vroolijk en luimig, bij Persius en Juvenalis scherp of bitter.

[Satire Ménippée]

Satire Ménippée, (fr.), politiek schotschrift in 1594 tegen de Ligue verschenen en door samenwerking van vele schrijvers ontstaan. Het deed de partij van Henri IV aanmerkelijk winnen. In drie weken werden drie drukken uitverkocht. De naam Ménippée gold reeds eeuwen te voren als bijtende satyre, naar Menippus (omstr. 270 v.C.), een cynischen wijsgeer te Thebe, die 13 boeken satiren schreef, door Lucianus geprezen. Varro gaf diens naam aan zijne satiren, en Seneca en Petronius volgden hem na. Als menippeeën gelden de Gouden ezel van Apulejus, Brieven van Duisterlingen van v. Hutten, Tristram Shandy van Sterne, Gulliver van Swift, Hudibras van Butler, the Dunciad van Pope, le Lutrin van Boileau. Zie ook Menippeaansche satire.

[Satis verborum]

Satis verborum, (lat.), genoeg woorden! al genoeg! Terentius, Phormio, 2, 3, 89 (436) satis jam verborum est.

[Satisfactionsfähig]

Satisfactionsfähig (hgd.), geschikt (wat iemands stand en zedelijkheid betreft) om voldoening (aan de geschonden eer) te geven, door middel van een tweegevecht.

[pagina 1038]

[p. 1038]

[Saturnia]

Saturnia, dichterlijke benaming van Italië, bv. in Vergilius' Aeneïs, I, 569 (Saturnia arva), VIII, 329: Saturnia tellus, eigenlijk de landstreek op den Capitolynschen heuvel bij den Tiber; vervolgens Latium, eindelijk gansch Italië. Naar Saturnus (z.a.).

[Saturnus]

Saturnus, oud-Italische god van den landbouw, onder wiens regeering de Gouden Eeuw (zie Eeuw) geplaatst werd. Saturnus = zaadgod, vanhier de Saturnalia, feesten te Rome in de uitbundigste vreugd met herinnering aan die Gouden eeuw, gevierd 17-24 December, tegen den kortsten dag des jaars, als wanneer de vernieuwing der natuur een aanvang begint te nemen. Naar hem heet bij Ovidius Italië Saturnia en het volk Saturnia gens.

[Sau]

Sau of Schwein, (hgd.), lett. varken, fig. geluk, waarschijnlijk omdat het zwijn voor het nuttigste huisdier doorgaat. In allen gevalle is het opmerkelijk, dat tevens in Frankrijk een armband, enz., waaraan een varkentje is opgehangen, een porte-bonheur = gelukaanbrenger wordt genoemd.

[Saucijsebroodjes]

Saucijsebroodjes worden in klassieke woorden genoemd: ‘Panis socialis in usum studiosorum’, evenals eene sigaar klassiek wordt betiteld als ‘planta Americana (of: herba Nicotiana) in formam cylindricam fabricata.’

[Saul gaat uit om ezels te zoeken, en vindt een koninkrijk]

Saul gaat uit om ezels te zoeken, en vindt een koninkrijk, nopens iemand, die in zijn zoeken teleurgesteld, stuitte op iets van grooter waarde dan datgene waarnaar hij zocht. Ontleend aan 1 Sam. IX:3, 17, 20.

[Saul onder de profeten (Een -]

Saul onder de profeten (Een -, iemand die niet thuis behoort in 't gezelschap, waarbij hij zich voegt of waaronder hij geraakt is. Uit 1 Sam. X:11, 12, of uit 1 Sam. XIX:24.

[Saul's mantel (Dat zijn de slippen van Saul's rok of -]

Saul's mantel (Dat zijn de slippen van Saul's rok of -, 1 Sam. XXIV:5. Eene spreekwijs, die niet in verband staat tot genoemden tekst. Ze dient slechts om aan te duiden: de als flarden aan het lijf hangende kleeren eener vrouw.

[Saul's wapenrusting]

Saul's wapenrusting, nutteloos harnas, hinderlijke ballast. Ontleend aan 1 Sam. XVII:38, 39.

[Saulus-bekeeringen]

Saulus-bekeeringen, plotselinge en volkomene veranderingen van zienswijs en gedragslijn. Uit Hand. IX, waar de plotselinge en totale ommekeer van Paulus - eerst Israëliet en nog wel Farizeeër, daarna eensklaps ijverig Christen - wordt verhaald.

[Saulus' gloed]

Saulus' gloed, Hand. IX:1, een heftige ijver voor eene kerkelijke partij, gepaard met onverdraagzaamheid en verblinding.

[Saure Gurken-Zeit]

Saure Gurken-Zeit, zie Komkommertijd.

[Saus und Braus (Im - leben]

Saus und Braus (Im - leben, (hgd.), in geruisch en getier leven, een vroolijk leventje leiden.

[Sausati]

Sausati, (z. afr.), gekruide stukjes vleesch aan ijzeren pinnen geroosterd.

[Saut de lit]

Saut de lit, (fr.), vroeger een kleedingstuk, aldus genaamd omdat de dames geacht werden, het bij 't verlaten harer legerstede aan te trekken. Een soortgelijk kleedingstuk heet thans matinée.

[Saut périlleux]

Saut périlleux, (fr.), gevaarlijke sprong, een woord uit de taal der kunstemakers: luchtduikeling; het komt, zoover men weet, het eerst in figuurlijken zin, voor in een brief van Henri IV aan Gabrielle d'Estrées van 23 Juli 1593, met het bericht, dat hij dien dag met de bisschoppen zou spreken, en hij voegde er aan toe: ‘Ce sera dimanche que je fairay le sault périlleux’, nl. tot de R.-Katholieke kerk overgaan.

[Sautoir]

Sautoir, (fr. wap.), zie Schuinkruis.

[Sauvage ivre, (Le -]

Sauvage ivre, (Le -, de dronken wilde, Shakespeare, aldus door Voltaire genoemd in het 3e gedeelte van de Dissertations sur la tragédie, in de Voorrede van zijn treurspel Sémiramis.

[Sauvé, merci, mon Dieu]

Sauvé, merci, mon Dieu, (fr.), gered, God zij dank! een zeer dikwerf

[pagina 1039]

[p. 1039]

ironisch gebezigde kreet, wanneer men aan eenigerhande moeilijkheid is ontsnapt. Die woorden komen voor in l'Avocat Loubet I, 6, blijspel van Labiche, Lefranc en Marc Michel (den 28 Aug. 1838, in het Théâtre du Panthéon voor 't eerst opgevoerd).

[Sauvons la caisse!]

Sauvons la caisse! (fr.), laat ons de kas redden! Gezegde, ontleend aan les Saltimbanques (acte II), comédieparade van Dumersan en Varin, voor het eerst opgevoerd in de Variétés te Parijs, in 1838, en dat maar al te dikwerf op zekere financieele operatiën kan worden toegepast.

[Savoir c'est pouvoir]

Savoir c'est pouvoir, (fr.), kennis is macht, de Fransche vertaling der Latijnsche spreuk van Bacon (Novum Organum II, 3), waar ze aldus luidt: Scientia et potentia humana in idem coïncidunt.

[Sawah]

Sawah, (jav. en mal.), bouwland dat onder water kan gezet worden, bewaterbaar rijstveld.

[Saynète]

Saynète, (muz.), Spaansche en Fransche naam voor een kluchtspel met zang, eigenlijk: alles, wat streelt en aantrekkelijk is, vandaar ook: komisch intermezzo (spr. sainetté).

[Scab]

Scab, (am.), werkman niet tot de vakvereeniging van zijn ambacht behoorende; eng. blackleg (zwartbeen); zie Sarrasin.

[Scale-system]

Scale-system, zie Schaalstelsel.

[Scandinavisme]

Scandinavisme, de richting, welke ijvert voor de éenheid van Scandinavië, nl. de politieke éenheid van Zweden, Noorwegen en Denemarken.

[Scapham scapham dicere]

Scapham scapham dicere, (lat.), eene boot eene boot noemen. Het kind bij zijn naam noemen, er geen doekjes omwinden. Vgl. J'appelle un chat enz.

[Scapolare]

Scapolare, zie Scapulier.

[Scapulier]

Scapulier of scapolare, (r.-k.), van m. lat. scapularium = schoudermantel, dat gedeelte van het monniksgewaad, welks éene helft de borst bedekt, terwijl het andere over den rug hangt. Bij de leekebroeders reikt het slechts tot aan de knie, bij de overige geestelijken tot aan de voeten. Lat. scapulae = schouderbladen.

[Scapulier (De Broederschap van het -]

Scapulier (De Broederschap van het -, (r.-k.), geestelijke orde, bestaande uit onderscheidene personen van beiderlei geslacht, welke zich verbinden de goddelijke Moeder bijzonder te vereeren, en tot kenteeken hiervan het zoogenaamde scapulier - twee stukjes laken of zijden stof, waarop zich het afbeeldsel der heilige Maagd bevindt - bij zich dragen. Dat enkel de kloosterlingen van de Karmelietenorde dit scapulier uitdeelen en zulk eene broederschap oprichten mogen, komt uit verschillende pauselijke privelegiën voort. Later is de uitdeeling ook toegestaan aan priesters van andere orden, zelfs ook aan wereldlijke geestelijken; deze behoeven daartoe echter eene bijzondere vergunning. Behalve de Broederschap van het Schapulier van den Berg Karmel, bestaan er verschillende andere.

[Scarabeeën]

Scarabeeën, afbeeldingen van den Heiligen Kever (scarabaeus) op de Egyptische gebouwen, munten, obelisken en andere kunstgewrochten. Het ontstaan en de snelle vermenigvuldiging van dit insect in het achtergebleven slib van den Nijl gaf aanleiding tot de meening, dat het zonder voortplanting geboren werd, en men bewees aan dat dier, als het zinnebeeld der scheppende kracht, eene goddelijke hulde. Om die reden werden ze op steenen gesneden, die deswege den naam van scarabeeën ontvingen.

[Scarpe]

Scarpe, (eng., wap.), smalle linkerschuinbalk, 1/16 der schildhoogte breed.

[Sceatta's]

Sceatta's, de uiterst kleine zilveren munten der Anglo-Saksen, welke vaak in groote hoeveelheid op het strand van Walcheren en elders zijn gevonden.

[Scemando]

Scemando, (it., muz.), verminderend, afnemend.

[pagina 1040]

[p. 1040]

[Scena]

Scena, eigenlijk de achter- en zijwanden van het tooneel; in ruimeren zin het geheele tooneel (theatrum), met inbegrip van het proscenium en de ruimte er achter en er naast. Gr. skènè = tent; de bedekte houten stellage, waarop de tooneelspelers speelden; later: het tooneel.

[Scepter]

Scepter, van gr. skèptron, letterl. datgene, waarop men steunt (van skèptein = ondersteunen), staf. In ouden tijd eene lans zonder metalen spits, gevoerd door koningen als teeken hunner waardigheid. Eertijds was de scepter een lange staf, gelijk later steeds door de Fransche koningen gebezigd werd, van boven voorzien van eene hand als zinnebeeld van het hoogste rechterlijke gezag. Elders gebruikte men in de Middeleeuwen een veel korteren scepter. In dichtwerken wordt een scepter veelal een heerschersstaf genoemd.

[Sch....]

Sch...., naar Duitsche uitspraak sj in half-Nederl of Joodsch-Nederl. woorden. Zie de woorden meest alleen op sj.

[Schaakwerk]

Schaakwerk, (wap.), zie Geschaakt.

[Schaal]

Schaal, (bouwk.), maat, evenredige maatstaf. Voor het maken van bouwkundige teekeningen, plannen enz. bedient men zich van een decimeter of dubbelen decimeter, als maatstaf. Wanneer men nu aanneemt, dat de halve centimeter of vijf millimeter; een centimeter of 2 centimeter een volle meter voorstelt van de werkelijkheid, dan wordt de teekening uitgevoerd op eene schaal van een halve centimeter of 5 millimeter per meter of een centimeter per meter of 2 centimeter per meter van de werkelijkheid.

[Schaal van Nivelles (De -]

Schaal van Nivelles (De -, zie Nivelles en Heildronken.

[Schaalstelsel]

Schaalstelsel, stelsel van belasting op den uit- en invoer van granen. Die belasting (schaalrecht) werd geheven in verhouding tot het rijzen en dalen van den prijs der verschillende granen. Dat stelsel (Scale-system) is in Engeland voor de volharding der Cornlawleague, het Korenwet-verbond onder aanvoering van Richard Cobden, bezweken.

[Schaamrolletje.]

Schaamrolletje. Eene ondergeschikte rol, waarvoor een goed tooneelspeler zich schaamt.

[Schaap (Het verloren - is terecht]

Schaap (Het verloren - is terecht, Luk. XV:6. Spreekwijs, die in schertsenden zin voor allerlei zaken en personen uit het dagelijksch leven wordt gebruikt, welke, na lang gemist te zijn, eindelijk voor den dag komen.

[Schaapscheren (Het ging op een -]

Schaapscheren (Het ging op een -, het ging er op los. Van uitbundige feestvreugde, feestgejoel en getier. Uit 1 Sam. XXV:2, 4 en 36 (Nabal, feestvierend bij gelegenheid dat hij zijne drieduizend schapen scheren liet).

[Schaapskoppen]

Schaapskoppen, spotnaam voor de inwoners van Birdaard bij Dokkum.

[Schaapsteker]

Schaapsteker, (z.-afr.), giftige slang.

[Schaar]

Schaar, (wap.), zinnebeeld der rechtspleging (bij de Germanen); want kort afgesneden haar kenmerkte den misdadiger en den slaaf. Onderscheiden in schapenschaar (force de tondeur) en droogscheerdersschaar (force); eerstgenoemde met puntige uiteinden.

[Schaarmannen]

Schaarmannen, rechters ten tijde der Frankische koningen, als mannen die ten teeken van hun gezag de schaar (z.a.) voerden. Oud-frank. scarmanni, scararii, scariti, scaratores. Koning Pepijn zond naar de vier deelen van zijn rijk comites scaritos of schaargraven uit, om de registers der vonnissen te onderzoeken, en voorzeker ook om in zijn naam recht te doen.

[Schablone]

Schablone, patroon. Bij het decoratie-schilderen maakt men veel gebruik van de schablonen of mallen. Dit zijn uitgesneden papieren, waarop vooraf de vorm, bloem of andere versiering wordt geteekend en daarna uitgesneden, om zoodoende gemakshalve de zich telkens herhalende vorm door te trekken.

[pagina 1041]

[p. 1041]

[Schacht]

Schacht, (wap.), de staande stang van een anker.

[Schaduw van Allah (De -]

Schaduw van Allah (De -, eernaam van Sultan Abdul-Hamid, thans keizer van Turkije.

[Schaduw zijner vleugelen nemen (Iemand onder de -]

Schaduw zijner vleugelen nemen (Iemand onder de -, iemand onder zijne bijzondere bescherming nemen. Schaduw = beschermend dak. Uit Ps. XVII:8; XXXVI:8; LVII:2; LXIII:8.

[Schaduwleeuw]

Schaduwleeuw, (wap.), een leeuw, enkel in omtrek voorgesteld, of met eene zóo dunne kleur bedekt, dat men er de andere stukken en het veld doorheen ziet.

[Schaduwzon]

Schaduwzon, (wap.), eene zon zonder gezicht er op geteekend. Ook zon van kleur.

[Schaepmannetje]

Schaepmannetje, de tweede borrel. Op de bewering ‘een werkman heeft recht op een borrel’ in de 2e Kamer uitgesproken, zou Schaepman hebben laten volgen: ‘wel op twee borrels’.

[Schaffermahlzeit]

Schaffermahlzeit, (hgd.), jaarlijks, in de maand Februari, wordt te Bremen, in het huis Seefahrt, eene in 1525 gestichte inrichting ter verpleging van oude zeekapiteins of door hen achtergelaten bloedverwanten, een maaltijd gehouden, die aldus heet en waarvan de kosten door daartoe aangewezen kooplieden en scheepsgezagvoerders worden gedragen. Dat zijn de Schaffer. Op het bevel ‘Schaffer unnen und boben’, neemt men plaats. Het maal bestaat hoofdzakelijk uit stokvisch, zuurkool en rookvleesch, benevens See fahrtsbier. Naast elk couvert liggen zakjes van goud- of zilverpapier met peper en zout gevuld. Het maal heeft echter eene diepere beteekenis, dan die eener bloote smulpartij. Het moet toch veeleer dienen, om er kooplieden, reeders en scheepslieden aan te herinneren, van hoeveel gewicht de overeenstemming tusschen hen voor de ontwikkeling van handel en zeevaart is. In 1893 woonde prins Hendrik van Pruisen, de broeder des Keizers, zulk een maaltijd bij.

[Schäfflertanz]

Schäfflertanz, (hgd.), alle zeven jaren, in de maand Januari, begeven zich de jeugdige kuipersgezellen van München naar de verblijven van vorstelijke personen, ministers, enz., om vóor hunne deur een eigenaardigen dans uit te voeren, die aan onze quadrille herinnert. Zij zijn alsdan in roode, met wit afgezette buizen, witte vesten en zwarte kniebroeken gehuld en van schootsvellen voorzien. Zoo wordt de bevrijding der stad van eene pestziekte herdacht. Hoewel dat feit vaststaat, is het daarentegen waarschijnlijk dat het niet in 1515 of 1517, zooals men beweert, maar veel vroeger plaats greep.

[Schaft]

Schaft of schacht, (wap.), het hout van den pijl.

[Schagen]

Schagen, (hgd.), uit het zadel lichten, in het zand doen bijten.

[Schakellijm]

Schakellijm, vloeibare lijm sedert ongev. 1870 vervaardigd door Schakel, lampenmaker te Amsterdam, en naar hem genoemd. Verg. Spijkerbalsem.

[Schalk]

Schalk, (bouwk.), werktuig, bestaande uit twee houten palen, aan het boveneind verbonden en van eene katrol voorzien voor het ophijschen van bouwstoffen.

[Schampavi-spelen]

Schampavi-spelen, in het marolsch, (het mengsel van verschillende talen, dat in sommige Brusselsche achterbuurten wordt gesproken), wegloopen, klaarblijkelijk afstammend van het Spaansche werkwoord escampar, dat ongeveer hetzelfde beteekent en tevens met de Fransche uitdrukking prendre la poudre d'escampette = vluchten verwant is. Molière's George Daudin (III, 8), eindelijk, verwijt zijne vrouw te zijn uitgegaan, met de woorden: vous faites des escampatises.

[Schandklok]

Schandklok, de klok, die in vorige eeuwen geluid werd, als bankroetiers onder 't geleide van scheldende straatjongens uit de stad gevoerd werden.

[Schandsteen]

Schandsteen, de steen, waarop in vorige eeuwen de bankroetiers met uithangende (dus ledige) broekzakken werden neergezet.

[pagina 1042]

[p. 1042]

[Schapekoppen]

Schapekoppen, spotnaam voor de inwoners van Lier (in Antwerpen). In 1830, vertelt de sage, waren ook de Lierenaars tegen de Hollanders opgetrokken. Toen zij hen echter zagen afkomen, vluchtten zij in een stal, waar de vijand hen volgde. Daar kwam een der Lierenaars, die onder het hooi en stroo gekropen waren, op den inval te blaten als een lam. ‘Hier zijn niets dan schapen’, zeiden de Hollanders, en trokken verder. Sedert wordt ook, in den omtrek der stad, eene kudde schapen de harmonie van Lier genoemd. - De spotnaam schapekoppen is evenwel ouder dan die sage zegt; sommigen doen hem opklimmen tot Jan IV, hertog van Brabant, die in 1420 de stad de keus liet tusschen het stichten eener hoogeschool en het oprichten eener markt. De Lierenaars kozen eene schapenmarkt, waarop de hertog uitriep: ‘O! die goede lammerbollen!’

[Schapen]

Schapen, spotnaam voor de inwoners van Nieukerken (Waas), die hun pastoor vijandig waren en het hem lastig maakten, door hem na te roepen en dan te blaten als schapen. Ook voor de inwoners van Wieringerwaard.

[Schapen zonder herder (Dat zijn -]

Schapen zonder herder (Dat zijn -, dat zijn menschen of kinderen, die in 't wild omdolen. Vgl. Matth. IX:36, Mark. VI:34.

[Schapendieven]

Schapendieven, spotnaam voor de inwoners van Dordrecht.

[Scharlaken]

Scharlaken, is geen laken. Of scharlack, verbastering van sarlack of sarlacca, d.i. Syrisch rood; uit sar, sarra = Tyrus (hebr. tsoor), en lac(ca) = arabische gom, welke gebezigd wordt om rood te verven. Arab. ysquerlat, turksch iskerlet, de naam der kostbare Oostersche stof, die tegelijk met het woord zelf tot ons is overgebracht.

[Schat in aarden vaten dragen (Zijn -]

Schat in aarden vaten dragen (Zijn -, Het kostelijke door gebrekkige menschen der gemeente gebracht. Uit 2 Kor. IV:7, waar Paulus zulks van zijne Evangelieprediking getuigt. Deze apostel zelf wordt Hand. IX:15 een uitgelezen vat genoemd ter verbreiding van het Christendom.

[Schavalik]

Schavalik, (barg.), zware sjouw.

[Schaverdijnen]

Schaverdijnen, schuiverdijnen = schaatsen.

[Schavotbranders]

Schavotbranders, spotnaam voor de inwoners van Middelburg.

[Scheepjesschelling]

Scheepjesschelling, zie Schelling.

[Scheepspapieren]

Scheepspapieren, (hand.), de noodige papieren, die een gezagvoerder aan boord moet hebben, als: de bijlbrief, de koopbrief, de reederbrief, de chartepartijen, de connossementen, het manifest, de certificaten der lading, de burgerbrief van den gezagvoerder, de monsterrol, de zeepas, de gezondheidspas, de in- en uitklaring der tollen, de inventaris, het scheepsjournaal, het scheepsboek, de meetbrief enz.

[Scheeptrekkers]

Scheeptrekkers, spotnaam voor de inwoners van Dendermonde, Denderleeuw en Harlebeke. Herinnert aan den tijd, toen de Dender en de Leie nog niet gekanaliseerd waren, en vele inwoners der drie gemelde plaatsen hun brood wonnen met schepen te trekken.

[Scheerlijn]

Scheerlijn, (mil.), touw, waarmede de kamptenten worden vastgezet. Zie Haring.

[Scheermes (Een gehuurd -]

Scheermes (Een gehuurd -, iemand, die niet uit liefde, maar slechts voor loon gehuurd, dient, een dienstbaar persoon, van wien geene aanhankelijkheid is te verwachten. Uit Jes. VII:20, waar de koning van Assyrië, als daartoe door God besteld (als 't ware gehuurd), in Juda alles kaal zal scheren.

[Scheeweiëters]

Scheeweiëters, spotnaam voor de inwoners van Winkel-Sint-Kruis (Oost-Vlaanderen). Niet lang geleden, naar 't schijnt, woonde daar een geneesheer, die zijnen zieken schier uitsluitend het gebruik van scheewei (hui of wei van karnemelk) voorschreef.

[Scheiding der Apostelen]

Scheiding der Apostelen, (Gal. II:12), zie Kerkdagen.

[Schellen zijn hem van de oogen gevallen (De -]

Schellen zijn hem van de oogen gevallen (De -, hij heeft

[pagina 1043]

[p. 1043]

beter inzicht gekregen, ontleend aan Hand. IX:18, waar echter niet bedoeld wordt, dat er schellen vielen van de oogen van Saulus (die verblind was door hemelsch licht, en nu weder ziende werd), maar dat 't hem was, alsof er schellen vielen van zijne oogen.

[Schelling]

Schelling, de volksbenaming voor 30 cent, was vroeger een werkelijk bestaande munt van 6 stuivers, en kwam in 1601 in algemeen gebruik. De oudste droegen op de keerzijde een rijk gebloemd kruis en heetten daarom roosschellingen, omstreeks denzelfden tijd tot in 't laatst der 17e eeuw bestonden die met een arend: de arendschellingen; van 1670 tot 1794 die met een oorlogschip: de scheepjesschellingen; van 1672 tot in 't begin der 18e eeuw die met een leeuw en vrijheidshoed: de hoedjesschellingen; van 1672 tot in de 18e eeuw die met een ruiter: de statenschellingen. Deze laatsten waren van zóo slecht gehalte, dat ze in 1693 voor een groot deel door de Staten tot 5½ stuiver werden gereduceerd, en toen zesthalven genoemd werden. Permissieschellingen waren de zesstuiversstukken van Brabant, die gedurende eenigen tijd voor de nominale waarde mochten worden aangenomen.

[Schenker kwam vrij, maar de bakker werd gehangen (De -]

Schenker kwam vrij, maar de bakker werd gehangen (De -, ontleend aan Gen. XL:21, 22. Uitdrukking vooral bij drinkers in herinnering gebleven, en gebruikt om tot drinken aan te moedigen; maar ook, eene jokkernij, ten koste van bakkers.

[Schepen achter zich verbranden (De -]

Schepen achter zich verbranden (De -, zich den pas afsnijden. Plutarchus ‘Over de deugden der vrouwen’ vertelt onder ‘Trojaansche vrouwen’ (vgl. Polyaenus' Strat. VIII, 25, 2), hoe na Troje's val (12e eeuw v. Chr.) de vluchtelingen op hunne schepen in den omtrek van den Tiber verslagen werden en zich daar metterwoon vestigden, doordat hunne verstandige vrouwen de schepen verbrandden.

[Scherp staan]

Scherp staan, (mil.), honger hebben; wellustige hartstochten koesteren.

[Scherpschutter]

Scherpschutter, (mil.), een veelvraat, iemand, die veel honger heeft; ook een wellusteling.

[Schervengerecht]

Schervengerecht, zie Ostracismus.

[Schibus gaan]

Schibus gaan, (barg.), zich uit de voeten maken.

[Schieringers]

Schieringers tegenover de Vetkoopers, twee partijen in Friesland, in den loop der 13e eeuw uit kleine partijschappen ontstaan, en elkander fel bestrijdend. De eersten noemden zich naar de schieraal of paling, die in Westergo gevangen, een lievelingsspijs was der parvenus, die gegoed waren geworden door den handel. De Vetkoopers, de oude landbezitters, ontleenden hun partijnaam aan de vele runderen, die zij in Frieslands oostelijke streken vetweidden.

[Schiermonnikoog]

Schiermonnikoog, eiland der grijze monniken; schier of skier beteekent grijs; oog of âge = eiland.

[Schierroeken]

Schierroeken, bijnaam voor de inwoners van Beetgum bij Leeuwarden. Het Friesche woord schier beteekent grauw en roeken zijn kraaien.

[Schikgodinnen]

Schikgodinnen, gr. moirai (van moira = deel), lat. parcae (van pars = deel), Clotho, Lachesis en Atropos, daar zij over 's menschen leven en sterven beschikken.

[Schild]

Schild, een metalen plaat, die dient om een of ander kwaad af te weren, werd in de oudheid en de middeleeuwen, en wordt thans bij de wilden gebruikt om zich voor pijlen en lanssteken enz. te beschermen. In de Middeleeuwen waren de schilden versierd met gekleurde afbeeldingen, strepen of kruisen, en werden de oorsprong der geslachtswapens. Groote gouden munten, die in Frankrijk en de Nederlanden sedert de 14e eeuw verschenen en waarop de landsvorst met een of twee wapenschilden voorkwam, zittend op een gestoelte, heetten ook schilden, maar in 't Fransch chaises; terwijl daarentegen in laatstgenoemd land de naam écu (z.a.) = schild, werd gegeven aan groote zilveren munten, in Spanje escudo (z.a.) en in Italië scudo.

[pagina 1044]

[p. 1044]

[Schildburgerstreken]

Schildburgerstreken, synoniem met kamperstukjes, Beotima (zie Beötiër), naar Schilda (in Zwaben) of Schilda (in Saksen, registr. Merseburg), waarvan de bewoners, evenals die van Bremen, zich bespottelijk maakten door hunne dwaasheden, die ze opzettelijk begingen, nadat ze om hunne wijsheid aanhoudend overal om raad en hulp waren heengeroepen. Evenzoo Polkwitz (Pruisen, registr. Liegnitz) en Schöppenstedt (in Brunswijk).

[Schilderen]

Schilderen, (mil.), op post staan.

[Schilderjas]

Schilderjas, (mil.), ruime mantel door den schildwacht alleen bij strenge koude gedragen.

[Schilderofficier worden]

Schilderofficier worden, (mil.), gedegradeerd worden.

[Schildhoek]

Schildhoek, (wap.), vrijkwartier op ¼ der gewone grootte.

[Schildhouders]

Schildhouders, (wap.), menschen (ook engelen, meerminnen, enz.), en dieren (wezenlijke of denkbeeldige) die ter weerszijden van het schild staande, het schijnen vast te houden. Ze zijn onderscheiden in soutiens, supports en tenants; z.a.

[Schinderhannes]

Schinderhannes, letterlijk Jan de Vilder, een groote dief, naar den bijnaam van Johannes Bückler, het hoofd eener rooverbende, die tegen het einde der 18e eeuw de oevers van den Rijn onveilig maakte. Hij maakte het zoo erg, (ook door het plegen van inbraak), dat sommige beangste Israëlieten eene overeenkomst tot hunne vrijwaring met hem sloten. Eindelijk werd hij gevangen genomen, en, ofschoon hij nooit een moord gepleegd had, viel zijn hoofd op 21 November 1803 te Mainz onder de guillotine.

[Schip-]

Schip- of Koggenobel, zie Nobel.

[Schipperke]

Schipperke, (spr. skipperke), in België een rashond, naar men zegt, aldus genaamd, omdat die dieren oorspronkelijk door Nederlandsche schippers daarheen werden overgebracht.

[Schismocrates]

Schismocrates, welk woord schisme tot wortel heeft, werd omstreeks 1897 door de aanhangers van den katholieken staatsman Woeste, in België, ter aanduiding der door abt Daens aangevoerde christen-socialen, hunne tegenstanders, uitgedacht. Men noemt dezen ook boerensocialisten, socialistes verts, en groene socialisten, die beide laatste uitdrukkingen om hen van de roode socialisten te onderscheiden.

[Schlaraffen-land]

Schlaraffen-land, denkbeeldig land, luilekkerland, waar men een zorgeloos, geheel aan zinrijk genot overgegeven leven leidt; vandaar schlaraffen-leven. Van middel-hgd. slûren, ledig loopen, en slur-affe, luilak.

[Schlaraffia]

Schlaraffia, internationale vereeniging tot onderlinge hulp in allerlei gevallen, van tooneel- en toonkunstenaars en bijzondere tooneelvrienden. De leden dragen naar hun rang in de vereeniging verschillende oude titels en namen en door overeengekomen teekens en woorden weten de leden elkaar te onderscheiden.

[Schlemihl (Peter -]

Schlemihl (Peter -, de man, die zijne schaduw aan den duivel verkoopt, in Chamisso's (1781-1838) geestig verhaal van dien naam. In figuurlijken zin toegepast op ieder, die een wanhopigen en dommen koop doet. Hebr. schlemihl = arme jongen. Ook in joodsch-duitsch een onaanzienlijk, verstandelijk onbeteekenend mensch, wien het in alles tegenloopt

[Schloeber]

Schloeber, gemeene kerel, scheldnaam in 't leger in Indië gebruikelijk, eerst in 1872 voor Nederlanders, en in 1874 op Atjeh als scheldnaam voor de Atjehers. Door een officier in een oogenblik van toorn uitgesproken, zonder bij dezen bekenden oorsprong. Het woord was voor veertig jaar als sloeber in het Vlaamsch te Brussel in gebruik. Waarschijnlijk is het verwant met het Ned. slobbe eigenlijk slabbe of slab = morsdoek, overdrachtelijk echter, volgens Weiland, iemand, die het morsigste werk in een huishouden verricht, en dus als het ware diens morsdoek is.

[Schmalkaldisch verbond (Het -]

Schmalkaldisch verbond (Het -, werd den 31en December 1530 te

[pagina 1045]

[p. 1045]

Schmalkalden gesloten door negen Protestantsche vorsten en graven uit de huizen Saksen, Brunswijk, Hessen, Anhalt en Mansfeld, alsmede door elf rijkssteden, ter gezamenlijke verdediging van hun geloof en tot handhaving hunner staatkundige onafhankelijkheid tegenover den keizer en de R.-Katholieke standen. De voornaamste aanvoerders van het verbond waren keurvorst Johan de Bestendige, Johan Frederik de Grootmoedige van Saksen, en landgraaf Philips van Hessen. De bondgenooten hielden in 1537 te Schmalkalden de bondsvergadering, waarop de Schmalkaldische artikels werden vastgesteld. Hunne weigering om afgevaardigden te zenden naar het concilie van Trente gaf in 1546 aanleiding tot den Schmalkaldischen oorlog, die na de overwinning der Oostenrijkers bij Mühlberg 24 April 1547 met de vernietiging van het verbond eindigde.

[Schmalkaldische artikels]

Schmalkaldische artikels, noemt men de door Luther in December 1536 te Wittenberg opgestelde geloofsbelijdenis, welke tot grondslag zou dienen voor de onderhandelingen op een door paus Paulus III te Mantua samengeroepen Concilie, dat echter in Februari 1537 door de Protestantsche standen te Schmalkalden werd afgewezen. Eerst in 1580 als symbolisch erkend en in het Concordiënboek opgenomen. Het handschrift van Luther, in de boekerij te Heidelberg bewaard, is in 1817 (te Berlijn) door Marheineke in het licht gegeven.

[Schmollis trinken]

Schmollis trinken, broederschap (Bruderschaft) drinken, bij de Duitschers. Volgens sommigen (niet bewezen) beweren aldus uit Sis nihi mollis, wees mij goed.

[Schnadahüpfel]

Schnadahüpfel, volksdeuntjes uit de Alpenlanden.

[Schnebeliet]

Schnebeliet, ontploffingsmiddel (1894), vijfmaal krachtiger dan dynamiet, en 50 percent goedkooper dan eenige andere ontplof bare stof. Genoemd naar de uitvinders, de gebroeders Schnebelin, de een abt, de ander luitenant.

[Schnell fertig ist die Jugend mit dem Wort]

Schnell fertig ist die Jugend mit dem Wort, (hgd.), de jeugd is spoedig met het antwoord klaar. Schiller, Wallenstein II, 2, woorden van Wallenstein, als Max hem smeekt geen verrader te worden.

[Schnitzelreiten]

Schnitzelreiten, (hgd.), zeker sport, waarbij de ruiters hunne makkers moeten opzoeken, door een door papiersnippers min of meer aangeduid spoor te volgen. Nederl. snipperjacht, eng. en ook naar Frankrijk overgewaaid: paperhunt.

[Schobbeltje]

Schobbeltje, (barg.), stuivertje.

[Schoen (Hij weet, waar de - wringt.]

Schoen (Hij weet, waar de - wringt. Plutarchus spreekt in zijn ‘Leven van Paulus Aemilius’ van een zekeren Romein, die zijne vrouw verstooten had. Toen een vriend hem vroeg: ‘Was zij niet schoon? Was zij niet kuisch? Was zij niet vruchtbaar?’ stak hij zijn schoen vooruit en zeide: ‘Is hij niet schoon? Is hij niet nieuw? Toch weet niemand, waar hij wringt, behalve degene, die hem draagt’.

[Schoen op werpen (Ergens zijn -]

Schoen op werpen (Ergens zijn -, iets aan zich onderwerpen. Gewoonte van Oostersche vorsten, ter aanduiding dat zij op iemand of iets den voet konden zetten. Vgl. Ps. CVIII:10.

[Schoenersbriktuig]

Schoenersbriktuig, éen volgetuigde mast met raas, en éen zonder.

[Schoenerstuig]

Schoenerstuig, twee masten zonder raas.

[Schoenriemen (Niet waardig zijn zijne - los te maken]

Schoenriemen (Niet waardig zijn zijne - los te maken, ontleend aan Mark. I:7, Luc. III:16, Joh. I:27 (vgl. Hand. XIII:25). Dit losmaken was het werk der geringste slaven.

[Schoen-uittrekking]

Schoen-uittrekking, zie Galietsa. Het uittrekken van den schoen en het geven van dien aan een ander was een rechterlijk bewijs van overdracht (Deut. V:9, 10; Ruth IV:7); want met den schoen betreedt men een stuk gronds, en wat men onder zijne schoenen, d.i. voeten heeft, heeft men in zijne macht (Rosenmüller, ‘Morgenland’, III, 71 vg.).

[pagina 1046]

[p. 1046]

Die schoenen bestonden en bestaan nog in zolen of sandalen van hout of leder, boven de voeten vastgebonden met riemen. Rijke Oosterlingen dragen thans pantoffels of babouches (Turksche pantoffels) van goudstof of zijde; de oude Perzen bezigden gewoonlijk sandalen, doch soms schoenen en halve laarzen.

[Schofje]

Schofje, (barg.), stil.

[Schoften]

Schoften, (barg.), heeren.

[Schoften (Zich -]

Schoften (Zich -, (mil.), zich in acht nemen, b.v. Schof je voor dien kapitein. (Geheel verouderd).

[Schoftin]

Schoftin, (barg.), juffrouw, waardin.

[Schok]

Schok, (barg.), kermis.

[Schokkem geven]

Schokkem geven, (barg.), slaan; een pak slaag geven.

[Scholastieken]

Scholastieken, Middeleeuwsche wijsgeeren, die de geloofsleer wetenschappelijk en methodisch zochten te verdedigen en toe te lichten. De grootste hunner was St. Thomas van Aquino († 1274). Men kan drie tijdperken der Scholastiek onderscheiden: 1o. de Middeleeuwsche, van de 12e-15e eeuw; 2o. de nieuwere, 16e-17e eeuw; 3o. de hedendaagsche, sinds de 2e helft der 19e eeuw. Gr. en lat. scholastikos, -cus = ledigen tijd hebbend, zonder bezigheid; hij die zijn ledigen tijd aan de wetenschappen wijdt. Bij de Romeinen: leermeester, vooral der welsprekendheid, leeraar der rhetorica, aangesteld bij eene der keizerlijke scholen.

[Scholiast]

Scholiast, schrijver van scholiën. Eigenl. iemand, die zijn ledigen tijd aan de wetenschappen wijdt.

[Scholiën]

Scholiën, verklaringen van Grieksche of Latijnsche schrijvers. Gr. scholion = uitlegging, verklaring.

[Schollekop]

Schollekop, bijnaam voor de Scheveningsche vischvrouwen.

[Schollekoppies]

Schollekoppies, visscherskindertjes te Scheveningen.

[Scholm]

Scholm, (barg.), schavot.

[Scholtianen]

Scholtianen, afgescheidenen, lieden, die zich van de Ned. Herv. Kerk hadden afgescheiden (omstr. 1835); zoo genoemd naar Hendrik Peter Scholte, predikant te Doeveren.

[Schommeling (Het -]

Schommeling (Het -, (barg.), het huisraad.

[Schon dagewesen!]

Schon dagewesen! (hgd.), is al meer voorgekomen! Gezegde van den eerwaardigen en beminlijken rabbijn in Karl Gutzkow's drama Uriël Acosta (1853); hij vertrouwt op de kracht der Kerk, en wil Uriël om zijn strijdschrift niet veroordeeld zien; want, zoo redeneert hij, dàt kan de Kerk niet schaden; velen hebben datzelfde gezegd, wat hij in zijn boek zegt, en de Kerk bestaat toch nog.

[Schöne (Auch eine - Gegend]

Schöne (Auch eine - Gegend, (hgd.), ons 't is wat moois, thans ironisch in aller mond, is ontleend aan Berlin, wie es ist - und trinkt, van Brennglas (recta Glasbrenner), een in 1832 voor 't eerst verschenen komisch verhaal, dat buitengewonen opgang maakte.

[School]

School, (barg.), kerk.

[Schoolkameraad]

Schoolkameraad, (barg.), gevangenismakker.

[Schoolsche wijsbegeerte]

Schoolsche wijsbegeerte, hgd. Schulphilosophie. Zie Scholastiek.

[Schooltijd]

Schooltijd, (toon.), de repetitie.

[Schoolverzuim:]

Schoolverzuim:

Stukjes draaien,te Amsterdam.
Starlokeren,te Rotterdam.
Spijbelen,te Leiden, Den Haag, Utrecht en Nijmegen.
Een schotje maken,te Enkhuizen.
Een sluipertje maken,te Deventer.
Uit strikken gaan,te Nijmegen.
Schoften gaan,te Amersfoort.
Schooltje maken,te Schoonhoven.
Er uit blijven,te Hilversum.
Heggetje doen,te Sommelsdijk.
Pijpjes draaien, (pijp = brug).te Leeuwarden
Den bink steken,te Haarlem.
Schielokeren,te Rotterdam.
Platloopen,te Groningen.
Schuilen maken,te Breda.
Achter de heg loopen,te Oudenbosch.

[pagina 1047]

[p. 1047]

[Schooner]

Schooner of Schoener, eerste type der voor- en onder- scherpe schepen. Het achterschip is, voorzoover dit boven water blijft, uitgebouwd, zoodat 't roer door een soort van koker loopt, hennegat geheeten. Een effen vlak van achter de spiegel genaamd, meer of minder versierd, prijkt met den scheepsnaam. Inhoud 120 à 200 zeetonnen. Hij is gekoperd, en vaart op de havens van den Atlantischen oceaan.

[Schooner (Driemast -]

Schooner (Driemast -, heeft drie masten, meet 200 tot 300 ton, en wordt in dezelfde vaart gebruikt als de schooner.

[Schoonmama of moeder van Europa (De -]

Schoonmama of moeder van Europa (De -, de Koningin van Denemarken (prinses Louise van Hessen-Kassel, geb. 7 Sept. 1817, † op het kasteel Bernstorff Sept. 1898), gemalin van Christiaan IX. Door de huwelijken harer kinderen (drie zonen en drie dochters) en kleinkinderen was een groot aantal vorstenhuizen van Europa aan haar verwant.

[Schorpioen-olie(-zalf);]

Schorpioen-olie(-zalf); oudtijds meende men, dat de scorpioen ook een vocht bij zich droeg, waardoor zijn venijnige steek weder genas. Ook van de giftige padden werd zoo iets beweerd.

[Schorpioenen (Met - kastijden]

Schorpioenen (Met - kastijden, zeer streng en wreed behandelen. Uit 1 Kon. XII:11b, 14b, waar met schorpioenen bedoeld is eene soort van smartelijk wondende geesels, bestaande volgens Ephraïm Syrus uit een darmvormig, met zand opgevuld en met scherpe stekels bezet lederen werktuig.

[Schot en lot betalen]

Schot en lot betalen, eigenlijk: de geheele belasting iemand opgelegd voldoen, ook de extra bijdrage (opcenten, zou men tegenwoordig zeggen). Schot = belasting, lot = het toebedeelde bedrag. Ook in het Engelsch bestaat dezelfde uitdrukking in deze beteekenis.

[Schotsche wals van drie]

Schotsche wals van drie, (rest.), gebakken brood met drie spiegeleieren.

[Schout-bij-nacht]

Schout-bij-nacht, schertsende benaming eener vroedvrouw.

[Schovel]

Schovel, (barg.), slecht.

[Schragen]

Schragen, (barg.), beenen.

[Schrank (Op de - loopen]

Schrank (Op de - loopen, (barg.), geld uit de toonbanklade stelen.

[Schrap (De roode -]

Schrap (De roode -, (mil.), de roode chevron, teeken van zesjarigen dienst. Bij de jongste uniformverandering afgeschaft.

[Schreit (Het - ten hemel]

Schreit (Het - ten hemel, het is verschrikkelijk, herhaaldelijk voorkomend in den Bijbel, bv. Gen. IV:10, Jac. V:4. Vanhier de uitdrukking roepende (= gruwelijke) zonden.

[Schrift (Hij heeft beenen naar de -]

Schrift (Hij heeft beenen naar de -, d.i. dunne, magere, leelijke beenen. Vgl. Ps. CXLVII:10: beenen, waaraan de Heer geen welgevallen heeft.

[Schriftgeleerden]

Schriftgeleerden, (hebr. Sopherîm), bij de Israëlieten na de Babylonische ballingschap: mannen, die zich toelegden op de kennis der gewijde schriften, vooral der boeken van Mozes, zoodat zij uitspraak konden doen in godsdienstige en burgerlijke geschillen. Veelal verdiepten zij zich in haarklooverijen, en waren wegens verschil van uitlegging vaak met elkander in twist. In de Septuag. grammateis.

[Schrijven moet men, zegt papaatje,
Eveneens alsof men praat]

Schrijven moet men, zegt papaatje,
Eveneens alsof men praat,
aanhaling uit een der kindergedichtjes van Van Alphen.

[Schroef (Voor de -]

Schroef (Voor de -, (mil.), voor den krijgsraad.

[Schroevendraaier]

Schroevendraaier, steek. Opmerkelijk is, dat hetzelfde voorwerp in de Fransche volkstaal eenzelfden naam (tournevis) draagt, en vandaar een gendarme in sommige deelen des lands aldus wordt genoemd. In Frankrijk dragen de gendarmes namelijk zulke hoofddeksels.

[Schudt het stof van de voeten]

Schudt het stof van de voeten, voor, iets met verachting den rug toekeeren, is aan Matth. X:14 ontleend.

[pagina 1048]

[p. 1048]

[Schuier]

Schuier, (barg.), mes.

[Schuingekruist]

Schuingekruist, (wap.), geplaatst in den vorm van een schuin- of St. Andrieskruis (×).

[Schuingetinneerd]

Schuingetinneerd, (wap.), de tinnen hellen hierbij onder een hoek van pl. m. 45o.

[Schuinkruis]

Schuinkruis, (wap.), St. Andrieskruis.

[Schuinsmarcheerder]

Schuinsmarcheerder, (barg.), losbol, eigenlijk: een hond, die loopt altijd in eene schuinsche richting.

[Schuit (De -]

Schuit (De -, (mil.), strafpeloton, strafexerceeren, straf voor geringe overtredingen; ook Varen.

[Schuitjevaren]

Schuitjevaren, (mil.), straf exerceeren.

[Schuiven (Onder de wol -]

Schuiven (Onder de wol -, (mil.), naar bed gaan.

[Schuldvergelijking]

Schuldvergelijking heeft plaats, als twee personen wederkeerig elkanders schuldenaar worden, zóó dat de beide schulden elkander over en weder geheel of ten deele vernietigen.

[Schuldvermenging]

Schuldvermenging, heeft plaats als (b.v. door erfopvolging) de hoedanigheid van schuldeischer en die van schuldenaar zich in denzelfden persoon vereenigen.

[Schulze und Müller]

Schulze und Müller, zie Kladderadatsch.

[Schuldvernieuwing]

Schuldvernieuwing, zie Novatie.

[Schuren]

Schuren, (barg.), geeselen.

[Schutbieren.]

Schutbieren. Onder de grappen van den ouden tijd behoorde ook het gewelddadig belemmeren van den gang van pasgehuwden naar hunne woning. Dit werd schutten genoemd. Om vrij te komen, moesten ze drinkgelden geven, die schutbieren heetten.

[Schutten]

Schutten, (barg.), in hechtenis nemen.

[Schutter (De -]

Schutter (De -, sterrenbeeld in den Dierenriem, afgebeeld als een centaur, die een pijl afschiet.

[Schutter (Een -]

Schutter (Een -, (rest.), een half glas bier.

[Schutteren]

Schutteren, (mil.), slecht exerceeren, ook iets verkeerd of onhandig uitvoeren.

[Schwamm drüber]

Schwamm drüber, (hgd.), zand er over (lett. de spons er over) stopwoord in het air van den overste Ollendorf in Millöcker's Bettelstudent.

[Schwein]

Schwein, (hgd.), geluk. Zie Sau.

[Schwemme]

Schwemme, (hgd.), in Oostenrijk en oostelijk Midden-Duitschland, het vertrek in een bier- of koffiehuis, waar de bezoekers van minderen rang zich ophouden, in tegenstelling tot het Herrenstübel = heerenkamertje. De uitdrukking komt van het Poolsche karczma (spr. kartschma) = herberg, een woord dat in de Zigeunertaal kertschumma, dat dezelfde beteekenis heeft, en katschäume, vroeger in West-Duitschland in gebruik, deed ontstaan. Ook kaschemme, in de taal der Berlijnsche misdadigers, de restauratie of het koffiehuis, waarin zij met hunne kornuiten verkeeren, is daarmede verwant.

[Scie]

Scie, (fr.), een refrein, een kreet of eenigerhande werktuigelijk voortgebracht gedruisch, dat vooral door de straatjeugd tot vervelens toe wordt herhaald. Zoo bv. de zegswijzen: On dirait du veau. Et ta soeur? Ohé, Lambert! of En voulez-vous des z'homards? of wel het gedruisch van den zoogenaamden cri-cri. Vandaar benaming voor een vervelend tooneelstuk, dito opera, gesprek, partij en derg.

[Scientia acquiritur litteris]

Scientia acquiritur litteris, (lat.), door letterkundige studie wordt wetenschap verworven.

[Schweppermann]

Schweppermann, zie Jedem ein Ei, enz.

[Scilicet]

Scilicet, (lat.), namelijk. Gebezigd vóór een woord of eene omschrijving, die tot verduidelijking moeten strekken. Uit scire licet = men kan weten; evenals videlicet (in denzelfden zin) uit videre licet = men kan zien.

[pagina 1049]

[p. 1049]

[Scotch Greys]

Scotch Greys, het 2e regiment dragonders in Engeland, zeer beroemd. Grey, grijs, naar de kleur der uniform.

[Scotland Yard]

Scotland Yard, het hoofdkwartier der Londensche politie. Zoo genoemd naar een paleis, aldaar gebouwd ter ontvangst van de koningen van Schotland, wanneer zij Engeland bezochten.

[Scott (De Belgische Walter -]

Scott (De Belgische Walter -, Hendrik Conscience (1812-83).

[Scott (De Nederlandsche Walter -]

Scott (De Nederlandsche Walter -, Jacob van Lennep, later: Hendrik Jan Schimmel. De Belgische Walter Scott, Conscience, en Lord Byron noemde Ariosto den Walter Scott van Italië.

[Scott (De Zuid-Afrikaansche Walter -]

Scott (De Zuid-Afrikaansche Walter -, d'Arbez (volgens den Mosselbay Advertiser).

[Scratch]

Scratch, (sport), zoowel in Engeland als in Frankrijk de lijn, waarop zich de fietsers, die aan een wedloop deelnemen, bij het vertrek moeten plaatsen. Vandaar in 't Fransch course scratch, d.i. zulk een wedstrijd waarbij zich de gezamenlijke mededingers op éene lijn moeten opstellen. Nederl. van meet.

[Screw]

Screw, (sport), schroef.

[Screwdriver]

Screwdriver, (sport), schroevendraaier.

[Scribendi recte sapere est et principiam et fons]

Scribendi recte sapere est et principiam et fons, (lat.), goede kennis dragen is beginsel en bron van (is de onmisbare voorwaarde tot) goed schrijven; Horatius, Epistola ad Pisones, 309.

[Scribunda fata]

Scribunda fata, (lat.), de te beschrijven lotgevallen; zie Fatum. De schikgodinnen (Parcae) werden geacht het levenslot van ieder mensch bij zijne geboorte op te schrijven; daarom werden zij op den laatsten dag der week, waarin een kind geboren was, aangeroepen, vereerd door de ouders.

[Scrinium]

Scrinium, (lat.), doos tot bewaring van handschriften, die daarin opgerold naast elkander werden gezet. Onder de Rom. Keizers heetten de bureelen der keizerlijke kanselarij scrinia.

[Scrutin de liste]

Scrutin de liste, zie Liste (Scrutin de -.

[Scudo]

Scudo, (it.), schild, fr. écu, naam eener groote zilveren munt, ter waarde van ongeveer 2 à 3 gulden, b.v. in Napels f 2.40, in Venetië f 3.10, in Rome f 2.40, in Milaan f 2.15, enz. Scudo d'oro, gouden munt in Venetië ongeveer f 59. -

[Scull]

Scull, (sport), bootje in den vorm van een omgekeerden hoofdschedel (skull). Bij een roeiwedstrijd roeit men met ‘double sculls’ zonder stuurman. Zie ook bij Regatta. De roeier in een scull heet sculler. Het roeien in een scull = sculling.

[Scylla]

Scylla, (gr.), de verpersoonlijking van een gevaarlijken draaikolk in zee. Zie Charybdis.

[Scyphatoi]

Scyphatoi, Byzantijnsche schotelvormige gouden munten. Gr. skuphos = beker. Deze munter werden in de Middeleeuwen weleens in den grond gevonden; volgens het bijgeloof had de regenboog ze daar neergeworpen, en was zulk een regenboogschoteltje alleen door een Zondagskind te vinden. Ook gouden brakteaten werden als regenboogschoteltjes beschouwd.

[S'amuser à la moutarde]

S'amuser à la moutarde, (fr.), vroeger zeide men: aller au vin et à la moutarde, hetgeen tot in de vorige eeuw beteekende, zich als een kwâjongen vermaken, lanterfanten (Rabelais II, 20). Later bezigde men de aangehaalde uitdrukking (vandaar moutard, voor knaap), die in figuurlijken zin beteekent: de hoofdzaak vergeten door zich met beuzelingen bezig te houden. - S'amuser aux bagatelles de sa porte, dat dezelfde beteekenis heeft, komt van de uitroepers bij kermistenten, die daarmede te verstaan willen geven, dat men veeleer naar binnen dient te gaan, in plaats van zich met de kwinkslagen en potsen van Paljas te vergenoegen.

[pagina 1050]

[p. 1050]

[Se]

Se (niet si) non è vero, è (molto) ben trovato, als het niet waar is, is het toch (heel) goed bedacht; Giordano Bruno, Gli eroici furori (1585) II, 3 dial.

[Se retirer dans un fromage de Hollande]

Se retirer dans un fromage de Hollande, (fr.), zich in eene Hollandsche kaas terugtrekken. Lafontaine, Fables VII, 3: Le Rat qui s'est retiré du Monde; in weelde leven, al klagend over de moeilijke tijden.

[Se soumettre ou se démettre (Quand la France aura fait entendre sa voix souveraine, croyez-le bien, Messieurs, il faudra -]

Se soumettre ou se démettre (Quand la France aura fait entendre sa voix souveraine, croyez-le bien, Messieurs, il faudra -, (fr.), als Frankrijk zijne oppermachtige stem zal hebben doen hooren, zal men zich, gelooft mij, mijne heeren, moeten onderwerpen of aftreden. Woorden van Gambetta, in eene vergadering van kiezers te Rijssel (15 Aug. 1877), nadat de voorzitter der Republiek, Mac-Mahon, de Kamer der Volksvertegenwoordigers had ontbonden.

[Se taire, sans murmurer]

Se taire, sans murmurer, (fr.), zwijgen, zonder te brommen, regel uit Michel et Christine, vaudeville in een bedrijf van Scribe en Dupin (den 3en Dec. 1821 in het Gymnase voor 't eerst opgevoerd), waarin het den soldaat ten plicht wordt gemaakt. Die woorden worden immer schertsender wijs aangehaald. Immers, zwijgt men, dan kan men moeilijk brommen.

[Séance continue (La -]

Séance continue (La -, (fr.), zie Messieurs, la enz.

[Séant]

Séant, (fr. wap.), zittend.

[Seat pillar]

Seat pillar, (sport.), zadelpen.

[Sebastiaan (Sint -]

Sebastiaan (Sint -, de beschermheilige der boogschutters; de martelaar die, aan een boom gebonden, met pijlen doorboord werd. Ook de patroon der spelde- en naaldenmakers, zoowel als van de krijgslieden in sommige landen.

[Sebastianisten]

Sebastianisten, zij, die gelooven, dat Don Sebastian, koning van Portugal, (die in 1578 in den slag bij Alcazarquebir (Kassr-el-Kebir) viel, doch wiens lijk niet gevonden werd) op de aarde zal wederkeeren, wanneer Brazilië het hoofdkoninkrijk der wereld zal worden.

[Sécher les plâtres]

Sécher les plâtres, (fr.), de kalk opdrogen. Dat wordt men geacht te doen, wanneer men een pasgebouwd huis bewoont. Hgd. Trockenwohner.

[Seckar]

Seckar (ook sékar), (hebr.), loon, belooning, in het bijzonder belooning hiernnamaals.

[Seclusie (Acte van -]

Seclusie (Acte van -, acte van uitsluiting, 4 Mei 1654, waarbij bepaald werd, dat de Prins van Oranje (Prins Willem III, later koning van Engeland) niet meer zou zijn kapitein-generaal en admiraal der Vereenigde Nederlanden. Ze bleef tot 1660 bestaan.

[Second City of the British Empire (The -]

Second City of the British Empire (The -, (eng.), de tweede stad van het Britsche rijk, Bombay, in Voor-Indië.

[Secret de polichinelle (Le -]

Secret de polichinelle (Le -, (fr.), het geheim van polichinelle, een geheim, aan bijna ieder bekend. Men citeert soms:

Entre nous, c'est ce qu'on appelle

Le secret de polichinelle.

La Mascotte II, 12.

Maar de uitdrukking is veel ouder dan deze operette. Men noemt dit ook: le secret d'harlequin.

[Secularisatie]

Secularisatie, naasting door den Staat van kerkelijke goederen; verwereldlijking van hetgeen geestelijk was.

[Secunda Petri]

Secunda Petri, (lat.), ook wel altera pars Petri, het tweede deel van Petrus, wordt gebruikt van oordeel of vermogen om te oordeelen. Bedoeld is het 2e boek der Logica van Petrus Lombardus († 1164), dat De judicio (over het oordeel) handelt.

[Secundogenituur]

Secundogenituur, vooraf bepaalde schadeloosstelling voor jongere zonen van een adellijken stam, wanneer de eerstgeborene in het bezit blijft van het geheel der voorvaderlijke goederen. Ook geeft men dien naam wel aan een vor-

[pagina 1051]

[p. 1051]

stendom, dat steeds aan de jongere prinsen uit een vorstelijk stamhuis wordt toegekend. Zoo was bij b.v. Toscane tot 1859 eene secundogenituur van het Huis Habsburg-Lotharingen.

[Secundum legum Artum]

Secundum legum Artum, (verbasterd lat.), uit secundum legem artis, d.i. naar den eisch van de kunst.

[Secundum Lucam]

Secundum Lucam, zie Lucam (Het is niet secundum -.

[Sed nunc non erat his locus]

Sed nunc non erat his locus, (lat.), maar het was thans hiervoor de plaats niet; Horatius, Epistola ad Pisones 19.

[Sedan-chair]

Sedan-chair, een gesloten draagstoel, als in Engeland in gebruik was in de 16e en 17e eeuw, zelfs nog later. Van het lat. sedes, zetel, en volstrekt niet naar Sedan, de stad in Frankrijk aan de Maas. Het gebruik kwam juist van Engeland naar Frankrijk over.

[Sedandag]

Sedandag, 2 September in Duitschland ter herdenking van het feit, dat keizer Napoleon III in den Fransch-Duitschen oorlog 1870/71 te Sedan zijn degen overgaf aan koning Wilhelm van Pruisen. Wordt in 1899 voor 't laatst gevierd.

[Seder]

Seder, zie Seider.

[Seder-avond]

Seder-avond, de twee eerste avonden van het Joodsche Paaschfeest, wanneer de Israëlitische huisvader, door een zijner kinderen ondervraagd, de beteekenis verklaart van het ongezuurde brood en het bitterkruid (de bittere saus, waarmee het Paaschlam wordt gegeten), die daar op tafel liggen, en daarbij uit de Hagada de geschiedenis van den wonderbaren uittocht uit Egypte verhaalt.

[Sedes apostolica]

Sedes apostolica, (lat.), de apostolische zetel, d.i. de Heilige Stoel. Zie b.v. Augustinus, Sermo 131, no. 10.

[Sedre]

Sedre, zie Sidra.

[Seem]

Seem, (wap.), barbeel.

[Sefardim]

Sefardim, (n. hebr.), de Sefardische of Spaansch-Portugeesche Israëlieten. Naar Sefarad (Obadja vs. 20) = eene stad, waar door Nebukadnezar weggevoerde Jeruzalemmers in ballingschap leefden. Volg. Hieronymus de Bosporus, volg. De Sacy en Sassen z.v.a. Sparad, een wingewest tusschen Kappadocië en Jonië; volg. Syrische, Hebreeuwsche en Chaldeeuwsche uitleggers Spanje.

[Sefiras ko-Oumer]

Sefiras ko-Oumer (Sefirath ka-Omes), (hebr.), overtelling. Zie Lev. XXVII.

[Sefiroh]

Sefiroh (Sefirah), (hebr.), telling.

[Sefiroth]

Sefiroth, (hebr.), tellingen, naam voor een eigenschappen-reeks in kabbalistische beschouwingen.

[Segack]

Segack (samengetr. s'gack), n. hebr. = bedekking; in het bijzonder bedekking der Soeko.

[Ségréant]

Ségréant, (fr. wap.), zie Klimmend (grijpvogel).

[Sei im Besitze, und du wohnst im Recht]

Sei im Besitze, und du wohnst im Recht, (hgd.), bezit is recht, bezit is eigendom. Schiller, Wallenstein's Tod I, 4, daar zegt Wallenstein dit in eene alleenspraak, waar hij zich afvraagt, ongeveer als eenmaal Karel Martel aan den Paus, wie de macht moet hebben, hij die ze erfde of hij, die ze verwierf, veroverde of verdiende.

[Seichel]

Seichel (sechel), (hebr.) = verstand, oordeel.

[Seid einig, einig, einig!]

Seid einig, einig, einig! (hgd.), weest eensgezind! Schiller, Wilhelm Tell, IV, 2, de laatste woorden van den stervenden Attinghausen.

[Seid umschlungen, Millionen!
Diesen Kuss der ganzen Welt]

Seid umschlungen, Millionen!
Diesen Kuss der ganzen Welt,
(hgd.), zijt (in gedachten) omhelsd (omarmd), gij millioenen (menschen), der gansche wereld deze kus! Hiermede drukt Schiller An die Freude (‘Thalia’, I, Bd. 1787, 2 Heft, S. 1-5), zijn geloof aan het (Gods-) kindschap aller menschen uit.

[Seïde]

Seïde, naam van den slaaf van Mohammed, fig. werktuig der dweepzucht, blinde ijveraar. Aldus naar Vol-

[pagina 1052]

[p. 1052]

taire's treurspel Le fanatisme ou Mahomet le prophète (1739). Fr. Séide; vanhier Séidisme = blinde ijver.

[Seider]

Seider (sèder), (hebr.), = orde, vandaar ook liturgie; in het bijzonder: de orde der huiselijke godsdienstoefening, op de eerste twee avonden van het Israël. Paaschfeest. Daarom noemt men die avonden gewoonlijk ook seider-avonden of seder-avond.

[Seifer]

Seifer (séfer), hebr. boek, in het bijzonder wordt daarmee aangeduid het boek der H. Leer, een heilige wetsrol, (Seifer Touro, Sefer Thora) = het boek der Leer.

[Seikhs]

Seikhs of Sikhs, d.i. leerlingen, jongeren; Godsdienstig genootschap in Indië, gesticht door Nanah (1469-1540), die eene vereeniging der Hindoes met de Mohammedanen beoogde. Na zijn dood sterk aangewassen, wekte dit genootschap de vijandschap op der Mohammedanen, omdat het zoowel den Koran als de Veda's verwierp. Goeroe Gowind († 1708), de stichter van den staat of het land der Shiks op Lahore, waarvan het hoofdbestanddeel was Pendschâb of Pendsjâb (eng. Punjâb of Punjaub), [= het land der vijf stroomen], noemde zijne aanhangers singhs, d.i. leeuwen, in welke hoedanigheid zij een onafgebroken oorlog met de Mohammedanen moesten voeren. Zijne militaire republiek, in een bandeloozen rooverstaat ontaard, door de Engelschen onderworpen, werd na den opstand van 1848 geannexeerd aan het Britsch-Indische rijk.

[Seizoenen in de kunst.]

Seizoenen in de kunst. De vier jaargetijden worden soms geschilderd en gebeeldhouwd. Poussin ontleende zijne symbolische karakters veel aan het Oude Testament. Zoo stellen Adam en Eva in 't paradijs de lente, Ruth in het korenveld den zomer; Jozua en Kaleb, die de druiven uit het land der belofte brengen, den herfst, en de zondvloed den winter voor. De oude Grieken beeldden de lente door Mercurius, den zomer door Apollo, den herfst door Bacchus en den winter door Hercules af.

[Sekarang djadi]

Sekarang djadi, (mal.), nu gaat het. Dit werd toegevoegd aan Toekoe Djohan (tot daartoe Toekoe Oemar), toen hij den groot-krijgsoverste der Compagnie (het Nederl. Gouvernement), op de pier te Oleh-leh zijne opwachting maakte. Later (Febr. 1896) werd hij ontrouw aan de Compagnie.

[Sekone]

Sekone, (n. hebr.), gevaar.

[Sekones nefosches]

Sekones nefosches, (hebr.), gevaar voor menschenlevens.

[Selah!]

Selah! (In de psalmen). Mattheson, de muzikale criticus, zegt, dat het woord zooveel is als da capo, eene aanwijzing voor het koor, om de psalmen te herhalen tot het aldus aangeduide gedeelte. Volgens anderen z.v.a. tot rust! stil! (van sèlèh = rust, d.i. pauze, omdat waar selah staat, een tusschenspel (Septuag., diapsalma), plaats had, niet van de snaarinstrumenten der Levitische zangers, doch van de trompetten der priesters. Alzoo, pauze (van het lied) door middel van een diapsalma. De laatste verklaring strookt met de beteekenis des woords het best. Het woord komt 73 maal in de psalmen voor en 3 maal bij Habakuk.

[Selama]

Selama of Selame, het voorland van de Perzische golf, bij kaap Mussendoon (de uiterste punt dier golf). Wanneer de Indianen deze kaap voorbij varen, werpen zij kokosnoten, vruchten en bloemen in de zee, om zich eene voorspoedige reis te verzekeren.

[Selamliek]

Selamliek, de gang des Sultans naar de moskee op elken Vrijdag hetgeen als eene (Mohammedaansche) plechtigheid wordt beschouwd.

[Seldsjoeken]

Seldsjoeken of Seldschoeken, een uit Bucharije stammend Turksch geslacht, dat in de 11e en 12e eeuw verschillende dynastieën in Azië stichtte: seldsjoeksche dynastieën; aldus geheeten naar zijn stamvader Seldsjoek, wiens kleinzoon, de oorlogzuchtige vorst Togril-Beg († 1063) van den Kalif van Bagdad den titel verkreeg van Koning van het Oosten en het Westen.

[Select]

Select, (eng.), uitgezocht. In Frankrijk niet alleen in die beteekenis, maar ook voor aristocratisch in gebruik. Oorspronkelijk werd die uitdrukking in

[pagina 1053]

[p. 1053]

Engeland alleen toegepast op hen, die aan de Koningin of aan de prinses, die haar verving, voorgesteld waren geworden.

[Selfgovernment]

Selfgovernment, (eng.), zelfbestuur, bestaat daar, waar de uitvoering der wetten van hooger gezag afkomstig, niet aan staatsambtenaren is toevertrouwd, maar aan lagere plaatselijke besturen is overgelaten, doorgaans bestaande uit personen, die geene bezoldiging genieten, maar met eerambten zijn bekleed.

[Sellé]

Sellé, (fr. wap.), alleen met een zadel, in tegenstelling van naakt.

[Selon que vous serez puissant ou misérable,
Les jugements de cour vous rendront blanc ou noir]

Selon que vous serez puissant ou misérable,
Les jugements de cour vous rendront blanc ou noir,
(fr.), naar gelang gij machtig of ellendig zijt, zullen de rechtbanken u zwart maken of schoon wasschen. Moraal van Lafontaine's fabel VII, 1, Les Animaux malades de la Peste.

[Sémantiek]

Sémantiek, van gr. sèmainein (kenbaar maken), de wetenschap, die zich bezig houdt met de verschillende beteekenis der woorden na te gaan.

[Sĕembah]

Sĕembah, (mal.), in 't algemeen buiging, reverentie; daarin bestaande, dat men de vlak tegen elkander gehouden handen zóó omhoog heft, dat de duimen den neus raken; het spreken tot zijn meerdere; zich adresseeren, in geschrifte aan zijn meerdere.

[Semé]

Semé, (fr. wap.), zie Bezaaid.

[Semer]

Semer, (fr. sport), bij een wedstrijd, zijne mededingers onderweg voorbij streven.

[Semey, amge semey]

Semey, amge semey, (barg.), wees voorzichtig.

[Semi-arts]

Semi-arts, medisch student, die het tweede gedeelte van zijn arts-examen nog moet afleggen. Semi (lat.) = half, in saamgestelde woorden.

[Semieten]

Semieten, afstammelingen van Sem, Noachs oudsten zoon (vgl. Gen. IX:27); zij hebben Azië bevolkt; vandaar Semitische talen, de talen van die volken, inzonderheid de Hebreeuwsche, Syrische, Chaldeeuwsche, Arabische taal, enz.

[Semipelagianisme]

Semipelagianisme, noemt men de gevoelens van eenige kerkleeraars, vooral in het Zuiden van Frankrijk (Cassianus, Faustus, Vincentius, Gennadius, e.a.), die sedert 428 een middenweg zochten te bewandelen tusschen Augustinus en Pelagius, doordien zij leerden, dat althans de aanvang des geloofs en des eeuwigen heils aan de natuurlijke kracht van den wil, niet aan de genade is te danken. Zij werden veroordeeld op de 2e Kerkvergadering van Oranje (529). Zie Pelagianen.

[Semiramis (Eene -]

Semiramis (Eene -, eene zelfstandige, indrukmakende heerscheres, eene edele vorstin. Naar Semiramis, gemalin van Menon, den veldheer van Ninus, koning van Assyrië, dien zij huwde na Menons dood. Als Ninus' weduwe voerde zij de teugels van het bewind voor haren zoon Ninyas. Aan haar worden de bouw van Babylon, de dikke muren en de hangende tuinen van die stad, enz. enz., toegeschreven. Zij zal omstr. 2000 v.C. hebben geleefd. - De Grieksche geschiedschrijver Herodotus gewaagt van eene andere Semiramis, die omstr. 800 v.C. leefde.

[Semiramis van het Noorden (De -]

Semiramis van het Noorden (De -, bijnaam door Frederik den Groote, om haar groot regeeringstalent en krachtig optreden, aan Keizerin Elisabeth van Rusland († 1762) gegeven, en later door Voltaire op Katharina II († 1796) toegepast. Ook, Margaretha, Koningin van Noorwegen en Denemarken, die bij de Unic van Kalmar (1397) ook Zweden bij haar rijk voegde, na den Koning van dat rijk gevangen genomen te hebben.

[Semitisme]

Semitisme, de staatkundige richting, welke het Jodendom in bescherming neemt, terwijl Anti-Semitisme zich door gruwzame vervolgingen en uitbanning in Rusland, in 1892 en '93 en later ook elders heeft lucht gegeven. Zie Semieten.

[pagina 1054]

[p. 1054]

[Semnai]

Semnai, zie Eumeniden.

[Semper Augustus]

Semper Augustus, (lat.), gewoonlijk vertaald door ‘altijd Vermeerderaar des Rijks’. Zie hierover Romani imperii semper augustus.

[Semper crescendo]

Semper crescendo, (lat.), gestadig wassend, spreuk van l'Eglise, de la Lande e.a. Ook van een vermaard dilettanten-muziekgezelschap dat lang te Amsterdam heeft gebloeid.

[Semper homo bonus tiro est]

Semper homo bonus tiro est, (lat.), een goed mensch blijft altijd onervaren (blijft altijd onbevangen als een kind en wordt zoodoende dikwijls bedrogen), Martialis, Epigrammatica, XII, 51, 2. Men haalt echter Bonus vir semper tiro aan in den zin van: De wakkere blijft altijd aanvanger.

[Semper Idem]

Semper Idem, (lat.), altijd dezelfde, zichzelf altijd gelijk blijvend; spreuk van Willem Bilderdijk, Gevers, Van Hardenbroek, d'Aumale van Hardenbroek e.a. Volgens Cicero, Tusculanae disputationes, III, 15, 31, is dit gezegde het eerst door Sokrates' vrouw, Xantippe, op haren echtgenoot toegepast, als (gr.) ho autos aei.

[Semper, ubique et ab omnibus]

Semper, ubique et ab omnibus, (lat.), altijd, overal en door allen. Naar de bekende woorden, waardoor men de geloofsgemeenschap in de R.-K. Kerk pleegt uit te drukken: Quod semper, quod ubique, quod ab omnibus creditum est (wat altijd, overal en door allen geloofd is).

[Semper Unitas.]

Semper Unitas. (lat.), altoos eenheid.

[Semper Unitus]

Semper Unitus, (lat.), altijd vereenigd.

[Semper virens]

Semper virens, (lat.), altijd groenend, zin- en wapenspreuk, gewoonlijk met een boom of derg. als embleem. Ook naam van een weekblad voor tuinbouw, enz.

[S'en moquer (soucier) comme de l'an quarante]

S'en moquer (soucier) comme de l'an quarante, (fr.), den spot er mee drijven, zich er om bekreunen evenals om het jaar veertig, zich ergens volstrekt niet om bekommeren. De oorsprong is niet bekend.

[Senaculum]

Senaculum, plaats, waar de senatoren te Rome zich verzamelden, totdat het uur der zitting aanbrak. Het lag aan het forum, naast de Graecostasis (het gebouw te Rome, waarin de vreemde gezanten vertoefden).

[Senatus Populusque Romanus]

Senatus Populusque Romanus, (lat.), de senaat en het volk van Rome. Zie S.P.Q.R.

[Sendgericht]

Sendgericht, afkomstig van synodus (vergadering), in de Middeleeuwen eene geestelijke vierschaar, die door den archidiaken of den door dezen gevolmachtigden sendrechter of sendschepen in zijn district over alle strafbare daden gespannen werd, inzonderheid over verzuim der Zondagsviering, schennis der tien geboden, kerkroof, ketterij, simonie, woeker, vredesverstoring en eedbreuk. Op straffe van den ban moesten allen, die in het district gevestigd waren, ten rechtsdage verschijnen. Eenigen, die er van uitgezonderd waren, heette men sendvrijen of sempervrijen. Het is later voor een goed deel door de Inquisitie vervangen.

[Sénescence]

Sénescence, (fr.), een verschijnsel, dat zich, volgens den Franschen natuuronderzoeker Maupas, bij de infusoriën voordoet, daarin bestaande, dat zij, na een zeker aantal geslachten, als het ware ouder zijn geworden en onvruchtbaar zijn. Van het lat. senescere = oud worden. - Snécescent, het individu bij hetwelk zich het bovenbeschreven verschijnsel voordoet.

[Senestré]

Senestré, (fr. wap.), links hebbend, nl. een ander stuk.

[Sennight]

Sennight, eng. seven nights = zeven nachten = een week; fortnight = fourteen nights = veertien nachten = 14 dagen. Deze woorden zijn overblijfselen van de oude Keltische gewoonte, om den dag met zonsondergang te beginnen, welke gewoonte zij gemeen hadden met de Grieken, Babyloniërs, Perzen, Syriërs en Joden, en met de latere vertegenwoordigers dier volken.

[pagina 1055]

[p. 1055]

In Gen. I vindt men ook, dat de avond den morgen voorafgaat: ‘Toen was 't avond geweest en 't was morgen geweest, de eerste dag’.

[Sensualismus]

Sensualismus, in de psychologie de stelling, dat al onze denkbeelden oorspronkelijk op den grondslag der zinnelijke waarnemingen, alzoo op aandoeningen der zintuigen berusten. De voornaamste voorstanders van dit gevoelen zijn Hobbes, Condillac en later Auguste Comte. Het sluit de mogelijkheid niet uit, dat zich uit de zintuiglijke gewaarwordingen hoogere denkbeelden ontwikkelen; doch anderen gaan verder en beweren, dat de ware kennis zich enkel bepaalt tot datgene, wat een voorwerp is der zinnelijke waarneming; ja, zij noemen alles onwaar, wat de grenzen onzer ervaring overschrijdt.

[Sentir le fagot]

Sentir le fagot, (fr.), ons naar den mutsaard rieken, m.a.w. niet streng katholiek zijn. Die zinspeling op den brandstapel werd. vooral in de 16e eeuw toegepast op iemand, die naar de hervormde leer scheen over te hellen.

[Separatisme]

Separatisme, streven om gewesten en steden of ook kleine godsdienst-genootschappen op hen zelven te behouden en niet in grooter geheel te doen opgaan.

[Sepoys]

Sepoys of Cipayers, naam, welken de Engelschen aan hunne uit inboorlingen saamgelezen troepen in Britsch-Indië geven. Verbasterd uit turksch sipahi's, saamgetr. spahi's (z.a.), de door sommige Turksche leenmannen den Sultan geleverde troepen, welke tegelijk met de Janitzaren door Sultan Orchan in 1328 georganiseerd waren.

[Septembrisades]

Septembrisades, moordtooneelen, slachtingen te Parijs in September 1792.

[Septembriseur]

Septembriseur, (fr.), naam van iemand, die aan die slachtingen deelnam.

[Septemtriones (In het teeken der - blijven staan]

Septemtriones (In het teeken der - blijven staan, met werken ophouden, zoodat men niet warm wordt van het werken. Septemtriones = de zeven ploegossen; vandaar het sterrenbeeld van den grooten Beer, den Wagen; ook Noordenwinden, nl. Septemtriones venti (winden).

[Septuagesima]

Septuagesima of de zeventigste is in den Kerkelijken almanak de 9e Zondag of de 70e dag vóór Paschen. Zie Kerkdagen.

[Septuagint(a).]

Septuagint(a). De vertolking der boeken van het Oude Testament in 't Grieksch, door (twee en) zeventig geleerde Joden te Alexandrië. Ze is ontstaan, volgens Flavius Josephus en Philo, onder de regeering van koning Ptolemaeus Philadelphus (ao 246-184 v.C.). Anderen meenen haar te danken te hebben aan de genegenheid van Ptolemaeus Soter († 283) voor de Joden, die te Alexandrië woonden. Hiëronymus (zie Itala) noemt drie uitgaven der Septuaginta: 1. van Eusebius († 340) en Pamphilus, 2. van Hesychius (4e eeuw), 3. van Lucianus, een presbyter van Antiochië.

[Septuplet]

Septuplet, tweewieler voor zeven personen.

[Sequa-hoed]

Sequa-hoed, rond dames-hoedje, met lagen bol, waarin eene gleuf over de lengte van dien bol. Naar Sequah, dubbelnaam van den Engelschman C.A. Davenport, die vloeistof verkocht in 1893/94 als wrijfmiddel tegen rhumatiek, daarbij in een prachtige caros rondreed, en bij zijne wrijfkuren zooveel leven liet maken, dat een geschetter à la Sequah spreekwoordelijk werd. Daarom spreekt men ook van Sequah- zoowel als van Lhérie-betoogingen = luidruchtig geroep.

[Sequentia]

Sequentia, lofliederen in het oude R.-Kath. Kerkgezang, alzoo genoemd omdat zij in het ‘Graduale’ (z.a.) op het ‘Halleluja’ volgen (sequi). Daartoe behoort o.a. het beroemde Stabat Mater. Onderscheidene sequentia zijn omgewerkt, en ook in Protestantsche gezangboeken opgenomen.

[Sequestratie]

Sequestratie, de bewaargeving van eene zaak, waarover geschil is, aan een derde, die zich verbindt haar,

[pagina 1056]

[p. 1056]

nadat het geschil zal zijn uitgemaakt terug te geven aan dengene, die zal worden gerechtigd verklaard haar te ontvangen. (Art. 1767 B.W.)

[Sequin]

Sequin of Zecchino, gouden munt, inheemsch in Turkije, het Oosten en ook oudtijds in Venetië, ter waarde van ongeveer een dukaat, f 5.50. Het muntgebouw heet in Italië la zecca.

[Sera-t-il dieu, diable ou cuvette?]

Sera-t-il dieu, diable ou cuvette? (fr.), zal het een god, een duivel of een kom worden? Deze, aan Lafontaine's fabel IX, 6, Le Statuaire et la Statue de Jupiter, ontleende regel wordt aangehaald, om de verlegenheid aan te duiden, waarin men zich bevindt om aan eene zaak eene bestemming te geven, of te doen verstaan, dat iets, naar gelang der omstandigheden een kostbaar of nietswaardig voorwerp kan worden. Horatius (Sat. I, 8) drukte hetzelfde denkbeeld uit: Olim truncus eram ficulnus, enz.

[Serail]

Serail, uit 't perz.-turk. serai, beteekent groot gebouw, paleis, hof; met een geitalianiseerden uitgang, nl. serraglio; vandaar het Fr. sérail, dat wij hebben overgenomen. Serai beteekenende oorspronkelijk nooit dat gedeelte van het paleis waar de vrouwen worden opgesloten, doch het geheele paleis. De Italianen echter, die aan opsluiten (serraglio = versperring, omheining) der vrouwen dachten, hebben serraglio in den zin opgevat, dien serail thans ook bij ons heeft.

[Seraph]

Seraph, (hebr.), meerv. seraphîm, d.i. de verhevenen, volgens Jes. IV:2 engelen in menschelijke gedaante, die Gods troon omringen, gelijk rijksgrooten in het Oosten den zetel van hun monarch.

[Seraphijnsche doctor (De -]

Seraphijnsche doctor (De -, St. Bonaventura, in 1256 Minister-Generaal, van de orde der Franciskanermonniken.

[Serashier]

Serashier, Turksch legerhoofd of generaal. Ital. seraschine, fr. sérasquin.

[Sereibel]

Sereibel, (barg.), in de knijp zitten.

[Sereifo]

Sereifo (seréfa), (hebr.), brand, verbranding. Ook overdrachtelijk: in de sereife zitten = in benauwdheid.

[Serene]

Serene, (it., muz.), van sera = avond; benaming voor de avondliederen der Troubadours, evenals de liederen, die zij op den dag zongen, Alba = morgenrood heetten. Vandaar serenade voor avondmuziek en aubade morgenmuziek

[Sergeant]

Sergeant, werktuig voor schrijnwerkers, van hout en ijzer vervaardigd, dienende om twee stukken hout, welke aan elkander moeten verbonden worden, door lijm of een ander kleefmiddel zoo sterk mogelijk door middel van eene schroef beweging aan elkander te verbinden.

[Sergeant Eerhart]

Sergeant Eerhart, (milit.), vroeger de ironische benaming in de kazerne, van den menagemeester, omdat de contrôle op het beheer der menage zeer gebrekkig was, en er licht wat aan den strijkstok kon blijven hangen. Tegenwoordig heeft de voeding van Rijkswege plaats en kan voor den menagemeester niets meer ‘aan den strijkstok blijven hangen’.

[Sergeant-majoor is jarig (De -]

Sergeant-majoor is jarig (De -, (mil.), het is uitbetaling van tractement; dit geschiedt om de vijf dagen door een sergeant-majoor, die dus schijnbaar tracteert. Vijf dagen = halve decade; gevolg van de invoering der Fransch-Republikeinsche tijdrekening. De uitdrukking komt op de k.m.a. niet voor, daar wordt het zakgeld per week uitbetaald.

[Sergot]

Sergot, (fr.), in de volkstaal politieagent. Verkorting van sergeant de ville.

[Seriant]

Seriant, (wap.), komt in verschillende beteekenissen voor. Knapen zijn soms serianten van ridders. Meestal duidt het een rang hooger dan gewoon wapenknecht aan.

[Sérier]

Sérier, (fr.), naar seriën rangschikken. Eene, door Gambetta voor 't eerst gebezigde uitdrukking.

[Series implexa causarum]

Series implexa causarum, (lat.), de ingewikkelde, ineengevlochten reeks der oorzaken (= het noodlot). Seneca, De beneficiis, 4, 7, 2.

[pagina 1057]

[p. 1057]

[Serinette]

Serinette, (fr.), in de muziek een klein zingorgel tot het africhten van kanarievogels (serin).

[Serio]

Serio, (serioso), (muz.), ernstig; opera seria, de ernstige, groote tragische, heroïsche opera, in tegenstelling met de komische opera (opera buffa).

[Serment du jeu de paume]

Serment du jeu de paume, (fr.), eed van het kaatsspel, de eed op 20 Juni 1789 door de afgevaardigden der gemeenten (op éen na) te Versailles in de oude kaatsbaan afgelegd, en door Bailly (1736-93), president der Nationale Vergadering uitgesproken: ‘Nous jurons de ne jamais nous séparer de l'Assembléé Nationale, et de nous réunir partout où les circonstances l'exigeront jusqu'à ce que la Constitution du royaume soit établie et affermie sur des fondements solides’.

[Serool (De grandige - van 't neurie spiezen]

Serool (De grandige - van 't neurie spiezen, (barg.), de schenker.

[Serool (Een grandige - van de badderik]

Serool (Een grandige - van de badderik, (barg.), de schuitenvoerder.

[Serpent de mer]

Serpent de mer, (fr.), zeeslang. Volgens een, in de perswereld bestaande overlevering, zou het dagblad Le Constitutionnel eens van een gedrocht hebben gewaagd, dat door de bemanning van een zeeschip zou zijn gezien. Niemand heeft echter ooit het nummer kunnen ontdekken, waarin het verhaal voorkwam, dat inderdaad veeleer in 1829 in de Figaro schijnt te zijn opgenomen. Niettemin is le serpent de mer een synoniem van een verzinsel, zelfs in de Duitsche pers, onder den naam van Seeschlange, gebleven.

[Servare modum,
Finemque tueri,
Naturamque sequi]

Servare modum,
Finemque tueri,
Naturamque sequi,
(lat.), Maat houden, zijn doel handhaven, en de natuur volgen. Spreuk van Sir William Temple, onder zijn portret in de Trèveskamer op het stadhuis te Nijmegen, waar deze staatsman den vrede van Nijmegen in 1678 hielp tot stand brengen.

[Servieten]

Servieten, (r.-k.), dienaars der heilige maagd Maria, monniken van eene in 1233 te Florence gestichte orde, die tot de bedelorden behoort.

[Servituut]

Servituut, dienstbaarheid; zakelijk recht, last, waarmede een erf bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van een ander erf, dat niet aan denzelfden eigenaar toebehoort, en bestaande in de verplichting om iets te dulden of iets na te laten.

[Servum pecus]

Servum pecus, (lat.), slaventuig, slaafsche navolgers, zie Imitatorum servum pecus.

[Servus servorum Dei]

Servus servorum Dei, (lat.), de dienaar der dienaren Gods, knecht van Gods knechten (epitheton van den Paus).

[Sesam, open u!]

Sesam, open u! de tooverspreuk, waarmede in de Arabische vertelling: ‘Ali Baba of de veertig roovers’ men de deur van het roovershol kon doen openspringen. Sesam is eene graansoort. In 't Fransch (Sésame, ouvre-toi!) wordt de uitroep vaak gebezigd, en wel ter aanduiding van een snelwerkend middel, waardoor alle hinderpalen, als op een tooverslag, verdwijnen.

[Sesaté]

Sesaté, (mal.), zie Sausati.

[Sesquipedalia verba]

Sesquipedalia verba, (lat.), woorden van anderhalven voet, ellenlange woorden, bombast. Horatius, Epistolae II, 3, 97.

[Setan]

Setan of Sjaitan, (arab.), duivel, satan, geest, spook. Roemah setan, (gebouw des dujvels), benaming in den Indischen Archipel van het gebouw, waar de vrijmetselaars vergaderen.

[Seth]

Seth, derde zoon van Adam, dien hij gewon tot vergoeding van het verlies van den doodgeslagen Abel; werd in de Middeleeuwen beschouwd als de uitvinder der sterrenkunde; Boendale, Lekenspiegel I, 29, 36.

[Sethieten]

Sethieten, secte in de 2e eeuw na C., die beweerde, dat Adams zoon Seth de Messias was.

[pagina 1058]

[p. 1058]

[Sèvres]

Sèvres, (fr.), porselein naar de beroemdste porseleinfabriek der wereld, te Sèvres bij Parijs.

[Sewah]

Sewah, gebogen dolk met klein gevest en de snede aan de binnenzijde der buiging; in Ned.-Indië in gebruik.

[Sewing-bee]

Sewing-bee, (am.), bijeenkomst van vrouwen om voor arme menschen ondergoed te maken. Van to sew naaien, en bee spotnaam voor bijeenkomst, waar veel gegons is, evenals de bee (bij) maakt. Zoo zijn er spelling-bees e.a.

[Sexagesima]

Sexagesima, (r.-k.), zie Kerkdagen.

[Sexte]

Sexte, (r.-k.), gedeelte des breviers, hetwelk oorspronkelijk omtrent het zesde uur van den dag (volgens onze tijdrekening 12 uur, middag) door de monniken moest gebeden of in koor gezongen worden.

[Sextilis]

Sextilis, (nl. mensis), Augustus, letterl. 6de (maand), omdat bij de Romeinen Maart langen tijd de eerste maand was. Vervolgens naar keizer Augustus geheeten Augustus (z.a.). Zie Maanden (De Romeinsche -.

[Seys (Halve -]

Seys (Halve -, (barg.), penning.

[Seysenkooper]

Seysenkooper, (barg.), lakenkooper.

[Sfinx]

Sfinx, (wap.), denkbeeldig wezen met het lichaam van een hond, het bovenlijf van een jong meisje, met leeuwenklauwen en een drakenstaart. De sfinx is liggend met opgeheven hoofd.

[Sgoure]

Sgoure, n. hebr. = koopwaar. Vaak ook in den zin van ons soort. Bv. het is goede sgoure = het is van 't goede soort.

[Sgrafittoschildering]

Sgrafittoschildering, van it. sgraffiare = krabben, een in Italië uitgevonden soort van muurbeschildering. De zwarte grond, uit kalk, zand en koolstof bestaande, wordt met een dunne gipslaag bedekt, en daarop het carton doorgetrokken, waarna de schaduw met een puntig ijzer door het streepsgewijs wegkrabben der gipslaag wordt aangebracht; zoodat het geheel eindelijk het voorkomen heeft van eene teekening of van eene kopergravure. Bijna alle oude sgrafittoschilderingen zijn verloren gegaan; in den jongsten tijd is die kunst weder in toepassing gebracht.

[Shadbelly]

Shadbelly, (am.), kwaker, naar het model van zijn jas, dat men niet ‘zwaluwstaart’ of ‘stalen pen maar ‘elft’, eng. shadfish noemde; letterl. dus: elftbuik.

[Shah van Perzië]

Shah van Perzië, zie Diamanten.

[Shakers]

Shakers, (eng. am.), bevers, rillers, eene godsdienstige sekte in Amerika, ‘de Duizendjarige Kerk’, gelijk zij zich noemen. Zij zouden afstammen van de ‘Fransche profeten’, d.i. de Albigensen, die in 1705 in Engeland kwamen. In 1757 bekeerden zij Anna Lee, die als Mother Ann (z.a.), in 1768 tot ‘moeder’ werd verheven, en in 1774 met acht aanhangers waaronder haar man, naar Amerika ging en daar bij Watervliet eene kolonie stichtte.

[Shakespeare und kein Ende]

Shakespeare und kein Ende, (hgd.), de titel van een opstel van Goethe (Morgenblatt, 12 Mei 1815), waarmede hij op de eindelooze kantteekeningen op S. zinspeelt. De volzin is ook in G.'s Dichtung und Wahrheit te vinden.

[Shampooing]

Shampooing, (eng.), het wrijven, drukken en schuren van het lichaam, bijzonder van het hoofd, na eene flinke wassching; van Indisch chumpna dat drukken, persen beteekent; ongeveer als masseeren of mal. pidjiten. Omstreeks 1852 werd het stelsel door een Engelschen kapper, die het te Calcutta van de inlandsche barbiers had geleerd, tegelijk met den naam, naar zijn vaderland medegebracht. Alleen achtte hij het oorbaar, den uitgang ing aan het woord toe te voegen.

[Shamrock]

Shamrock, (eng.), klaver. Het zinnebeeld van het koninkrijk Ierland, het heraldiek klaverblad, dat in de taal van het blazoen op vetten kleigrond wijst. Fr. trèfle, eng. trefoil slipped, hgd. Kleeblatt.

[pagina 1059]

[p. 1059]

[Shave (To -]

Shave (To -, (am.), wissels disconteeren tegen woekerwinst, letterl. scheren, fig. villen.

[Shebang]

Shebang, (am.), verblijfplaats, dus kantoor, woning, winkel enz.

[Sheep-skin]

Sheep-skin, (am.), doctorale bul, ook doctor, letterl. schapenvel, dus pergament, naar de stof, waarop de bul gedrukt of geschreven is.

[Sheik-ul-Islam]

Sheik-ul-Islam, het (Mohammedaansch) kerkhoofd bij de Turken, na den Sultan de machtigste in het Turksche Rijk.

[Shibboleth]

Shibboleth, wachtwoord, leus, herkenningswoord. In Richteren XII werd, onder Jefta, dit woord aan die van Ephraïm opgegeven om aan de uitspraak te herkennen of men vriend of vijand voorhad. Die van Ephraïm spraken uit: Sibboleth en verrieden zich daardoor. De centi-revolutionaire partij in ons land bracht dit woord in de mode, daarmee een vraagstuk of dogma aanduidende, waaraan zij haar aanhangers en vijanden kon herkennen.

[Shilling]

Shilling, Eng. zilveren munt, 1/20 deel van een pond sterling, dus f 0.60 Ned. waard; de naam is hetzelfde woord als het Hollandsch: schelling, ofschoon men hiermede nooit meer dan 6 stuivers bedoelde.

[Shirting]

Shirting, mazig dicht geweven hemdenkatoen, van garen met de fijnheidsnommers 12 tot 60; van eng. shirt = hemd.

[Shylock]

Shylock, de type van een Jood, met onverzadelijke gretigheid naar geld en ingekankerden wrok tegen alles, wat Christen heet. Het is in Shakespeare's Merchant of Venice de hoofdman, de aanzienlijkste van zijn stam in Venetië, tegenover wien Antonio staat als de hoofdman of aanzienlijkste der Christenen. Overigens komt het feit reeds in de levensbeschrijving van Sixtus V, door Gregorio Leti, XIe boek, voor. Daar wordt namelijk van een koopman, Paul Maria Secchi verhaald, dat hij in 1587, dus 10 jaar vóor Shakespeare, naar men aanneemt, zijn stuk schreef, Simson Cenedo, op grond eener schriftelijk aangegane weddenschap, een pond vleesch uit het lichaam wilde snijden. Alleen in tegenstelling tot Shylock en Antonio, was Cenedo een jood en Secchi een katholiek. Sixtus V veroordeelde beiden tot de galei, eene straf, die ten laatste in eene geldboete van 2000 scudi werd gewijzigd.

[Si alteram talem victoriam reportavero, mea erit pernicies]

Si alteram talem victoriam reportavero, mea erit pernicies, (lat.), nog zulk eene overwinning en ik ben verloren. Pyrrhus na den gewonnen slag bij Asculum, 279 v.C.

[Si Bonaparte fût resté officier d'artillerie, il serait encore sur le trône]

Si Bonaparte fût resté officier d'artillerie, il serait encore sur le trône, (fr.), was Napoleon artillerie-officier gebleven, dan zetelde hij nog op den troon. Een der talrijke naïveteiten, die men den denkbeeldigen persoon Joseph Prudhomme (zie Je jure enz.) toeschrijft. Deze volzin wordt hem door H. Monnier op eene, in 1870 vervaardige teekening in den mond gelegd. H. Anbryet (Les jugements nouveaux blz. 59) verhaalde echter reeds in 1860 die woorden, eenigszins gewijzigd, te hebben gehoord.

[Si ce n'est tol, c'est donc ton frère]

Si ce n'est tol, c'est donc ton frère, (fr.), als jij het niet bent, dan is het toch je broer, m.a.w. een van beiden moet het gedaan hebben; uit Lafontaine, Fables, I, 10, le Loup et l'Agneau, waar de wolf leugen op leugen stapelt, om zijne onware beschuldiging vol te houden, met het doel om, onder schijn van rechtmatige straf, het onschuldige lam te verscheuren.

[Si cum Jesuïtis, non cum Jesu itis]

Si cum Jesuïtis, non cum Jesu itis, (lat.), als gij met de Jezuïeten meegaat, gaat gij niet met Jezus mede (handelt gij niet in Jezus' geest).

[Si datur optio]

Si datur optio, (lat.), zoo er keus wordt gegeven, als er te kiezen valt.

[Si Deus pro nobis, quis contra nos?]

Si Deus pro nobis, quis contra nos? (lat.), indien God voor ons (is), wie (zal) tegen ons (zijn)? - Rom. VIII:31. Spreuk van koning Karel VIII e.a.

[pagina 1060]

[p. 1060]

[Si Dieu n'existait pas, il faudrait l'inventer]

Si Dieu n'existait pas, il faudrait l'inventer, (fr.), als God niet bestond, zou men Hem moeten uitvinden. Voltaire, Epître à l'Auteur du livre des trois Imposteurs, in welk boek Mozes, Christus en Mohammed als bedriegers worden voorgesteld, en dat op ruwe, smakelooze wijze; eindelijk bestrijdt de onbekende schrijver het bestaan van God, en Voltaire dicht zijne 90 regels, waaronder deze versregel.

[Si dubitas, abstine]

Si dubitas, abstine, zie In dubiis abstine.

[Si fractus illabatur orbis,
Impavidum ferient ruinae]

Si fractus illabatur orbis,
Impavidum ferient ruinae,
indien de hemel instort, zullen de puinhoopen zelfs den onverschrokkene doen bezwijken. Latijnsch gezegde voor als de hemel valt, zijn wij allen dood.

[Si j'avais la main remplie de vérités, je me garderais bien de l'ouvrir pour les découvrir aux hommes]

Si j'avais la main remplie de vérités, je me garderais bien de l'ouvrir pour les découvrir aux hommes, (fr.), als ik alle waarheden van de wereld in mijne hand besloten hield, zou ik mij wel wachten die te openen om ze aan de menschen te ontdekken, een woord naar men zegt, van Fontenelle (1657-1757), die vreesde, twisten te veroorzaken door waarheden te verkondigen, welke velen ongaarne hooren.

[Si l'amour porte des ailes,
N'est-ce pas pour voltiger?]

Si l'amour porte des ailes,
N'est-ce pas pour voltiger?
(fr.), als de liefde vleugelen heeft, waarom zou ze die dan niet gebruiken om heen en weer (van den een naar den ander) te vliegen? Versregels, die Basile in le Mariage de Figaro zingt, en die ten onrechte aan Beaumarchais worden toegeschreven. Hij ontleende het geheele couplet aan eene romance van Mad. Bourdic Viot.

[Si le roi le savait]

Si le roi le savait, (fr.), indien de koning het wist. Een tot spreekwoord geworden uitroep, die uit de middeneeuwen dagteekent. Het volk kon namelijk niet gelooven, dat de koning de verdrukking kende, waaronder het gebukt ging, vooral wanneer die al te zwaar werd.

[Si non caste, tamen caute]

Si non caste, tamen caute, (lat.), zoo niet onschuldig (kuisch), dan toch voorzichtig (zoodat de schuld verborgen blijft).

[Si omnes, ego non]

Si omnes, ego non, (lat.), indien ook allen, ik niet. Spreuk van de Clermont-Tonnerre.

[Si parva licet componere magnis]

Si parva licet componere magnis, (lat.), indien het vrijstaat, het kleine met het groote te vergelijken. Vergilius, Georgica 4, 176. - Vgl. Ovidius, Metamorphoseon libri 5, 416 sq.

[Si placet]

Si placet, scil. tibi of vobis. Als 't u behaagt. Si diis placet, als 't den goden belieft, in ernst; en ook ironisch = God beter 't!

[Si quaeris monumentum, circumspice]

Si quaeris monumentum, circumspice, (lat.), indien gij een gedenkteeken zoekt, zie dan om u heen. Opschrift van het graf van Sir Christopher Wren, den ontwerper van het plan der St. Paulskerk te Londen (1676-1710. Naast dit graf is de grafstede gedolven voor Lord Leighton, den beroemden Engelschen schilder (Jan. 1866).

[Si Peau d'Ane m'était conté
J'y prendrais un plaisir extrême]

Si Peau d'Ane m'était conté
J'y prendrais un plaisir extrême,
(fr.), Als Ezelsvel mij verteld werd, zou ik er bijzonder veel pleizier in hebben, Lafontaine, Le Pouvoir des Fables (1678), de dichter denkt hier wèl aan het bekende verhaal, maar niet aan de bewerking daarvan door Perrault, want diens arbeid verscheen eerst in 1694. Het oude bakersprookje was echter lang voor Perrault bekend.

[Si quid fecisti, nega]

Si quid fecisti, nega, (lat.), hebt gij iets (goeds) verricht, zoo loochen het.

[Si quid novisti rectius istis,
Candidus imperti; si non, his utere mecum]

Si quid novisti rectius istis,
Candidus imperti; si non, his utere mecum,
(lat., zoo gij iets beter weet dan dit, deel het mij dan oprecht mede; zoo niet, maak dan hiervan gebruik met mij. Hor., Epist. I, 6, 67. Het ned. citaat luidt: vaarwel, leef lang en slaat gij beter geld dan dit, zoo deel het rustig mee; zoo niet, bestem mijn wit.

[pagina 1061]

[p. 1061]

[Si son astre, en naissant, ne l'a formé poëte]

Si son astre, en naissant, ne l'a formé poëte, (fr.), Als zijn gesternte hem nîet bij zijn geboorte tot dichter had gemaakt, Boileau.

[Siameesche tweelingen]

Siameesche tweelingen, aaneengegroeide mannelijke wezens Chang en Eng, geheeten, die onder dezen naam een 50 jaar geleden overal in de wereld vertoond werden.

[Sibyllen]

Sibyllen, in de dagen der oudheid vrouwen, die men door de goden met de gaaf der voorspelling bezield waande. Steeds worden zij voorgesteld als maagden, in eenzame holen of grotten of aan bronnen gehuisvest, en van den geest van Apollo doortinteld. Zij voorspelden in een staat van geestvervoering de toekomst, en waren zeer in aanzien bij het volk. Zij werden priesteressen, lievelingen, zusters of dochters van Apollo geheeten. Van de Sibylle van Cumae (in Campanië), ook Amalthea genaamd, zijn volgens de legende afkomstig de ‘Sibyllijnsche boeken’, libri sibyllini, oude voorspellingen, welke in gevaarvolle tijdsgewrichten op last van den Senaat door daartoe bestemde priesters geraadpleegd werden. In 83 v.C. door brand vernietigd, werden ze uit afschriften bij particulieren, verzameld, en 12 j.v.C. naar den Apollotempel overgebracht, maar door Stilicho, minister van keizer Honorius, in 405 of 406 n.C., verbrand.

[Sibyllisten]

Sibyllisten, orakelventers. In navolging van de Sibyllijnsche boeken, vervaardigden Christenen in de 2e en 3e eeuw (Sibyllijnsche) orakels, door Opsopoeus, Galeus e.a. uitgegeven, en op naam der Heidensche Sibylle verspreid, om daarmede den Heidenen, met wie zij over hun godsdienstig geloof redetwistten, den mond te stoppen.

[Sic]

Sic, (lat.), zoo, aldus, (Latijnsch adverbium). Men plaatst dit sic tegenwoordig wel achter woorden of zinnen, waarvan men wil aanduiden, dat ze geen drukfeil behelzen, of waarover men zijne verbazing wil te kennen geven; zoodat het de kracht krijgt van ‘aldus staat er werkelijk of woordelijk!’

[Sic erat in fatis]

Sic erat in fatis, (lat.), zoo stond het in het boek des noodlots geschreven. - Zoo heeft het moeten zijn. Ovidius, Fasti I, 481.

[Sic itur ad astra]

Sic itur ad astra, (lat.), zoo gaat men naar de sterren. - Zoo komt men tot eer en aanzien, of tot de onsterfelijkheid. Vergilius, Aeneïs 9, 641.

[Sic semper tyrannis]

Sic semper tyrannis, (lat.), zoo (moge het) tirannen altijd (vergaan). Spreuk van den staat Virginië V.S.A.

[Sic transit gloria mundi]

Sic transit gloria mundi, (lat.), zoo vergaat de heerlijkheid der wereld. Deze uitdrukking is in gebruik bij de kroningsceremoniën van den Paus. Wanneer deze namelijk verkozen is en op een draagstoel uit de St. Gregoriuskapel naar het altaar van St. Pieter wordt geleid, verbrandt men driemaal een vlok werk, en roept hem daarbij telkens toe: ‘Sancte Pater, sic transit gloria mundi!’ (A. Valadier, Rome vraie, Par. 1867, p. 463). Deze spreuk vormt het einde van een hexameter, en is dus misschien aan een gedicht ontleend.

[Sic volo, sic jubeo; sit pro ratione voluntas]

Sic volo, sic jubeo; sit pro ratione voluntas, (lat.), zoo wil ik, zoo beveel ik; in plaats van de rede gelde de wil. Juvenalis, Sat. VI, 223. Aldus door den Keizer van Duitschland op nieuw ter sprake gebracht. Eigenlijk staat er Hoc volo, d.i. dit wil ik.

[Sic vos, non vobis etc.]

Sic vos, non vobis etc., (lat.), zie Hos ego.

[Siciliaansche vesper]

Siciliaansche vesper, het moordtooneel, dat op Paaschmaandag 30 Maart 1282 tijdens de vesper te Palermo op Sicilië aanving, en zich over alle andere steden van Sicilië uitstrekte. De aanleiding tot dit bloedbad lag in de wreedheid, waarmede Karel van Anjou over Sicilië regeerde, nadat hij er zich met behulp van den Paus in 1268 meester van gemaakt had. Al de Franschen werden met vrouwen en kinderen om het leven gebracht. De Italianen lieten alle verdachte personen het woord cicero uitspreken en daar geen Franschman de c als tsj uitsprak, werden deze dadelijk herkend en daarop werden ze gedood.

[pagina 1062]

[p. 1062]

[Sicilië te Amsterdam]

Sicilië te Amsterdam, hooge vervoerkosten. Zoo spraken spottend en jammerend de exposanten, nà de sluiting der Wereldtentoonstelling voor hôtel- en reiswezen (Herfst 1895). Bekend is 't, dat in Sicilië de transportkosten verbazend hoog zijn.

[Sicut lilium inter spinas]

Sicut lilium inter spinas, (lat.), zie Lilium enz.

[Sidra]

Sidra, n. hebr. = afdeeling. In het bijzonder: de afdeelingen uit den Pentateuch, die naar volgorde in de Synagoge wekelijks worden voorgelezen. In de volkstaal wordt het dan geconstrueerd met gaan. Bv. ‘dezen Zaterdag of deze week gaat deze Sidra’, d.w.z. wordt dezen Zaterdag of deze week gelezen, hetwelk in de laatste jaren door de tooneelrecensenten (waarschijnlijk eerst door de Israelitische) is overgenomen, die niet meer schrijven: Morgen wordt dit of dat stuk opgevoerd, maar morgen gaat enz.

[Sie haben schrecklich viel gelesen]

Sie haben schrecklich viel gelesen, (hgd.), zij hebben vreeselijk veel gelezen. Goethe, Faust I. Voorspel op het tooneel.

[Sie sollen ihn nicht haben,
Den freien deutschen Rhein]

Sie sollen ihn nicht haben,
Den freien deutschen Rhein,
zie Rhein.

[Siegfried]

Siegfried, o. duitsch Sigufrid, noorsch Sigurd, een der voornaamste helden der oud-Germaansche sagen, wiens lotgevallen men verhaald vindt in het eerste gedeelte van het Nibelungen-lied. Men zegt nog: ‘als een Siegfried uit den strijd te voorschijn komen, opduiken’.

[Sieh da, sieh da, Timotheus,
Die Kraniche des Ibycus]

Sieh da, sieh da, Timotheus,
Die Kraniche des Ibycus,
(hgd.), ziedaar, ziedaar Timotheus, de kraanvogels van Ibycus. Schiller, Die Kraniche des Ibycus. Zie Ibycus.

[Sien]

Sien, (barg.), agent of gevangenbewaarder.

[Sigilli locus (S.L.)]

Sigilli locus (S.L.), (lat.), zie Locus sigilli.

[Signa]

Signa of signetur, (lat.), afgekort S., d.i. teeken (het) of het worde geteekend, men teeken (het).

[Signati cruce]

Signati cruce, (lat.), geteekenden met het kruis, benaming der eerste Kruisvaarders ao 1095, die zich vóor paus Urbanus II plechtig verbonden tot herovering van Palestina, en ten teeken van die verbintenis een rood kruis van linnen of wol vasthechtten op den rechter schouder.

[Sijoem]

Sijoem, n. hebr. = beëindiging, voltooiing. In het bijzonder beëindiging van de studie van een Bijbelboek of Talmud-tractaat of dergelijk godsdienstig werk. Een si-joem maken = de plechtige beëindiging van een boek doen geschieden.

[Sikkaropy]

Sikkaropy, zie Roepijah.

[Sikkel]

Sikkel, Hebreeuwsche munt, ter waarde van pl. m. 75 cent Ned., verbastering van hebr. schekel = gewicht. Aan de eene zijde zag men de mannakruik, aan de andere den bloeienden amandelstaf van Aäron. Echte sikkels bestaan er niet meer, wel nagebootste van zilver of tin.

[Sikker]

Sikker, (hebr.), zie Sjikkor.

[Sile, fer, spera]

Sile, fer, spera, (lat.), Zwijg, duld, hoop. Wapenspreuk, o.a. der familie Hessels.

[Silent man of the Tuileries]

Silent man of the Tuileries, (eng.), keizer Napoleon III, in zijn onderhoud met de later krankzinnig geworden Charlotte, gemalin van Maximiliaan van Oostenrijk, als 2en keizer van Mexico (12 Juni 1864-19 Juni 1867).

[Silhouette]

Silhouette, portret, zwart gekleurd en alleen den omtrek weergevend; projectie van het hoofd van ter zijde gezien, op een plat vlak; schaduwbeeld; verticale overlangsche doorsnede van het hoofd. Silhouetten zijn zeer goedkoop; ze vielen te Parijs in 't midden der 18e eeuw bijzonder in den smaak, en verwierven toen den naam hiervan, dat men alles, wat eenvoudig en zeer goedkoop was à la silhouette noemde, d.i. op de ma-

[pagina 1063]

[p. 1063]

nier, in den geest van den toenmaligen buitengewoon zuinigen minister van financiën, Etienne de Silhouette.

[Silo]

Silo, oorspronkelijk de naam van onderaardsche holen welke door de Romeinen gebouwd werden tot het bewaren van levensmiddelen en oorlogsmaterialen. Thans geeft men dezen naam aan groote graanmagazijnen, die in vorm geheel en al afwijken van de Romeinsche silo's die onder den grond waren, rond in grond plan en conisch gesloten.

[Silo]

Silo, (fr.), waarschijnlijk af komstig van het lat. sirus, dat dezelfde beteekenis heeft, kuil tot berging van granen. Vandaar wordt die benaming ook gebezigd voor een naar den bodem wijder uitloopenden, met een valluik met luchtgaten bedekten kuil, waarin de Fransche soldaten, tot straf nedergelaten, op water en brood gezet worden. Hoewel die straf dikwerf een paar maanden duurt, mogen de daar opgesloten manschappen dat verblijf, zelfs niet tot voldoening van eenigerhande natuurlijke behoeften verlaten. Alleen wordt het valluik 's ochtends en 's avonds, gedurende een uur geopend, om de pestlucht, die uit 't hol opstijgt, ietwat te ververschen. Die onmenschelijke straf werd, naar het schijnt, in 1842, door Cavaignac voor 't eerst bij het door hem aangevoerde bataillon lichte infanterie toegepast.

[Silvercranks]

Silvercranks, (eng.), zilverdraaiers, zilverkrukken. Schimpnaam door de voorstanders van den gouden standaard in Noord-Amerika toegevoegd aan die van den zilveren. Deze laatsten noemen de eersten goldbugs = goud-luizen; bug = weegluis. Crank = kromte, kruk.

[Silverites]

Silverites of silvermen, (am.), voorstanders der vrijheid van aanmunting van zilvergeld in de Vereen. Staten; fr. argentiste.

[Sim]

Sim, (barg.), deel of helft van 't gestolene.

[Simchas-touro]

Simchas-touro, (simchath-tora), (hebr.), vreugde der wet. Naam van het jaarlijksch feest bij het beëindigen der Thora-lezing, - omstreeks Sept.-Oct., onmiddellijk na het Loof huttenfeest.

[Simcho]

Simcho, (simcha), (hebr.), = vreugde, mrv. simchoes (simchot). In het bijzonder: eene familie-feestvreugde. Een simcho maken = een familiefeest aanrichten bij eene heugelijke gebeurtenis.

[Simia in pelle leonis]

Simia in pelle leonis, naar Lucianus, (lat.), een aap in de huid van een leeuw. Veel geschreeuw en weinig wol.

[Simile claudicans]

Simile claudicans, (lat.), eene hinkende of mankgaande, d.i. onjuiste, niet opgaande vergelijking. Meer algemeen is comparatio claudicat = de vergelijking gaat mank.

[Simile simili gaudet]

Simile simili gaudet, (lat.), naar Aristoteles, gelijk schept behagen in gelijk, of: soort zoekt soort.

[Similia similibus cognoscuntur]

Similia similibus cognoscuntur, (lat.), het gelijke wordt aan het gelijke gekend.

[Similia similibus curantur]

Similia similibus curantur, (lat.), het gelijke wordt door het gelijke genezen. - Dit is het beginsel der homoeopathie, tegenover dat der allopathie contraria contrariis curantur (z.a.).

[Simmio cum laudis]

Simmio cum laudis, (lat.), (uit de Camera Obscura), verkeerd voor summâ cum laude, een der drie graden, die vroeger bij de examens aan de hoogeschool gegeven werden: simpliciter, niet meer dan recht toe; cum laude, met lof; en het sedert de jongste wet op het H.O. voor niemand meer bereikbare summa cum laude, met den hoogsten lof. In Duitschland bestaat dit praedikaat nog.

[Simmon]

Simmon, (n. hebr.), teeken, kenmerk. Een goed simmon = een goed voorteeken.

[Simonie]

Simonie, het verkrijgen van geestelijke voorrechten, ambten en bedieningen door middel van geld of omkooperij. Naar Simon den toovenaar, te

[pagina 1064]

[p. 1064]

Samaria door Philippus gedoopt, maar door Petrus ernstig berispt, omdat hij den Apostelen geld aanbood voor de macht om geestelijke gaven te kunnen mededeelen aan eenvoudigen. Hand. VIII:18 en 19.

[Simplex sigillum veri]

Simplex sigillum veri, (lat.), eenvoud (is) het kenmerk van het ware. Spreuk van Hermanus Boerhave († 1738).

[Simson (Er uitzien als -]

Simson (Er uitzien als -, als iemand, die in langen tijd zijn hoofdhaar niet liet korten; vgl. Richt. XIII:5; XVI:17.

[Simsonsverzuchting (Eene -]

Simsonsverzuchting (Eene -, d.i. eene verzuchting om nog eenmaal kracht te bekomen. Zie Richt. XVI:28.

[Sinck's toestel]

Sinck's toestel, hijschtoestel, waarmee men paarden en wagens, die te water geraken, weder op het droge brengt. Naar Sinck, een paardenslachter te Amsterdam, die dit toestel in de laatste helft dezer eeuw uitvond en nog gebruikt.

[Sine Cerere et Libero friget Venus]

Sine Cerere et Libero friget Venus, (lat.), Terentius, Eunuchus 4, 5, 6 (732) aangehaald bij Cicero, De natura deorum 2, 23, 60. Zonder Ceres (brood) en Liber (Bacchus, d.i. wijn) sterft Venus van koude (verliest de liefde hare kracht).

[Sine ira et studio]

Sine ira et studio, (lat.), zonder toorn of haat en zonder voorliefde of partijdigheid. Zoo zegt Tacitus (Annales I, 1) zijne Historie te zullen schrijven. Bij ons hoort men daarvoor ook met gewasschen houden.

[Sine nomine plebs]

Sine nomine plebs, (lat.), het volk zonder naam, de groote hoop.

[Sine pulvere palma]

Sine pulvere palma, (lat.), eene zonder stof (d.w.z. zonder moeite) behaalde overwinning; het beeld is aan de renbaan ontleend. Horatius, Epistolae I, 1, 50.

[Sine qua non]

Sine qua non, (lat.), zie Conditio sine qua non.

[Singe (Le - de Nicolet]

Singe (Le - de Nicolet, (fr.), de aap van Nicolet. Van 1767 tot 1774 vertoonde Nicolet een aap, Turcot geheeten, wiens buitengewone kunstjes de Parijzenaars zoo te hoop deden loopen, dat hunne voorliefde voor dat dier heden nog spreekwoordelijk is en zijn naam is blijven voortleven.

[Singe, wem Gesang gegeben]

Singe, wem Gesang gegeben, (hgd.), hij zinge wien gezang beschoren werd, is aan Freie Kunst (1812) van Uhland ontleend.

[Singké]

Singké of sin-ké, d.i. nieuw-gast, benaming in N.-I. van de Chineezen van zuivere afkomst, in China geboren. De in N.-I. geboren Chineezen en bij inlandsche vrouwen verwekt zijn peranakan Tjina (peranakan = kind van inlandsche moeder en vreemde vader) en worden baba genoemd.

[Sinistre vieillard]

Sinistre vieillard, (fr.), onzalige grijsaard, bijnaam van Adolphe Thiers. Hij werd hem, den 26n Mei 1873, door het oppositieblad La Patrie, voor 't eerst gegeven, nadat hij den vorigen dag de betrekking van voorzitter der Republiek had nedergelegd.

[Sinjo]

Sinjo, zie Njo.

[Sinjoren]

Sinjoren, spotnaam voor de inwoners van Antwerpen. Waarschijnlijk naar de zucht der rijke Antwerpenaars ten tijde van Filips II, om zoo wel door kleeding als andere middelen den Spaanschen sennor uit te hangen. Bredero's Jonker Ierolimo Rodrigo (in zijn Spaanschen Brabander) is een ‘sinjoor’ van dat slag. Van sp. sennor = heer.

[Sinjoorken]

Sinjoorken, eig. Op-Sinjoorken, een figuurtje, dat te Antwerpen het symbool was van het gild der Sinjoren, en in de optochten werd rondgedragen. Vier mannen wipten het, door middel van een geborduurd laken, aan de vier hoeken vastgehouden, gestadig in de hoogte, telkens roepend: Op-Sinjoorken. Eens werd het door de nijdige Mechelaars gestolen, en nog in 1817, bij de inhuldiging van den Aartsbisschop van Mechelen (den prins De Méan), kon men het dáar, vóor het venster der Halle zien staan.

[pagina 1065]

[p. 1065]

[Sinne]

Sinne, verkort van sin-oh (sin-ah), (hebr.), haat. Kinne-sinne ontstaan uit kin-oh sin-oh, beduidt nijd en haat; zie Kin-oh. Verder Sinne gemoere, volkomen haat, onverbiddelijke haat.

[Sinopel]

Sinopel, (wap.), groen in teekening voorgesteld door schuinrechtsche lijnen. Naar Sinope (in Paphlagonië), thans Sinùb, waar veel kopermijnen zijn.

[Sint Geerten-minne]

Sint Geerten-minne, zie Geerten en Heildronken.

[Sint Jans-sermoen (Hij komt van -]

Sint Jans-sermoen (Hij komt van -, hij is dronken. Zinspeling op de talrijke kroegen, die voorheen een St. Jan op het uithangbord droegen, naar het schild der ridders van St. Jan van Jeruzalem.

[Sint Pieter (Dat is mijn -]

Sint Pieter (Dat is mijn -, dat is mijn sleutel = het middel waardoor ik mij den toegang tot deze of gene plaats of zaak weet te verschaffen. Ontleend aan Matth. XVI:19.

[Sint Pieters-visscher, hij vangt niets ('t Is -]

Sint Pieters-visscher, hij vangt niets ('t Is -, van iemand die ongelukkig is in 't vischvangen. Ontleend aan Luk. V:5 (vgl. Joh. XXI:3), waar Simon Petrus zich beklaagt, dat hij met de zijnen den heelen nacht gearbeid en niets gevangen heeft.

[Sint ut sunt, aut-non sint]

Sint ut sunt, aut-non sint, (lat.), letterl. laat ze zijn, zooals ze zijn, of laat ze niet zijn, m.a.w. verander er niets aan. Tamelijk onbewezen antwoord van den generaal der Jezuïeten Ricci, aan paus Clemens XIV, welke paus de Societas Jesu wilde laten voortbestaan, wanneer er enkele wijzigingen werden ingevoerd. De orde werd in 1773 opgeheven.

[Sinterklaas]

Sinterklaas, van Sint Heer Klaas, Sint Nicolaas, de Patroon der zeevaarders en dus ook van Amsterdam (de Oude of St. Nicolaaskerk) en ook de beroemde kinderheilige.

[Sinto's]

Sinto's, zie Gipsies.

[Sionieten]

Sionieten of Sionisten, voorstanders van eene algemeene landverhuizing der Israëlieten naar Palestina. Het eerste congres te Bazel, ter bebespreking van de mogelijkheid hiervan, werd 29 Aug. 1897 geopend.

[Siphilis, Syphilis]

Siphilis, Syphilis, een ziekte door sexueel verkeer ontstaan of overgebracht, soms ook hereditair. Het woord is in gebruik gekomen sedert de Italiaansche dichter Fracastoro (1530) een Latijnsch gedicht uitgaf, waarin de rampen beschreven werden door die ziekte, in dien tijd hevig woedende, in Italië plotseling teweeg gebracht: de naam van den herder in dit gedicht was Syphilis en naar dien naam is de ziekte genoemd. De volle titel was: syphilus, sive Morbus Gallicus.

[Siphon]

Siphon, buis van metaal of ander materiaal waardoor het water van een waterleiding, beek of rivier afgevoerd wordt onder den grond. Cilindervormige geleiding als hevel ingericht, vloeiende om vloeistof door atmospherische of hydraulische drukking in een bepaalde richting te doen uitstroomen zonder dat terugvloeien mogelijk is, toepassingen zijn duikers in kanalen en waterleidingen, hevels in de afvoergeleidingen ten dienste van woonhuizen, eindelijk op kleinere schaal in machines en spuit- en drankflesschen.

[Siram]

Siram, (mal.), menjiram, besproeien, begieten; bersiram, zich bij het baden met water begieten. De Europeanen in N.-I. noemen dat sirammen, en bedienen zich daartoe ook wel van een nap (gajoeng).

[Sirat (Al -]

Sirat (Al -, volgens den Koran, de strenge proefbrug, die iedereen bij de opstanding moet overgaan. Zij is niet breeder dan de rand van een Turksch zwaard en ligt over de golf der hel. De getrouwen zullen er veilig over gaan, doch de zondaars vallen in 't sombere rijk daar beneden.

[Sirdar]

Sirdar, (eng.), titel van generaal Kitchener, den bevelhebber der ingeboren en Britsche troepen in Egypte. Van het Perzische serdar, samengesteld uit ser = hoofd en dar = houdend, d.w.z. opperbevelhebber of generaal en niet

[pagina 1066]

[p. 1066]

van het arab. sayer ed dar = paleisopzichter, zooals sommigen beweren. Na de door hem te Omdurman behaalde overwinning (3 Sept. 1898), verkreeg Kitchener den titel van lord Kitchener of Khartoum.

[Sire, geben Sie Gedankenfreiheit!]

Sire, geben Sie Gedankenfreiheit! (hgd.), Sire, geef vrijheid van gedachte! Ontleend, behalve het eerste woord, dat men er bij aanhaling pleegt bij te voegen, aan Schiller's Don Carlos, III, 10, waar de markies van Posa dien raad aan Philips II geeft.

[Sirenen]

Sirenen, (gr.), schoone jonge maagden, die zich in de zeeëngte tusschen Sicilië en Italië op een met klippen omgeven rots ophielden en door haar liefelijk gezang de voorbijvarende schippers dermate betooverden, dat deze op haar eiland aan land stapten, doch dan ook door haar werden omgebracht. Haar getal, zoowel als hare afkomst wordt verschillend opgegeven. Homerus spreekt van twee, anderen van drie of vier sirenen. Gewoonlijk houdt men ze voor dochters van den Aetolischen riviergod Acheloos en Sterope, Terpsichore of Melpomene. 't Noodlot had bepaald, dat zij slechts mochten leven, totdat iemand haar eiland voorbij voer, zonder zich door haar gezang te laten betooveren. Dit geschiedde met Ulyxe, die zich aan den mast van zijn schip had laten vastbinden; waarop zij, spijtig en verwoed, dat de prooi, waarop zij hoopten, haar ontgaan was, zich in zee wierpen en in klippen veranderd werden. De kunst beeldt haar af als schoone maagden, met loshangende haren en vischstaarten, doch zonder voeten, of wel als gevleugelde jonge dochters, die van arendsklauwen en vogelstaart zijn voorzien. Doch dit heeft betrekking op eene andere mythe. (Zie Harpijen). Als nimfen nl. in 't gevolg van Persephone (Proserpina), wilden zij, toen deze ontvoerd werd, haar op zee opzoeken en ontvingen zij op hare begeerte vleugels; doch zij lieten zich, vermoeid van 't vruchteloos zoeken, op eene rots neder, waar zij van verdriet stierven.

[Sirenenlied, sirenenzang]

Sirenenlied, sirenenzang, lokzang, verleidelijk lied, noodlottig voor hen, die er ooren naar hebben. Zie Sirenen.

[Sirocco]

Sirocco, de Italiaansche naam voor een zeer heete en droge Z.O. wind. De naam is afgeleid uit het arab. sjarki, oostelijk, afgeleid van sjark dat het oosten beduidt.

[Sirventes]

Sirventes, (muz.), letterl. dienstliederen, een bijzondere soort van gezangen der Troubadours, die niet de aangebedene van hun hart, maar hunne vorstelijke weldoeners en gebieders golden en òf hun lof zongen, òf klachten over misstanden aanhieven. Van prov. sirvir, lat. servire = dienen.

[Sisyphus-arbeid]

Sisyphus-arbeid, zware, maar vruchtelooze inspanning, arbeid, die altijd weer op nieuw begonnen moet worden, zonder ooit tot eene gunstige uitkomst te leiden. Aldus geheeten naar Sisyphus, een fabelachtigen held der oudheid, zoon van Aeolus, stichter en koning van Korinthe, die zich, evenals Tantalus, aan vreeselijke misdaden schuldig had gemaakt, en veroordeeld werd een groot rotsblok tegen een steilen berg op te wentelen; maar telkens, als hij op het punt stond den top te bereiken, rolde het blok weer naar beneden, zoodat zijn arbeid eindeloos duurde.

[Sit tibi terra levis]

Sit tibi terra levis, (lat.), dat de aarde u licht zij. Martial. IX, 29, 11. Epig. 30.

[Sit venia verbo]

Sit venia verbo, afgek. s.v.v., (lat.), men veroorlove of verontschuldige de uitdrukking, met verlof gezegd. Plinius, Epistolae 5, 6, 46: venia sit dicto.

[Sits]

Sits, ook chits geschreven, mal. tjita, benaming van eene gebloemde katoenen stof, oorspronkelijk in Hindostan geweven en geverfd of gedrukt en niet enkel over den Indischen archipel doch ook over Perzië en de Levant tot ons gebracht; de Perzische naam luidde tsjit of tjit. Ook: papier, dat met strepen en vlekken bedrukt is in verschillende kleuren.

[Sjaak]

Sjaak, (barg.), diakenwees.

[pagina 1067]

[p. 1067]

[Sjaäloh]

Sjaäloh, (sjaälah), (hebr.), vraag. Verkort sjale of sjeile. In het bijzonder eene vraag aan een Israëlietisch geestelijke om advies in godsdienstig ritueele zaken. Het richten der vraag noemt men dan: een sjaäle of sjeile maken.

[Sja'atnes]

Sja'atnes, eig. sjaätnez. Hebr., waarschijnlijk oorspronklijk Koptisch = stof uit tweeërlei draad, wol en linnen, saamgeweven of saamgewerkt. Zie Lev. XIX:19; Deut. XXII:11.

[Sjaaw]

Sjaaw, sjow = hebr. ijdel, nietig, valsch; sjaaw we-sjeker, valsch en logenachtig. Zie Sjeker.

[Sjabbes]

Sjabbes, (sjabbos), (hebr.) = sabbath, de gewijde wekelijksche rustdag; de Zaterdag.

[Sjadchen]

Sjadchen, (hebr.), huwelijks-onderhandelaar, iemand, die zich bezig houdt met het inleiden en voeren van huwelijks-onderhandelingen. (Zie Sjiddoech).

[Sjaich]

Sjaich, (arab.), door ons ook sjeich en sjeik geschreven. In 't arab. titel van waardigheid, oudste, Heer; titel van hen, die geacht worden tot de afstammelingen van de vrienden van den Profeet te behooren.

[Sjakoo]

Sjakoo, bijnaam van den beruchten huisbreker J.F. Muller, te Amsterdam, in 't begin der 18e eeuw. Het laddertje en de wapens, waarmee hij zijn boevenwerk verrichtte, worden nòg daar ter stede bewaard.

[Sjalet]

Sjalet of sjaleud, (joodschduitsch), gerecht (soort van pudding), meestal op sabbath-namiddag genuttigd. Matse-sjalet, als de pudding met gebakken paaschbrood (zie Matsah) wordt toebereid. Het woord is verbasterd oud-Duitsch.

[Sjammes]

Sjammes, (sjammasj), n. hebr. bode, bediende, koster. Titel van den koster ter synagoge. Letterl. dienaar. (Dan. VII:10).

[Sjanfor]

Sjanfor, (hebr.), bazuin; een ramshoren, waarop op den Israëlietischen Nieuwjaarsdag geblazen wordt.

[Sjarief]

Sjarief, (arab.), titel van adel, inzonderheid van de afstammelingen van Mohammed.

[Sjas]

Sjas, de Talmud. Sjas-chewro, vereeniging tot bestudeering van den Talmud. Het woord is eene verkorting van twee Hebr. woorden, die beteekenen: de zes orden, nl. de zes boeken der Misjna, waarnaar de Talmud-tractaten zijn gerangschikt. Hebr. sjeesj = zes.

[Sje-chejonoe]

Sje-chejonoe, (sje-hechijonoe), naam van een Hebr. gebed of lofzegging bij het gebruiken van iets nieuws. Vandaar, schechejonoe maken = iets nieuws doen, iets nieuws beginnen, iets nieuws zich verwerven of bezitten.

[Sjechina]

Sjechina of schechina, o.a. gebruikt door Busken Huet, van iemand, die ‘zich hult in een schechina van zelfbehagen’. Vgl. Sjeich; 't is dus als sprak Busken Huet van ‘eene welbehagelijke voornaamheid’.

[Sjechita]

Sjechita, hebr. = slachting (van sjachat = slachten). Zie Sjouchet en sjechten. Iemand de sjechita leeren = iemand onderricht geven in de theorie en praktijk van het Joodsch ritueele slachtstelsel. Overdrachtelijk soms in den zin van: financieele slachting, vernietiging.

[Sjechten]

Sjechten of sjesjten, (van hebr. sjachat = slachten), een stuk vee dooden in den joodsch-ritueelen slachttrant. (Zie Sjouchet, sjechito). In overdrachtelijken zin: iemand sjechten = iemand den hals afsnijden, iemand ruïneeren. Het verl. deelwoord is: gesjochten = geslacht. - In overdrachtelijken zin vaak = kapot, vernietigd, bedorven. Een gesjochten man = een bedorven man; een gesjochte boel = een bedorven zaak. Ook afgekort tot Gesjocht.

[Sjed]

Sjed, mrv. sjeidim (sjedim), hebr., (oorspronkelijk: afgod, geheimzinnige macht) = duivel, demon.

[Sjees (Op de - zijn]

Sjees (Op de - zijn, (stud.), sjeezen = verwijderd worden (zijn) van de Universiteit; heengaan, zonder de studie voltooid te hebben.

[pagina 1068]

[p. 1068]

[Sjeetnes]

Sjeetnes, zie Sjaatnes.

[Sjeich]

Sjeich, (arab.), titel van waardigheid, seigneur; titel van hen, die geacht worden te behooren tot de afstammelingen van de vrienden van Mohammed.

[Sjeiker]

Sjeiker, zie Sjeker.

[Sjeile]

Sjeile, zie Sjaäloh.

[Sjeim]

Sjeim, (sjem), hebr. = naam. Een goeden sjem, een boozen sjem hebben.

[Sjeimes-zeggen]

Sjeimes-zeggen = het gebedsformulier bij een stervende uitspreken. Vandaar schertsend: sjeimes zeggen = eene zaak als afgeloopen beschouwen; iets voor dood of afgedaan verklaren.

[Sjeimous]

Sjeimous, (sjemoth), meerv. van sjeim = naam. In 't bijzonder als term voor Hebr. namen Gods; vandaar ook, Hebr. gebeden of Hebr. verzen, waarin namen Gods voorkomen.

[Sjek]

Sjek, zie Shaggtabak.

[Sjeker]

Sjeker, (hebr.), logen, leugentaal.

[Sjem]

Sjem, (hebr.), naam. (Zie Sjeim).

[Sjem-jisjmereinoe]

Sjem-jisjmereinoe, (ha-schemjisjmerenoe), (hebr.), de Hemel beware ons. Van ha-schem = de naam, d.i. God en sjamar = bewaren, behoeden.

[Sjema'-Jisroël]

Sjema'-Jisroël, (hebr.), Hoor Israël! begin van de dagelijks uitgesproken Joodsche belijdenis; vaak gebruikt als uitroep van verbazing, van smart, van schrik, van verrassing.

[Sjeol]

Sjeol, (sjeool), (hebr.), afgrond, de onderwereld, de hel.

[Sjeol tachtijo]

Sjeol tachtijo, (hebr.), de onderste hel, de diepste afgrond. Iemand in de sjeol tachtijo helpen = iemand gehcel ten ondergang brengen; iemand totaal ruineeren. Vgl. de spreekwijs den afgrond uit de hel vloeken, d.i. allerverschrikkelijkst vloeken.

[Sjewoeous]

Sjewoeous, (hebr.), weken. Naam van het Israel. wekenfeest (omstreeks Mei-Juni), d.i. Pinksteren, hetgeen zeven weken na Paschen inviel. Zie Lev. XXIII:15.

[Sjibboleth]

Sjibboleth, fig. herkenningsteeken voor eene partij, ontleend aan Richt. XII:5, 6. De Gileadieten hadden zich bij eene doorwaadbare plaats aan den Jordaan opgesteld en richtten tot elken Ephraïmiet, die over wilde, de vraag: Zijt gij een Ephraïmiet? Wanneer hij zeide: Neen! zoo zeiden zij tot hem: Zeg nu sjibboleth, maar als hij zeide sibboleth, en het alzoo niet recht kon uitspreken; grepen zij hem en versloegen hem aan de veren der Jordaan. De Ephraïmieten spraken de hebr. sj uit als s, en wel lispelend.

[Sjiddoeck]

Sjiddoeck, (n. hebr.), huwelijk, uithuwelijking.

[Sjien]

Sjien, (barg.), politieagent.

[Sjiffoes]

Sjiffoes, (hebr.), laagheid, gemeenheid. Zie Sjofel.

[Sjijn]

Sjijn, politie-beambte, bij de Haagsche straatjongens in gebruik. Vgl. Sjien en Sien.

[Sjikse]

Sjikse, (toon.), dienstbode, meisje of vrouw.

[Sjikkor]

Sjikkor, (hebr.), beschonken, dronken. Mrv. sjikkoerim = dronken lieden.

[Sjikkoeres]

Sjikkoeres, (sjikroet), (hebr.), dronkenschap.

[Sjiwe]

Sjiwe, (sjiw'a), (hebr.), letterl. zeven. Vandaar term voor de zeven rouw- of treurdagen na de begrafenis.

[Sjlachmones]

Sjlachmones, (hebr.), term voor de spijsgeschenken, onder de Israëlieten vooral op het Poerim-feest gebruikelijk. Het woord is een verkorting van het Hebr. sjiloaack-monous (sjiloach monoth) = zending van gaven. (Zie Esther IX:22).

[Sjlemazel]

Sjlemazel, verbasterd van het n. hebr. sjelo-mazzal = hetgeen nietgeluk is, ongeluk, tegenspoed. Sjelo = ascher lo, d.i. wat niet. Als verwonderende uitroep: sjlemazel! = is dit een ongeluk? wat hindert dat?

[pagina 1069]

[p. 1069]

[Sjlemiel]

Sjlemiel, (joodsch-duitsch), ongeluksvogel (waarschijnlijk substantieve verkorting van sjlemazel (z.a.). Sommigen leiden het af van den naam Sjeloemiel (Num. I:6; II:12). Maar deze naam beduidt vriend Gods. Aan dit Joodsch-Duitsche woord heeft Chamisso in zijn bekend gedicht den naam van Peter Schlemil ontleend.

[Sjliach]

Sjliach, (hebr.), bode, boodschapper, afgevaardigde. Spreekwoord: een luie sjliach is een halve Nowi = een luie boodschapper is een halve profeet, d.i. iemand, die te lui is, om een boodschap te doen, weet allerlei vermoedens in te brengen, om zich van de opdracht af te maken.

[Sj'mad]

Sj'mad, (hebr.), van hebr. sjamad = vernietigen) = vernietiging uit den kring des Jodendoms, afval van het Jodendom, overgang tot een ander geloof. Zich sjmadden = overgaan tot een ander geloof, resp. tot het Christendom; in den sjmad komen, tot een afvallig ongodsdienstig leven vervallen. (Zie Meschoemad, lees: Mesjoemad).

[Sjmoeisjeitel]

Sjmoeisjeitel, (hebr.), praatzak, babbelkous. Het woord jeitel waarschijnlijk een spottende eigennaam, vgl. in het Nederl. Hans in lulhans.

[Sjmoeo]

Sjmoeo, (Sjemoeah), (n.-hebr.), lett. het gehoorde, tijding, bericht. Meest gebruikelijk in den zin van een praatje, gewauwel, zonderling vertelsel. Meervoud sjmoeous (schemoeoth) zamengetr. sjmoes = praatjes, waardelooze vertelsels. Sjmoes, sjmoes-jes maken = praatjes maken. Sjmoes barjentes, [uitdrukking van de Italiaansche Joden in de Joodsche volkstaal overgenomen]. Sjmoes por rientes = praatjes voor niets, praatjes voor de vaak.

[Sjmoesen]

Sjmoesen, (hebr.), babbelen, praten (werkwoord in de Joodsche volkstaal gevormd van het woord sjmoes. Zie Sjmoeo).

[Sjochen]

Sjochen, (sjacheen), (hebr.) = nabuur, buurman.

[Sjochente]

Sjochente, (in de volkstaal, met - waarschijnlijk chald. - vrouw. uitgang), buurvrouw.

[Sjoel]

Sjoel, van hgd. schule, oorspronkelijk: de plaats, waar godsdienst geleerd wordt, later in het bijzonder de Synagoge.

[Sjoelchan]

Sjoelchan, (hebr.), tafel. In het bijzonder naam van de tafel, waarop ter Synagoge de wetsrol ligt, bij het lezen daaruit.

[Sjoelchan oroech]

Sjoelchan oroech, (aroech), (letterl. aangerechte tafel), naam van den autoritatieven codex voor het Israël. godsdienstig leven. Spreekwoord: Ieder heeft een schoelchan-oroech voor zich zelf, d.i. velen maken zich hun godsdienstcodexje naar eigen smaak.

[Sjoele-gaan]

Sjoele-gaan, ter Synagoge gaan.

[Sjofel]

Sjofel, (sjafeel), (adjectief), (hebr.), laag, gering, armoedig. Sjofel als subst. meer in geestelijken of zedelijken zin: een laag mensch, een ongodsdienstige, een zedelooze, een verdorveling. Meerv. sjefeilim (saamgetr. in sjweiliem) = verdorvelingen, gemeene menschen. Ook wel schertsend in den zin van ons rakker, schelmsche kerel.

[Sjofele bajis]

Sjofele bajis of groot bajis, (joodsch), gevangenis. Letterl. gemeen huis.

[Sjolem]

Sjolem, verkort. van sjoloum (z.a.).

[Sjoloum]

Sjoloum, (sjalom), (hebr.), vrede.

[Sjoloum aleichem]

Sjoloum aleichem, (sjalomale'hem), (hebr.), vrede zij u! Meest gebruikelijk als welkomstgroet. Zie Salaam alaika. Bescholem = in vrede, in welstand; gewoonlijk in den zin van: goed en wel.

[Sjoof]

Sjoof, (barg.), 1 gulden; dubbele sjoof = 1 rijksdaalder; halve sjoof = 50 cents; tien sjoofsprent = 1000 gld.; prent van 2 sjoof = 200 gld.; prent van 1 sjoof = 100 gld.; prent van 6 beisies = 60 gld.; prent van ½ sjoof = 50 gld.; prent van 4 beisies, 40 gld.; heitjes prent = 25 gld.; beisies prent = 10 gld.

[Sjouchad]

Sjouchad, (schochad), (hebr.), geschenk, dat tot omkooping dient, in het bijzonder van een rechter (zie. Exod. XXIII:8).

[pagina 1070]

[p. 1070]

[Sjouchet]

Sjouchet, (sjochet), lett. slachter; term voor dengene, die de ritueel-Joodsche slachtwijze volbrengt, en daarvoor door bevoegdheid en goed gedrag het brevet heeft verkregen. Zie Sjechten.

[Sjoumes]

Sjoumes, (hebr.), (van sjamar = bewaren), een bewaarder, oppasser. In het bijzonder: iemand die aangesteld is, om te waken over ritueele inachtneming bij het bereiden van spijzen voor Israëlietisch gebruik.

[Sjoute]

Sjoute, (n.-hebr.), (sjoteh), = dwaas, gek, niet-wijs.

[Sjovel gekloft]

Sjovel gekloft, (barg.), slecht gekleed.

[Sjovele massemate]

Sjovele massemate, (barg.), kleine diefstal; gering voordeel. Zie ook Massematte.

[Sjow]

Sjow, zie Sjaaw.

[Sj'toes]

Sj'toes, (n.-hebr.), dwaasheid, (afgeleid van Sjoute (z.a.).

[Sjweer]

Sjweer, in de Joodsche volkstaal, van het oud-Duitsche Schwäker (= Schwiegervater) schoonvader. Schwieger of Sjwiegerte (met de Joodsch-Duitsche vrouw. uitgang - te, schoonmoeder.

[Sjweien]

Sjweien, in de Joodsche volkstaal (van het oud-Duitsche schwäben), verzwageren, aanhuwelijken. Vandaar: gesjwei = door aanhuwelijking verwant, in 't bijz. schoonzuster of schoonbroeder.

[Sjweilim]

Sjweilim, zie Sjofel.

[Sjwoeës]

Sjwoeës, zie Sjewoeous.

[Sjwoeo]

Sjwoeo, (Sjeboea), (hebr.), eed.

[Skalden]

Skalden, in de 9e-13e eeuw bij de Scandinavische volken de dichters en zangers der nationale heldensagen. Skálld (oud-noorsch) = dichter.

[Skedaddle]

Skedaddle, (am.), op den loop gaan; ook tusschenwerpsel: loop rond of 't kan me niet schelen.

[Skat (Etwas in den - legen]

Skat (Etwas in den - legen, (hgd.), iets als nutteloos verwijderen.

[Skat (Im - liegen]

Skat (Im - liegen, (hgd.), weggeworpen zijn. Beide uitdrukkingen ontleend aan het skat of skatspel waarbij twee kaarten door een speler worden terzijde gelegd, die de andere speler naar believen al of niet opneemt.

[Ski]

Ski, (scand.), sneeuwschoen. ‘Een Noorsche ski- of sneeuwschoenlooper’.

[Ski-loopen]

Ski-loopen, (sportt.), sneeuwschoen-loopen. In Noorwegen en Canada wordt het door ieder, jong of oud, beoefend.

[Skiapoden]

Skiapoden, een fabelachtig volk in Libye, met bijzonder groote voeten, die zij, een been in de hoogte lichtend, als zonnescherm konden gebruiken. Gr. skiapodes, uit skia (schaduw) en pous (voet), gen. podos.

[Skias]

Skias, zie Odeon. Koepelvormig gebouw, letterl. koepeldak, op de markt te Sparta, waar de volksvergaderingen werden gehouden. Uit gr. skia = schaduw; dus eig. een schutdak.

[Skiff]

Skiff, (eng.), roeiboot.

[Skiffeur]

Skiffeur, (eng. met fr. uitgang), sportterm, bootroeier uit liefhebberij, in een wedstrijd.

[Skotograaf]

Skotograaf, schrijfmachine voor blinden. Uit gr. skotos (duisternis) en graphein (schrijven). Uitgevonden Jan. 1895 door Dr.- Julius Nord, arts te Amsterdam. Vanhier bekend als ‘Dr. Nord's Skotograph’ (-graaf). Het voorwerp, waarmee de blinde schrijft, beweegt zich tusschen twee medegevende, horizontale metalen staafjes; door knopjes wordt aangeduid, hoe groot de lengte en breedte van het papier is. Het geheel heeft den vorm van een lessenaartje en is van mahoniehout gemaakt.

[Skrophulomse Gesindel]

Skrophulomse Gesindel, (hgd.), met die woorden, die middelerwijl burgerrecht hebben erlangd, duidde Heinrich Leo (geb. 1799), in het Volksblatt für Stadt und Land, in 1853 het schuim der Europeesche bevolking aan.

[Skupschtina]

Skupschtina, de Kamer van Volksvertegenwoordigers in Servië.

[pagina 1071]

[p. 1071]

[Sky-pilor]

Sky-pilor, (am.), geestelijke, lett. stuurman of loods naar de lucht; ned. hemeldragonder.

[Slaan]

Slaan, (barg. en mil.), stelen.

[Slaap]

Slaap, (mil.), naaste buurman op de slaapzaal.

[Slaap des rechtvaardigen (De -]

Slaap des rechtvaardigen (De -, is eene uitdrukking, die er recht bijbelsch uitziet, doch in den geheelen bijbel niet voorkomt; van verre zou te vergelijken zijn Pred. V:2. Het fr. heeft le sommeil du juste, hgd. Schlaf des Gerechten, eng. the sleep of the righteous en het ital. il sonno del giusto.

[Slaapmutsje (Een -]

Slaapmutsje (Een -, (rest.), een klare.

[Slaatje]

Slaatje, (barg.), klein waschgoed.

[Slachter (De -]

Slachter (De -, bijnaam van den Russischen veldmaarschalk Souwaroff, die in 1799 de Franschen versloeg aan den St. Gothard, bij het zoogenaamde Gat van Uri, waar 25 Sept. 1898 een gedenkteeken voor hem onthuld werd, niettegenstaande er bij de geslagen Fransche troepen vele Zwitsers waren geweest.

[Slakkensteker]

Slakkensteker, (mil.), bajonet; ook de ponjaard, dien adelborsten als onderscheidingsteeken dragen.

[Slam]

Slam, verkorte uitspraak voor Islam = de Mohammedaansche godsdienst, bv. in orang slam, (mal.), een belijder van den Islam.

[Slamat]

Slamat, (mal.), uit arab. salam = heil. Welkomst- en afscheidsgroet.

[Slamat djalan]

Slamat djalan, (mal.), goeden dag, goede of gelukkige reis! Djalan = weg, gang.

[Slamat drinken]

Slamat drinken, welkom drinken.

[Slamat makan]

Slamat makan, (mal.), eet smakelijk! Makan = eten.

[Slamat tahoen bahroe]

Slamat tahoen bahroe, (mal.) heil in 't nieuwe jaar! tahoen = jaar, bahroe = nieuw.

[Slamat tidor]

Slamat tidor, (mal.), slaap lekker! Tidor = slaap.

[Slamat tinggal]

Slamat tinggal, (mal.), heil u die blijft! Tinggal = blijven.

[Slamatan]

Slamatan of Slametan, van salamat (mal.), welvaren, gezondheid, voorspoed enz., welkomstmaal, feestmaal ook offermaal. Ook feestmaal der Chineezen, op vaste datums na de begrafenis op het graf van een gestorven naasten bloedverwant gegeven.

[Slang]

Slang, (barg.), horlogeketting, een foksche slang, een gouden ketting, een loensche slang, een valsche ketting.

[Slang]

Slang, (eng.), maar ook in andere talen overgenomen. Letterl. dieventaal, bij uitbreiding, woorden en zegswijzen uit de platte volkstaal overgenomen. De slangs zijn de boeien, waarmede de beenen der misdadigers waren vastgebonden, vervolgens toegepast op de misdadigers zelven en later op hun eigenaardige dieventaal.

[Slangenzuil]

Slangenzuil, de 60 voet hooge obelisk van keizer Theodosius I († 395 n.C.), die in het middenhof van het Serail te Konstantinopel prijkt.

[Slaper]

Slaper,

1o.Het door het rijk goedgekeurd model (prototype) van den Meter en het kilogram, gemaakt van platina en berustende in den Haag onder een glazen stolp, en dus geen dienst doende.
2o.Een dijk, die achter een anderen dijk ligt en dus geen dienst doet, zoolang de laatste in goeden staat verkeert. Bij Petten heeft men: den ‘Waker’, den ‘Slaper’ en den ‘Droomer’.
3o.In de bouwkunde balk, welke langs den muur gelegd wordt en waarin de kinderbalken rusten. In Zuid-Nederland wordt de slaper strijkbalk genoemd.
4oOf sleper, hetzelfde als testoen (z.a.) naamsoorsprong onbekend.

[Slaplippen]

Slaplippen, (stud.), drinken.

[pagina 1072]

[p. 1072]

[Slatius (Ik wil niet doen als - en verloopen mijn bier]

Slatius (Ik wil niet doen als - en verloopen mijn bier, uitdrukking, gebezigd door drinkers. De Remonstrantsgezinde predikant Henricus Slatius, medewerker aan den aanslag op 't leven van Prins Maurits, daarom als vluchteling zwervend, betaalde in 1623 in de herberg te Rolde, op het zien van een paar soldaten, zijn nog niet leeg gedronken glas bier, en verried zich door zijne angstige houding en overhaast vertrek.

[Slavenstaten]

Slavenstaten, (am.), de staten, die vóor den oorlog voor het behoud der slavernij waren: Alabama, Arkansas, Delaware, Florida, Georgia, Kentucky, Louisiana, Maryland, Mississippi, Missouri, Noord- en Zuid-Carolina, Tennessee, Texas en Virginië.

[S(ine) l(oco) e(t) a(nno)]

S(ine) l(oco) e(t) a(nno), zonder plaats noch jaar van uitgave op den titel [van boeken].

[Sleeper]

Sleeper, (eng.), dwarslegger.

[Sleepsloffen]

Sleepsloffen of sloffen, spotnaam voor de inwoners van Dronrijp, bij Franeker.

[Sleipnir]

Sleipnir, zie Paarden.

[Sleischat]

Sleischat of sleschat (slagschatting) of seigneuriage (heerlijk recht), noemde men de belasting, die de muntmeester voor iederen muntslag moest opbrengen aan den Souverein of de landsvorstelijke hoogheid, voor het verlof om geld te mogen munten.

[Slendang]

Slendang, (mal. en jav.), een lange, smal opgevouwen, veelal gebatikte doek, die, dubbel toegeslagen, zoo over de schouders wordt gelegd, dat aan de rechterzijde de beide slippen lang van voren afhangen. Soms wordt ook de slendang over het hoofd gedragen. Als ze opgenomen wordt, dragen zij er ook wel kinderen of koopwaren in.

[Sleper]

Sleper is nog altijd in Amsterdam de beroepsnaam der rijtuigverhuurders, al houden zij er geen enkele slede meer op na.

[Sleutel]

Sleutel, als zinnebeeld van macht, geschiktheid, vaardigheid. De Apostel Petrus wordt in de Christelijke kunst altijd voorgesteld met twee sleutels in de hand; ze zijn het symbool van Apostolisch gezag; herinnering aan Christus' woord tot Petrus: ‘en u zal ik de sleutelen van het rijk der hemelen geven’. (Vgl. Matth. XVI:19), en worden en sautoir gedragen, een van goud en de andere van zilver. Ook het zinnebeeld van St. Servatius, St. Hippolytus, St. Geneveva, St. Petronella, St. Osyth, St. Martha en St. Germanus van Parijs. De bisschop van Winchester draagt twee sleutels en een zwaard en sautoir. Die van St. Asaph, Gloucester, Exeter en Petersburg dragen twee sleutels en sautoir.

[Sleutel der Middellandsche Zee (De -]

Sleutel der Middellandsche Zee (De -, de sterkte van Gibraltar; aldus genaamd omdat zij den ingang van genoemde zee verdedigt.

[Sleutel van Nederland (en de Noordzee) (De -]

Sleutel van Nederland (en de Noordzee) (De -, Vlissingen, door keizer Karel V aldus genoemd.

[Sleutel van Rusland (De -]

Sleutel van Rusland (De -, Smolensk aan den Dnieper.

[Sleutel van Zeeland (De -]

Sleutel van Zeeland (De -, de vesting Terneuze. Het wapen dezer plaats is gelijk aan dat van Zeeland, vermeerderd met een sleutel in den rechtervoorpoot des leeuws; een schoon sprekend wapen.

[Sleutels zoeken van de hemelpoort (De -]

Sleutels zoeken van de hemelpoort (De -, den rug krommen wegens ouderdom, fig., daar men zich ook buigt, als men iets zoekt; vgl. Gen. XXVIII:17 met Matth. XVI:19 en Jez. XXII:22.

[Sleutelstad (De -]

Sleutelstad (De -, Leiden, naar de sleutels in het wapen.

[Slierie karie spelen]

Slierie karie spelen, (barg.), snel iets afnemen.

[Slijk (Het aardsche -]

Slijk (Het aardsche -, hetwelk iedereen begeert, geld. Zoo o.a. in Gez. 43:2:

‘Pracht en schoonheid moog wat schijnen,

't Is aan d'ijdelheid gelijk;

Bij 't gebruik zal 't al verdwijnen,

Goud en zilver is als slijk’.

[pagina 1073]

[p. 1073]

[Slijmgasten]

Slijmgasten, naam, welken de heethoofdige partij van 1795 gaf aan de meer bezadigde leden der Nationale Vergadering, ook Moderaten geheeten. Tot deze leden werden gerekend Bucot, ten Bergen, de Beveren, Bicker, Boellaard, e.a., vóor de omwenteling ao 1787 goed, thans vol slijm, gelijk een destijds uitgekomen venijnig pamphlet, getiteld ‘Korte Charakter Schets’ hen kenschetste.

[Slikgeld]

Slikgeld, in Friesland, op het Grootboek geplaatste en gekapitaliseerde waarborgpremie, bij vergraving van laag veen te storten, om eenmaal het vergraven land droog te maken en in cultuur te brengen. Nadat de landerijen voor cultuur geschikt zijn gemaakt, volgt uitkeering der slikgelden. Alleen die eigenaars kunnen dus het land ontginnen, die kapitaal te hunner beschikking hebben.

[Slobber (Een -]

Slobber (Een -, (rest.), een kogelfleschje met cognac.

[Sloetprijs]

Sloetprijs, prijs, bij de Rijks-landbouwschool te Wageningen, jaarlijks toegekend aan den leerling der afdeeling A, die zich door gedrag en vorderingen 't meest onderscheidde. Naar eenen Baron Sloet.

[Slomeduikelen]

Slomeduikelen, (toon.), met een (slecht) tooneelstuk, d.i. er maar wat van maken.

[Slons]

Slons, (mil.), slordig, vuil gekleed meisje.

[Slonsje]

Slonsje, dievenlantarentje. Ook de papieren kap om de kaars van een venterswagen of stalletje.

[Sluyterik]

Sluyterik, (barg.), venster.

[Small Latin and less Greek]

Small Latin and less Greek, (eng.), weinig Latijn en nog minder Grieksch. Getuigenis, voorkomend in de gedenkschriffen van Ben Johnson over Shakespeare.

[Smart]

Smart, (am.), het kort begrip van alle volmaaktheid voor hen, die vooruit willen komen in de wereld, dus: vlug, slim, knap, met een goed voorkomen, handig, uitgeslapen, - elk daarvan of alles te zamen. Sedert eenigen tijd is het woord ook naar Frankrijk overgewaaid met de Engelsche beteekenis van zeer fijn. Daar heeft het de uitdrukkingen chic, spoum, chouette, a giorno en derg. vervangen. Men bezigt zelfs un smarteux voor iemand, die chic is.

[Smeris]

Smeris, (amst.), politie-beambte. Geen scheldwoord (volg. de Haarlemsche rechtbank, vonnis van half Juli 1898).

[Smeris staan]

Smeris staan, (barg.), op den uitkijk staan.

[Smerrehit (Een kriemsche -]

Smerrehit (Een kriemsche -, (barg.), een zilveren tabaksdoos.

[Smerrie]

Smerrie, (barg.), tabak.

[Smiezen hebben (In de-]

Smiezen hebben (In de-, (mil.), iets in het oog hebben, iets vermoeden.

[Smiger]

Smiger, (barg.), beul, scherprechter.

[Smijgelen]

Smijgelen, (barg.), spreken.

[Smiksem]

Smiksem, (barg.), boter.

[Smisserij]

Smisserij, (barg.), zilveren tabaksdoos.

[Smoesjes]

Smoesjes, zie Sjmoeo.

[Smoesjes verkoopen]

Smoesjes verkoopen, (mil.), onwaarheden of uitvluchten opdisschen.

[Smoessen]

Smoessen, (barg.), praten.

[Smoezen]

Smoezen, (mil.), flikftooien.

[Smoking]

Smoking, een van Engeland, waar het rookende beteekent, naar Frankrijk overgeplaatst woord, waarmende men aldaar zeker jasje aanduidt 'dat eenigszins langer dan eene z.g. jaquette is.

[Smoky City]

Smoky City, (am.), lett. rookerige stad, dus rookstad, naam voor Pittsburg; naar de vele ijzerfabrieken en derg. Vgl. Iron City. Sedert de opening der gasbronnen in Pittsburg eene der helderste steden geworden.

[Smous]

Smous, schimpnaam van een Hoogduitschen Jood, vooral in den zin van

[pagina 1074]

[p. 1074]

schacheraar, omdat men in oostelijk Duitschland er velen vindt van dat type. In dezen zin ook op. Christenen toegepast. Afgeleid van Mozes, den naam van Israëls wetgever, waarvoor de Joden in hun patois mous, mousjé bezigen, en waarvan door vóorplaatsing eener s, smous(jé) is gevormd.

[Smous]

Smous, (z. afr.), (zie Tochtganger). Rondtrekkende kleinhandelaar, Jood of Christen, doch altoos buitenlander.

[Smuik-smuigers]

Smuik-smuigers, (barg.), drinkebroers, snoepers, slampampers en derg.

[Snaar]

Snaar, (barg.), vrouw. In de 17e eeuw: schoonzuster; in Ned.-Indië de inlandsche huishoudster of Nja.

[Snakken]

Snakken, (barg.), spreken, roepen.

[Snaphanen]

Snaphanen, straatroovers van beroep, die de wegen van Noord-Duitschland onveilig maakten, en, door de vereenigde pogingen der machtige Hansesteden weerloos gemaakt, als vrijbuiters op de Oost- en Noordzee Likedeelers werden. Vandaar benaming voor oude schelling met een ruiter of ridder er op, door het volk snaphaan (roover) genoemd.

[Snee]

Snee, (toon.), groote coupure of hak (uitlating, weglating - uit een tooneelstuk).

[Snee in 't oor]

Snee in 't oor, (stud.), roes.

[Snees]

Snees, (barg.), opkooper van gestolen goed. Van Sinees d.i. Chinees, uit Indië overgenomen, waar de Chineesche handelaar niet als zeer nauwgezet bekend staat.

[Snees]

Snees, vlaktemaat in Noord-Holland; 378 H.A. = pl. m. 15000 snees; dus 1 H.A. = pl. m. 3968 snees. In den kleinhandel = het getal twintig bij eieren, visschen en enkele andere zaken. Ook in Indië: snees = kodi; een kodi papier = een riem d.i. 20 boek; kodi sarongs d.i. 20 sarongs.

[Sneeuwbal]

Sneeuwbal, eng. endless chain (eindelooze keten), uit Engeland naar Amerika overgewaaid, ook in Europa meermalen aangewend als de beste manier om in korten tijd eene flinke som bijeen te brengen, voor een of ander liefdadig doel. Twee personen bv. verzoeken aan vier vrienden om een dubbeltje, en deze richten elk weder aan vier vrienden hetzelfde verzoek, enz. enz. Zoo raakt de sneeuwbal aan het rollen, en wordt allengs grooter.

[Sneeuwballetje (Een -]

Sneeuwballetje (Een -, (rest.), een klare of een brandewijntje met suiker.

[Sneeuwklokje]

Sneeuwklokje, ook genoemd: Vastenavond-zotje, omdat het omstreeks half Februari te voorschijn komt. In onderscheiden legenden wordt het als een wonderbloempje voorgesteld; in Engeland wordt het ook de Fee der Februari-maand genoemd.

[Sneeuwkoning (De -]

Sneeuwkoning (De -, spotnaam der keizerlijke troepen voor Gustaaf Adolf van Zweden (1594-1632), toen deze een inval in Duitschland deed, omdat hij, uit het land der sneeuw komend, meenden zij, figuurlijkerwijs gesproken, wel smelten zou, als hij zich in het Zuiden waagde. 't Bleek echter spoedig, dat zij geheel verkeerd hadden gedacht.

[Sneldicht]

Sneldicht, kort snaaksch gedichtje, epigram. Vooral bekend zijn Constantijn Huygens' sneldichten. Wat door Roemer Visscher in zijne ‘Quicken’ (vluchtige gedichtjes) en door Starter in zijne ‘Boertigheden’ was begonnen, zette Huygens in zijne ‘Sneldichten’ voort.

[Snelvuur]

Snelvuur, (mil.), grauwe erwten.

[Snertjool]

Snertjool, (stud.), hierin bestaand, dat den groenen (z.a.) in Olympia te Utrecht bijeengebracht, een bord snert (groen-erwtensoep) gegeven wordt; zonder morsen moeten zij op de teenen gaan staan, eene diepe kniebuiging maken, opstaan en de hielen neerzetten.

[Snethlaagjes]

Snethlaagjes, (amst.), langwerpig breede en zeer dunne beschuitjes, gebakken met suiker en anijszaad. Aldus waarschijnlijk naar... zekeren Snethlage.

[Snijvel]

Snijvel, (barg.), huichelaar.

[pagina 1075]

[p. 1075]

[Snipperjacht.]

Snipperjacht. Zie Schnitzelreiten.

[Snobisme]

Snobisme, (eng.), naar Thackeray, Book of snobs, dat eerst in de Punch (1848), artikelsgewijs, met illustratiën van den schrijver verscheen, door Lindo vertaald met Ploertenboek. Het is inderdaad ploertigheid van eene bijzondere soort nl. met een zweem van deftigheid en voornaamheid. In 't Fransch is het weleer de zucht, om hoogergeplaatsten na te apen, door b.v. zekere genoegens, niet voor eigen voldoening na te jagen, maar omdat anderen het ook doen, waarbij aanstellerij, geveinsde geleerdheid en schijnbare kunstliefde niet zijn uitgesloten. Vóordat Thackeray de aangeduide opstellen deed verschijnen gaf hij in 1829 een weekblaad je, getiteld: The Snob (De Schoenlapper) uit, terwijl hij aan de hoogeschool te Cambridge studeerde, waarvan echter slechts 11 nummers (prijs: 2½ pence) het licht zagen. Hij hekelde daarin vooral de schoolvosserij, zoodat waarschijnlijk daaruit oorspronkelijk èn de titel èn de strekking van zijn werk is geboren. Hij noemde George IV een snob, omdat hij zich voor den eersten gentleman van Europa wilde laten doorgaan en in zijn gezindheid en manieren toch niets van een gentleman had.

[Snoeren zijn in liefelijke plaatsen gevallen (Mijne -]

Snoeren zijn in liefelijke plaatsen gevallen (Mijne -, een goed of gunstig lot is mij ten deel geworden. Uit Ps. 16:6. Snoer = meetsnoer, waarmee de akkers werden afgedeeld onder oud-Israël; vanhier het afgebakende zelf.

[Snor (Een halve - aan hebben]

Snor (Een halve - aan hebben, (mil. en stud.), half dronken zijn.

[Snoven]

Snoven, (barg.), kijken.

[Sobat kras]

Sobat kras, (mal.), intieme vriend.

[Sobranja (De -]

Sobranja (De -, Kamer van Afgevaardigden in Bulgarije.

[Sobrarbe (Fuero de -]

Sobrarbe (Fuero de -, zie Fuero. De magna charta der Aragoneezen, in Spanje, een bolwerk tegen de oppermacht des Konings, aldus luidend: ‘Indien de Koning ooit de handvesten en privilegiën mocht aantasten, zullen wij (Aragoneezen) het recht hebben, een anderen Koning te kiezen, ware hij ook een heiden’. Zelfs Karel V en Filips II hadden dit groot charter te bezweren, al verbraken zij soms later hun eed. Filips V, hertog van Anjou, hief haar in 1713, na den Spaanschen Successieoorlog op. Sobrarbe (de Ribagorça) is eene stad in Aragon.

[Soccus]

Soccus, eene pantoffel van lichte stof, het eigenaardig schoeisel van tooneelspelers en dansers in het blijspel. Ook buiten het tooneel werd de soccus door de Grieken zeer algemeen gebruikt; bij de Romeinen echter in den regel alleen door vrouwen.

[Sociaal]

Sociaal, (rest.), bessen met suiker.

[Sociable safety tandem]

Sociable safety tandem, tweepersoonsrijwielen, waarbij de zitplaatsen naast elkander (sociable) zijn aangebracht.

[Socialisme]

Socialisme, een woord in gebruik gekomen na Robert Owen, die in 1813 een werk uitgaf A new View of Society, waarin hij beweerde, dat de geheele tegenwoordige maatschappelijke toestand op averechtsche beginselen gebouwd was. In plaats van het heerschende stelsel: mededinging, wilde hij als grondslag co-operatie aangenomen zien, gemeenschap van bezit en afschaffing van standen. Daarentegen beroemde zich Pierre Leroux (1798-1871) op het vaderschap dier uitdrukking, die, in tegenstelling tot het individualismus, eene staatkundige organisatie zou aanduiden, in welke het individu aan de maatschappij zou worden opgeofferd; het woord heeft allengs eene geheel andere beteekenis aangenomen.

[Socialist.]

Socialist. Deze naam ontstond omstreeks 1846, en wel in Frankrijk. Toen namelijk de verkondiging der stelsels van Fourier, Pierre Leroux, Louis Blane, Cabet, enz., groote verwachtingen bij de arbeidende klasse had opgewekt, achtten de werklieden, die in L'Atelier, orgaan

[pagina 1076]

[p. 1076]

der zedelijke en stoffelijke belangen der arbeiders (1840-1850) schreven, het noodig, de aanhangers dier stelsels aldus met eenen naam aan te duiden, hoewel reeds toenmaals, ofschoon in mindere mate dan thans, die benaming verschillende sekten omvatte.

[Socialiste d'Etat]

Socialiste d'Etat, zie Kathedersocialist.

[Societas Jesu]

Societas Jesu, afgekort S.J., (lat.), het gezelschap of de societeit van Jezus, de Jezuïeten-orde, door Ignatius de Loyola gesticht (1534).

[Societas Ieonina]

Societas Ieonina, (lat.), zie Leonina societas.

[Socinianen]

Socinianen, aanhangers van Faustus Socinus, in Polen † 1604. Hij was geboren in 1525 te Siena, uit het oude geslacht der Sozzini, neef van Laelius († 1561/2 te Zürich), uit wiens nagelaten schriften hij zijne leer putte, welke, tegen het leerstuk der Drieëenheid gekant, de geloofsgeheimenissen (mysteriën) van het Christendom verwierp en dit pasklaar maakte voor de menschelijke rede. Zijn stelsel werd door Valentin Schmalz in 1605 in den Rakauer Catechismus geformuleerd (in 't Poolsch). Te Rakau toch hadden de Socinianen in 1602 eene school gesticht. Zij waren de voorloopers der Rationalisten, die de benaming ‘Socinianen’ verdrongen, gelijk deze als Unitariërs die van ‘Antitrinitariërs’ verdrongen hadden.

[Sociocratie]

Sociocratie, een door Lester F. Ward, in het American Journal of Sociology verklaard woord, dient om eene leer aan te duiden, die de kunstmatige ongelijkheden, door het individualismus, volgens hem in het leven geroepen, wenscht te doen verdwijnen. Terwijl het socialismus, gelijk hij voortgaat, aan allen dezelfde voordeelen wil doen toekennen en ten doel heeft, allen gelijk genot te verzekeren, wenscht de sociocratie die voordeelen naar gelang der verdienste toe te kennen, terwijl zij gelijkheid van gelegenheid eischt, als het eenige middel, om den graad van verdienste te bepalen.

[Socket]

Socket, (sport), tapgat.

[Socratische methode]

Socratische methode (of leerwijze), zie Heuristische methode. Die leerwijze bestond in het houden van gesprekken van den vragenden leermeester met den antwoordenden leerling. Het tegenovergestelde van de akroumatische voordracht (z.a., Aanh.), uit gr. akrouomai (aanhooren, toehooren).

[Sod]

Sod (soud), (hebr.), geheim, geheimzinnige zaak.

[Sodales, sodalitas, sodalitium.]

Sodales, sodalitas, sodalitium. Sodales zijn kameraads, deelgenooten van een disch, leden van een krans, van een gezelschap en derg. Eene sodalitas is dus eene broederschap, een genootschap, en evenzoo sodalitium. Beide woorden, doch vooral het laatste, komen ook in slechten zin voor, en beteekenen dan een geheime of verboden vereeniging.

[Sodales Augustales]

Sodales Augustales, priesters van den eeredienst van den Romeinschen keizer Augustus.

[Sodales Marciani]

Sodales Marciani, priesters van den eeredienst van den Rom. keizer Marcus Aurelius († 180 n.C.). Aldus heetten zij in de dagen van Serapion, bisschop van Antiochië in Syrië ao 191-213.

[Sodom en Gomorrha]

Sodom en Gomorrha, aanduiding van plaatsen, waar de ontucht ten troon zit, ontleend aan Gen. XIX:5 (onnatuurlijke ontucht; vgl. Rom. I:27). Vanhier Sodomieterij.

[Sodomsappel]

Sodomsappel, zaak, die uiterlijk wel schoon is, maar in haar wezen slecht en nietswaardig. Zoo genoemd naar de bewering van Flavius Josephus, dat er in den omtrek van Sodom vruchten groeien, van buiten bekoorlijk, van binnen vol asch. Werkelijk groeien er aan de Doode Zee vruchten met een schoon aanzien, maar wanneer ze rijp zijn, barsten ze open, en blijken dan niets dan vezels te bevatten.

[Soedah]

Soedah, (mal.), genoeg, klaar, ten einde, reeds vol, volkomen. Ook, klaar zijn, afgedaan hebben. Ook beteekent het: ‘schei uit!’

[pagina 1077]

[p. 1077]

[Soede]

Soede, verkort van se-oedo (seoedoe), (hebr.), maaltijd, in het bijzonder: feestmaal.

[Soeko]

Soeko, (hebr.), loofhut. Mrv. soekous = loofhutten. Vandaar naam van het loofhuttenfeest (omstr. Sept.-Oct.). Spreekw.: na soekous komen de esrougim = na het loofhuttenfeest komen de cederappelen (zie Ethrog.). D.w.z. mosterd na den maaltijd.

[Soekoe]

Soekoe, zie Penghoeloe.

[Soekoe]

Soekoe, in Engelsch Indië: een halve ropij; op Lombok en elders in den Archipel: 200 kepengs aan een koordje geregen.

[Soekoen]

Soekoen, (mal.), broodboom.

[Soele]

Soele, (barg.), kerk.

[Soembah]

Soembah, (mal.), eerbiedige groet der inlanders voor Europeanen, waarbij zij neerhurken, het hoofd voorover buigen en de gevouwen handen op en neer bewegen. Ook plichtpleging bij hunne gebeden.

[Soemboer pinang]

Soemboer pinang, (mal.), bespuwen met sirih (z.a.), nml. van het zieke deel bij een kranke; waarbij men eenige woorden binnensmonds prevelt. Op Noesa-Laoet (bij Ambon).

[Soemirah]

Soemirah, zie Soerja.

[Soengei]

Soengei, zie Kroeng.

[Soenggoe]

Soenggoe, de weerbare bevolking op Timor, die, geheel dienstplichtig, voor elken stroop- of strijdtocht vooraf gewijd wordt door de meo's of voorvechters, die in dit geval tevens de taak van priesters vervullen. Een dezer meo's voert den titel van Meo koko = groote Meo.

[Soerensche daghuurder]

Soerensche daghuurder, op de Veluwe een reiger. Deze betiteling zal spruiten uit de dagen van den Koning-Stadhouder Willem III († 1702), toen in het Soerensche bosch eene plaats was afgezonderd voor het onderhoud der reigers tot de valkenjacht. Die plaats was nog in 1794, misschien ook heden nog, bekend als de ‘Reigerskooi’.

[Soerja Soemirah]

Soerja Soemirah, (jav.), rijzende zon, naam eener vereeniging voor de opleiding van verwaarloosde knapen te Semarang.

[Soesah]

Soesah, (mal.), kommer, zorgen, beslommeringen. Ik heb veel soesah met X = veel moeite, veel zorgen met X.

[Soesoehoenan]

Soesoehoenan, (jav.), iemand voor wien men diepen eerbied moet hebben, de benaming der vroegere Mohammedaansche Wali's op Java; thans de titel van den Keizer van Soerakarta of Solo. De Vorst van Djokjokarta wordt Sultan genoemd. Beide vorsten zijn geheel af hankelijk van het Ned. Gouvernement, waarvan zij dan ook de Souvereiniteit erkennen. - Men zegt dat snoeshaan van dezen titel af komstig is.

[Soeterik]

Soeterik, (barg.), suiker.

[Sôf]

Sôf, (hebr.), einde. En-sof = de Eindelooze, in de Theosophie vaak gebruikt als naam van God. (En of Ein, hebr. = geen). - Een sof innemen, uitdr. meestal in ongunstigen zin, van iemand, wiens loopbaan slecht eindigt.

[Sofa]

Sofa, (stellig niet sopha), arab. zaffa, oorspronkelijk een rustbank, meestal van steen; later een houten estrade, een voet hoog, die een vierde of een derde van den achterwand der kamer beslaat. Bij ons heeft zich de beteekenis aanmerkelijk gewijzigd. Zie ook Divan.

[Softa]

Softa, (turk.), Mohammedaansch student te Konstantinopel.

[Soiriste]

Soiriste, (fr.), in de periodieke pers, hij, die de voorvallen in de tooneelwereld op het papier brengt. Hij moet echter worden verward, noch met den courriériste, die de aanstaande voorstelling van een stuk en de debuten van een kunstenaar aankondigt, noch met den avant-premiériste, die vóór de eerste voorstelling sommige bijzonderheden verklapt, noch met den critique, die alleen het stuk en diens uitvoering beoordeelt. De overigen mogen, in 't voorbijgaan, een woord van lof bij den naam eens

[pagina 1078]

[p. 1078]

schrijvers of kunstenaars voegen, doch eene meening te uiten is hun verboden.

[Sojem]

Sojem, (barg.), zeven.

[Sokkel]

Sokkel, (bouwk.), fr. soch, van lat. soculus = zuilvoet, plint, een meestal vierkant stuk meer breed dan hoog, dat tot basis dient van onderscheidene voorwerpen; klein voetstuk of piedestal.

[Sokken getimmerd (Van de-]

Sokken getimmerd (Van de-, (mil.), gedegradeerd.

[Sokken inzetten]

Sokken inzetten, (mil.), hard wegloopen. Ook: zijn paard de sporen geven.

[Sokken verkocht]

Sokken verkocht, (mil.), gestraften appèl, bv. het blaast ‘sokken verkocht’, het blaast gestraften appèl, of ‘er wordt gestraften appèl geblazen’.

[Sol justitiae, illustra nes!]

Sol justitiae, illustra nes! (lat.), zon der gerechtigheid, bestraal ons! Ontleend aan Maleachi, 4:2. Zinspreuk der Rijks-universiteit te Utrecht.

[Sol lucet omnibus]

Sol lucet omnibus, (lat.), de zon schijnt voor allen; ieder heeft aanspraak op een deel geluk.

[Sola virtus nobilitat]

Sola virtus nobilitat, deugd alleen adelt. Spreuk van von Hemert; Bex, (de Bex of de Becx).

[Solamen miseris socios habuisse malorum]

Solamen miseris socios habuisse malorum, (lat.), het is een troost voor ellendigen, deelgenooten te hebben gehad in hunne ellende. Antwoord van Mephistopheles in Marlowe's Faust op de vraag van Faust: Wat heeft uw Heer aan mijn ziel? Later heeft men het gewijzigd tot Solamen miserum socios habuisse malorum = het is een treurige troost, deelgenooten te hebben gehad in het ongeluk.

[Solano.]

Solano. heete wind, die in Spanje waait.

[Soldates!]

Soldates! (fr.), du haut de ces pyramides, enz. Zie Du haut, enz.

[Solder]

Solder, (sport), soldeer.

[Soleil d'Austerlitz]

Soleil d'Austerlitz, (fr.), zie Le soleil enz.

[Solem qui dicere falsum audeat?]

Solem qui dicere falsum audeat? (fr.), Virg. Georg. I, 463, wie zou durven zeggen, dat de zon valsch is?

[Solemnleague and Covenant]

Solemnleague and Covenant, (eng.), plechtig verbond en overeenkomst tot handhaving der Presbyteriaansche kerkorde. Oorspronkelijk als Covenant in 1638 door de Schotten aangegaan tegenover de plannen van koning Karel I, die den Episcopaalschen kerkvorm wilde invoeren. Later onder bovenstaanden titel tot Engeland uitgestrekt.

[Solemnisatio sub divinis]

Solemnisatio sub divinis (r.k.), plechtige inwijding onder het goddelijke, kerkelijke voltrekking van een huwelijk onder de mis. Aldus b.v. in 1532 te Kampen. Dusdanige ‘solemnisatie’ was plechtiger, dan wanneer geen mis gecelebreerd werd (solemnisatio non sub divinis); doch kostte ook meer geld.

[Solferino-rood]

Solferino-rood, modekleur, dof rood, naar de overwinning bij Solferino, 24 Juni 1859 door de Franschen en Sardiniërs onder keizer Napoleon III op de Oostenrijkers behaald.

[Solf Deo gloria]

Solf Deo gloria, (lat.), aan God alleen zij de eer; spreuk van Van den Bergh, Brunt e.a.

[Solidaire verbintenissen]

Solidaire verbintenissen, Solidair of hoofdelijk is eene verbintenis, hetzij dat van verschillende schuldeischers ieder het recht heeft, de voldoening der geheele schuld te eischen, indiervoege dat de betaling aan een hunner gedaan, den schuldenaar bevrijdt; hetzij dat, bij verschillende schuldenaars, ieder voor het geheel kan worden aangesproken (dus solidair aansprakelijk is), en ingeval de voldoening door een van hen geschiedt, de overige schuldenaars ten aanzien van den schuldeischer van verplichting tot betaling worden ontheven. (Artt. 1314 en 1316 B.W.).

[Soll die Stimmen wägen und nicht zählen (Man -]

Soll die Stimmen wägen und nicht zählen (Man -, (hgd.), men moet de stemmen wegen, niet tellen,

[pagina 1079]

[p. 1079]

ontleend aan het treurspel Demetrius van Schiller, dat door diens dood (1805) onvoltooid is gebleven.

[Soloecismus]

Soloecismus of solecismus, gr. soloikismos, fout tegen de regels der spraakkunst begaan, vooral een zoodanige, die eigen is aan de bewoners van een bepaald gewest. Het woord is afkomstig van de Cilicische stad Soloi of Soli, wier bewoners zich in den omgang met de inboorlingen een slecht dialekt hadden aangewend, en dus als taalverbasteraars beschouwd werden [verdachte afleiding van Diogenes Laërtius, 2e eeuw n.C.].

[Solon van Parnassus (De -]

Solon van Parnassus (De -, naam door Voltaire aan Boileau gegeven, met toespeling op diens Art poétique.

[Solum per me, quod omnes moriuntus]

Solum per me, quod omnes moriuntus, (lat.), het is alleen door mij, dat allen sterven. Me = Adam, vgl. Rom. V:12. Opschrift op praalgraven.

[Somatose]

Somatose, (nieuw), versterkingsmiddel voor verzwakte personen. Van gr. sooma = lichaam.

[Sombrero]

Sombrero, (sp.), hoed met breeden rand; in oude drama's: een hoed voor een ‘vreemdeling’ of voor een verrader.

[Something is rotten in the state of Denmark]

Something is rotten in the state of Denmark, (eng.), zie Denmark.

[Sommé]

Sommé, (wap.), getopt met een ander stuk recht boven zich, zonder dat dit in het hoofd behoeft te staan. Onderscheiden van Overtopt (surmonté), wanneer een ander stuk daarboven schijnt te zweven, zonder het aan te raken.

[Sommetjes drinken]

Sommetjes drinken, (17e eeuw), het drinken aan den maaltijd met zijne buurvrouw achter het servet uit hetzelfde glas, afgewisseld met kussen.

[Sonate, que me veux-tu?]

Sonate, que me veux-tu? (fr.), Sonate, wat wilt ge van mij? Deze vraag, die men dikwerf in Fransche geschriften parodieert, werd door Fontenelle (1657-1757) gedaan, in den tijd toen in zijn vaderland geene muziekuitvoering zonder sonate denkbaar was.

[Sonef]

Sonef, (barg.), mond.

[Sonst]

Sonst ( of weiter) hat es keinen Zweck, (hgd.), anders is het nutteloos. Deze, tot een algemeen verspreide zegswijs geworden woorden zijn ontleend aan de, ook bij ons te lande, bekende posse van Raeder, Robert und Bertram oder die Lustigen Vagabunden (1859), waarin zij bij herhaling worden gebezigd.

[Sonet]

Sonet, klinkdicht. Door sommigen sonnet gesproken en geschreven naar fr. sonnet (van sonner = luiden); hgd. Sonnette, eng. sonnet. Ital. sonetto (van lat. sonare = klinken). Sommigen meenen dat het van het Prov. komt; son = chanson, lied, met den verkleiningsuitgang et. Italië is het vaderland van deze dichtsoort; Petrarca († 1374) muntte er in uit, getuige zijn ‘Canzoniere’ die voor een deel uit sonetten bestaat. Klinkdicht genaamd, omdat de zin volledig moet zijn aan het slot van den 4en en 8en regel dezer uit 14 even lange regels bestaande gedichtjes, waarvan de eerste 8 in twee quatrains verdeeld zijn en de volgende zes in twee terzinen of tercets.

[Sonet van het Oosten (Het -]

Sonet van het Oosten (Het -, zie Ghazele.

[Sonó la flauta por casualidad]

Sonó la flauta por casualidad, (sp.), de fluit klonk bij toeval. Iriarte, Fabel: De ezel als fluitspeler. Vgl. Et moi je joue aussi de la flute; Lafontaine, Fables.

[Sons of Liberty]

Sons of Liberty, (am.), zonen der vrijheid, leden van geheime genootschappen, die gevangenen zochten te bevrijden, welke in den Burgeroorlog door de Noordelijken gevangen gehouden werden.

[Soofpop]

Soofpop, (barg.), een gulden; zie Pop.

[Sopadji]

Sopadji, (turksch), knuppelaar, soort van buitengewone politie te Konstantinopel, gebezigd bij het onderdrukken van opstootjes. Zij mogen slechts in hun eigen wijk arbeiden, waarin zij natuurlijk een waar schrikbewind uitoefenen.

[pagina 1080]

[p. 1080]

[Soph]

Soph en Sophomore, (am., stud.), een groen.

[Sophistae]

Sophistae, geleerden, naam toegepast op hen, die in een of ander vak van wetenschap uitmuntten of er eene bepaalde studie van maakten. Ook wijsgeeren werden oudtijds zoo genoemd; Pythagoras zou zichzelven het eerst den naam van philosophus gegeven hebben. Gr. sophistès = ieder die in eenige kunst (bv. muziek of zang) bedreven is. Vanhier

[Sophisten]

Sophisten of drogredenaars, in de tijden van Pericles en Socrates eene klasse van spitsvondige wijsgeeren, die het onderwijs in de philosophie enkel beschouwden als een winstgevend bedrijf. De sophistiek, door Plato en Aristoteles de kunst genoemd, om met verguizing van alle wetenschappelijke degelijkheid, slechts den schijn van wetenschap aan te nemen, ontwikkelde zich het eerst uit het streven, om aan de denkbeelden en de taal door buigzaamheid en behendigheid en ten behoeve van staatkundige bedoelingen de meest mogelijke kracht bij te zetten. Ze vertoont in de geschiedenis der wijsbegeerte een merkwaardig verschijnsel, daar ze, alles in twijfel trekkend, en de vastheid eener zedelijke overtuiging door drogredenen schokkend, aan Socrates en zijne volgelingen aanleiding gaf, in de vraagstukken der wetenschap dieper dan te voren in te dringen. De sophisten waren meestal leermeesters der welsprekendheid, maar zij verlaagden deze tot een vaardig pleiten vóor en tegen hetzelfde onderwerp of dezelfde stelling, waarbij zij gebruik maakten van allerlei kunstgrepen. Daardoor kwamen zij tot de ongerijmdste gevolgtrekkingen, met den naam van sophismata bestempeld. Tot de voornaamste sophisten behoorden: Gorgias, Protagoras, Hippias, Trasymachus, Callicles en Critias.

[Soraïsme]

Soraïsme, het meerendeels geaffecteerd overnemen van eigenaardige spreekwijzen uit vreemde talen.

[Sorbonique]

Sorbonique, petite en grande. Laatste en hoogste thesen-proef, waaraan zich, tegenover 20 doctoren in plechtig dispuut, een candidaat moest onderwerpen, om bij de faculteit der Sorbonne den graad van doctor der godgeleerdheid te behalen, sorbonist te worden. De daaraan voorafgaande thesenproeven heetten mineure, majeure, sabative en textatine. Het dispuut voor al die proeven duurde van 's morgens 6 tot 's avonds 6 uur, zonder tusschenpoozen. Vanhier ook, godgeleerde schooltwist in de Sorbonne (het hoofdcollege der godgeleerde faculteit te Parijs).

[Sorbonne]

Sorbonne, inrichting ter beoefening van godgeleerdheid, wetenschap en letterkunde te Parijs, voor onbemiddelde jongelieden, te hunner opleiding tot wereldlijke priesters, gesticht door Robert de Sorbon, kanunnik van Kamerrijk in 1252, met den steun van Lodewijk IX, wiens kapelaan hij was, en van koningin Blanche. In 1808 werd het gebouw aan de Universiteit gegeven, en wordt sedert 1821 de Académie universitaire de Paris genoemd.

[Sordino]

Sordino, (it., muz.), demper, klankbedwinger, toonverdoover; con s. = con sordini, gedempt, met de dempers (te spelen).

[Sordo]

Sordo, (it., muz.), gedempt. Letterl. doof, onverbiddelijk.

[Sorek's druiven]

Sorek's druiven, de beste soort in Palestina; zie Gen. XL:11 (Gen. XLIX:11), Jez. V:2, Jer. II:21. Sorek was een, Richt. XVI:4, genoemd dal, waardoor heen eene beek vloeide; volg. Eusebius niet ver van Zora en Esthaol. Perz. Kischmischdruiven, overal in het Oosten bekend.

[Sorodadoe]

Sorodadoe, zie Pradjoerit.

[Sorosis]

Sorosis, vrouwenclub te New-York

[Sorrore]

Sorrore, (barg.), heér.

[Sortes Vergilianae]

Sortes Vergilianae, (lat.), Vergiliaansche loten of voorspellingen. De ouden plachten nml. een schrijver, bv. Vergilius (ook wel Homerus, vandaar sortes Homericae) op te slaan en te letten op den regel of de regels, waarbij hunne vingers zich bevonden, om daaruit dit of dat op te maken. Sommige oude Christenen plachten met hetzelfde doel den bijbel op te slaan. (Sortes biblicae).

[pagina 1081]

[p. 1081]

[Sortita]

Sortita, (it., muz.), de aanvangsaria der primadonna in de opera, waaraan vroeger groote waarde werd gehecht; en terecht, daar de eerste indruk dikwijls voldoende is, om het succes te beslissen.

[Sostenuto]

Sostenuto, (muz.), volgehouden, d.i. aanhoudend, met aangehouden tonen; een tempo-aanduiding, die eenigszins met andante overeenkomt. Zeer dikwijls wordt sostenuto aan andante of adagio toegevoegd.

[Sot à vingt-quatre carats]

Sot à vingt-quatre carats, (fr.), vier en twintig-karaats-gek, dus zoo gek, dat er niets aan ontbreekt, zoo volmaakt mogelijk; immers goud van 24 karaat is zuiver goud, zonder eenig alliage.

[Sotadische poëzie]

Sotadische poëzie, vuile, ontuchtige soort van dichtstukken, pornografie. Naar Sotades uit Maronea (in Thracië), den tijdgenoot van Egypte's koning Ptolemaeus Philadelphus († 246 v.C.), die het eerst die dichtsoort beoefend heeft, en zijne gedichten Kinaido logoi = ‘onnatuurlijk ontuchtige redenen’ titelde, in een mythologisch kleed. Zelfs Seneca heeft Sotadische poëzie geleverd. Zie ook Palindrome.

[Soton]

Soton (satan), (hebr.), letterl. de hinderaar, tegenstander, de booze geest. Ons satan.

[Sotto]

Sotto, (it. muz.), onder; sottovoce (in éen woord geschreven) halfluid, met gedempte stem.

[Sottogabelloto]

Sottogabelloto, zie Gabelloto.

[Soucher]

Soucher, (hebr.), koopman. Meerv. sochrim. Ook in den zin van ons kwant, klant, b.v. een aardige soucher.

[Soufer]

Soufer (Sofer), (hebr.), schrijver. In het bijzonder Wetschrijver iemand die zich met het schrijven van Hebr. wetsrollen (Thora-rollen) bezig houdt.

[Soujoldschi]

Soujoldschi, (turksch), bronmeesters, wier korps het opzicht heeft over de (schoone) waterwerken te Konstantinopel.

[Soûl]

Soûl, vrouwel. soûle, (fr.), in de volkstaal smoordronken. Vandaar soûl comme le bourrique à Robespierre = smoordronken als Robespierre's ezel. Volgens den generaal Du Barrail (Mes souvenirs, VI), gaf het volk dien naam aan den generaal Hanriot, die, hoewel een dronkaard, en daarenboven ruw en onbekwaam, in zijne betrekking van bevelhebber der gewapende macht van Parijs werd gehandhaafd. Volgens anderen, werd met ‘Robespierre ezel’ de guillotine bedoeld, die hij met bloed leschte (soulait).

[Soulet-systeem]

Soulet-systeem, (amer.), systeem tot opvoeding van zuigelingen door middel van melkflesschen, die in een blikken bus verwarmd worden tot kokens toe.

[Soulier de l'Auvergnat (Le -]

Soulier de l'Auvergnat (Le -, (fr.). In de operette La Rose de Saint-Flour, muziek van Offenbach, tekst van Michel Carré, werpt Marcachu, een Auvergnat, in het geniep, een schoen en een pak kaarsen in den soeppot. Bij het opscheppen der soep, haalt Chapaillon, een ander Auvergnat, tot zijne verbazing, den schoen op, onder den uitroep: Che n'est pas que che choit chale, mais cha tient de la plache! (= 't is wel niet morsig, maar 't neemt plaats in!) Dat gezegde, waarop in de Fransche letterkunde niet zelden wordt gezinspeeld, schijnt echter ouder te wezen. Onder de regeering van Louis Philippe bestond namelijk te Parijs eene volksrestauratie A l'hazard de la fourchette genaamd, waar men, tegen betaling van 10 centimes, met een lange vork in een grooten, met soep gevulden ketel mocht steken en recht had op hetgeen men oppikte. (Eugène Sue beschreef zulk een kansspel in zijne Mystères de Paris). Een Auvergnat zou nu eenmaal daar een schoen opgehaald, en toen de opgegeven woorden geuit hebben.

[Soulsleepers]

Soulsleepers, (eng.) zielenslapers, ontstaan in Engeland omstr. 1650, bij wie destijds de meening gold, dat de ziel niet natuurlijk (van nature) onsterfelijk is, maar alle gestorvenen zich in een bewusteloozen toestand bevinden, totdat de Heer bij zijne wederkomst de recht-

[pagina 1082]

[p. 1082]

vaardigen zal opwekken ten eeuwigen leven, en na het duizendjarig rijk de goddeloozen, om hen te veroordeelen tot eeuwige vernietiging. Dergelijke meeningen koesteren tegenwoordig de Adventschristenen, waarvan er in 1890 in de Ver. Staten omstreeks 30000 waren; doch men vindt hen ook buiten Amerika. Deze twisten over de natuurlijke sterfelijkheid of onsterfelijkheid der ziel en al wat hiermee samenhangt, over den toestand der gestorvenen vóor de komst des Heeren en over het lot der boozen na het gericht. Zie Life and Advent Union.

[Soumeck]

Soumeck, (hebr.), steunend, vertrouwend. Zich op iemand - zijn = op iemand vertrouwen, op iemand steunen.

[Soumettre ou se démettre (Se -]

Soumettre ou se démettre (Se -, (fr.), zich onderwerpen of heengaan. Zie Se Soumettre.

[Sound has nothing to do with sound etymology]

Sound has nothing to do with sound etymology, (eng.), klank heeft niets te maken met zuivere woordafleiding. Gelijkheid of overeenkomst van klank stempelt twee woorden nog niet als van éenerlei oorsprong en beteekenis. Gezegde van Max Müller.

[Sounder]

Sounder, (eng.), lett. klankgever. Jan. 1896 zijn op sommige telegraafkantoren (bv. te Amsterdam) sounders in dienst gesteld, nml. toestellen, waarvan de ambtenaren de telegrammen enkel op het gehoor opnemen.

[Soune, sounei]

Soune, sounei (soneh), (hebr. tegenw. deelw. van saneh = haten), vijand.

[Souris blanche (La petite -]

Souris blanche (La petite -, fr.), hel witte muisje. Bijnaam van den franschen staatsman en ingenieur De Freycinet, eigenlijk L.C. de Saubles de Freycinet (geb. 1828), hem gegeven, wegens zijne witte haren en zijnen baard derzelfder kleur, en tegelijk om zijne verstandelijke vlugheid en behendigheid.

[Sous-off]

Sous-off, (fr.), verkorting van sous-officier (= onder-officier) in het leger. Vooral meer bekend geworden door den in 1889 voor 't eerst verschenen roman Sous-Offs van Lucien Descaves, die bij velen groote ergernis verwekte. Immers, hij schilderde daarin een aantal onder-officieren van het Fransche leger, als dronkaards en onzedelijke, ruwe lieden, die den soldaat mishandelen.

[Sous-le-tout]

Sous-le-tout, (fr. wap.), geheel onder in het schild geplaatst, en met den bovenkant niet hooger komend, dan het begin der kromming van de zijlijnen (in 't hedendaagsch schild).

[Sous ses heureuses mains le cuivre devient or]

Sous ses heureuses mains le cuivre devient or, (fr.), in zijne gelukkige handen wordt koper în goud verkeerd, is ontleend aan Le Joueur, comedie in 5 bedrijven van Regnard (den 19n Dec. 1696 voor 't eerst opgevoerd), III, 4, waar de hoofdpersoon (Valère) zijnen knecht Hector de geneuchten van den speler schildert. Maar de knecht herneemt: Et l'or devient à rien = en het goud verandert in niets. Met andere bedoeling zegt Boileau, Art poétique III: Tout ce qu'il a touché se convertit en or; hgd. Gold ist, was sein Hand berührt.

[Soutajeffsky (Secte der -]

Soutajeffsky (Secte der -, in Rusland volgelingen van Soutajeff, die de rechten van man en vrouw, kind en volwassene gelijk achten, en aan niemand het recht toekennen aan anderen bevelen te geven of over hen te heerschen. In dit laatste punt aanhangers van het Tolstoïsme. Soutajeff (Soutaïef), een Russische boer, behoort tot de Stundisten, eene sekte van afgescheidenen. Zijne vrouw stierf; hij begroef haar in zijn tuin; die grond was, meende hij, heiliger dan die van het kerkhof, en hij hertrouwde met zijne eigene dochter. De 1500 roebels, die hij bezat, verdeelde hij onder de armen, en weigerde belasting te betalen. Aan zijne voeten zat de 67-jarige Graaf Leo Nikolajewitz Tolstoï.

[Soutane]

Soutane, lange lijfrok met nauwe mouwen der R.-K. geestelijken. Soutenelle = kleine of kortere lijfrok, is de dracht van aankomende geestelijken.

[Soutenu]

Soutenu, (fr. wap.), met een ander stuk recht onder zich, waarop het eerste schijnt te steunen.

[pagina 1083]

[p. 1083]

[Soutiens]

Soutiens, zie Supports.

[Souvenez-vous de Rocroy, de Fribourg et de Nordlingen!]

Souvenez-vous de Rocroy, de Fribourg et de Nordlingen! (fr.), denk aan Rocroy, aan Freiburg en aan Nordlingen; woord van Condé op 20 Augustus 1648 vóor den slag bij Lens uitgesproken, doelend op de nederlagen daar geleden, en waarmede hij de troepen wilde opwekken om dapper te strijden.

[Souvent femme varie]

Souvent femme varie, (fr.), eene vrouw is licht veranderlijk. Formule, waarvan Frans I, koning van Frankrijk († 1547), over het schoone geslacht sprekend, zich bij voorkeur zou hebben bediend. Vooral bekend is uit Victor Hugo's Le roi s'amuse (IV, 2), voor het eerst opgevoerd 13 November 1832:

Souvent femme varie,

Bien fol est qui s'y fie!

Une femme souvent

N'est qu'une plume au vent.

[Sovereign people]

Sovereign people, (am.), de verhevene natie, het grootsche volk, naam dien de bewoners van ‘the great country’, nl. die der Vereen. Staten van N.-Amerika, zichzelf geven.

[Soyez plutôt maçon, si c'est votre talent]

Soyez plutôt maçon, si c'est votre talent, (fr.), wees liever metselaar, als gij daar aanleg voor hebt; Boileau (1636-1711), Art poétique IV, 24; een hatelijkheid aan Perrault, een dom en onkundig geneesheer, bewonderaar van den thans geheel vergeten dichter Quinault, dien Boileau met bijtenden spot vervolgde, den man, die

De méchant médecin devint bon architecte,

en toen deze zich er over beklaagde schreef Boileau, dat hij hèm niet bedoelde:

Vous êtes, je l'avoue, ignorant médecin,

Mais non pas habile architecte.

[Soyons amis, Cinna, c'est moi qui t'en convic]

Soyons amis, Cinna, c'est moi qui t'en convic, (fr.), laat ons vrienden zijn, Cinna, ik zelf verzoek het u. Woorden van Auguste tot Cinna in Corneille's treurspel van dien naam, V, 3.

[Spaansche furie]

Spaansche furie, zie Fuire.

[Spaansch Gelderland]

Spaansch Gelderland, voormalige benaming van het Roermondsch kwartier, dat in den oorlog onzer Staten met Spanje, òf geheel òf grootendeels onder de macht bleef van die mogendheid; het werd na de verovering door de Nederlanders niet met de provincie Gelderland hereenigd, maar hing voortaan als Generaliteitsland (z.a.) onmiddellijk van onze Algemeene Staten af.

[Spaansch spek]

Spaansch spek, (z. afr.), meerv. Spaansch spekken, meloen.

[Spaansch speksnijden]

Spaansch speksnijden, voormalig pandspel, waarbij men zich met den rug tegen den muur plaatste, en vandaar eene juffer zijner keuze uit het gezelschap tot zich riep, die zich dan met den rug vóor hem plaatste; deze weder eenen heer en zoo vervolgens. Als de gansche colonne gevormd was, klapte de persoon bij wien het pand gelost werd, in de hand, moest ieder manspersoon zich omdraaien, en mocht kussen wat of wie hij voor zich zag. Min of meer algemeene teleurstelling, maar vooral voor No. 1.

Waarom heette dit speksnijden? Misschien om den vorm van die reeks, op elkaar sluitende reepen of schijven. En waarom Spaansch? Waarschijnlijk omdat men in Nederland, sedert de Spaansche verdrukking, al wat verkeerd ging, pijnlijk of noodlottig was, spaansch noemde. ‘Het gaat er Spaansch toe’, ‘het ziet er Spaansch uit’, ‘hij heeft het Spaansch’ enz.

[Spaansche Ennius (De -]

Spaansche Ennius (De -, zie Labarinto. Quintus Ennius, Romeinsch schrijver van ‘Annales’, in éen historisch gedicht in 18 boeken, † 169 v.C.

[Spaansche kersen]

Spaansche kersen, zie Napoleons.

[Spaansche laars]

Spaansche laars, zie Folterwerktuigen.

[Spaansche mat]

Spaansche mat of Spaansche reaal, zie Stuk van achten.

[Spaansche pokken]

Spaansche pokken, naam in de 16e eeuw in ons land gegeven aan de syphilis.

[pagina 1084]

[p. 1084]

[Spaansche priesters]

Spaansche priesters, in Duitschland en in Nederland in de tweede helft der 16e eeuw: de Jezuïeten, omdat hunne orde in Spanje was gesticht.

[Spaansche ruiters]

Spaansche ruiters, in de versterkingskunst balken ter lengte van 4 en ter dikte van 0,25 Ned. el, waar houten of ijzeren spijlen doorheen steken, op wier punten ze rusten; ze worden met kettingen aan elkaar verbonden, en dienen om den toegang tot bruggen en poorten van vestingen te versperren.

[Spaansche Shakespeare (De -]

Spaansche Shakespeare (De -, Calderon, de Spaansche dramadichter (1601-1687). Na Lope de Vega de beroemdste dramatist van Spanje.

[Spaansche sluiting]

Spaansche sluiting, (bibl.), de koordjes, die als lis over een knoop gedaan worden, om de twee dekbladen van een boek bij elkaar te houden; waartoe men in andere landen koperen, zilveren of gouden sloten of linten, die gestrikt worden, gebruikt.

[Spaanschen gallard dansen (Den -]

Spaanschen gallard dansen (Den -, zie Gaillarde.

[Spaansche mat verkwanselen (Een -]

Spaansche mat verkwanselen (Een -, zie Mat (barg.).

[Spaar je de roede, zoo bederfje den jongen.]

Spaar je de roede, zoo bederfje den jongen. Eene omgewerkte volksaanhaling van Spreuken XIII:24, waar men leest: ‘Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon (maar die hem lief heeft, zoekt hem met tuchtiging’).

[Spaarboog]

Spaarboog, (bouwk.), bogen welke in zware muren gemaakt worden om bouwstoffen te besparen. Dit stelsel komt veel voor in de middeneeuwen zoowel bij vestingbouw als bij kerkbouw, voornamelijk als deze met kruisgewelven overdekt zijn, waarbij dan het zwaartepunt op de pijlers wordt overgebracht.

[Spaarvarken]

Spaarvarken, een spaarpot van Keulsch aardewerk, in den vorm van een varken, met eene gleuf er boven in, voor het inwerpen van 't geld.

[Spadille]

Spadille, in het kaartspel schoppenaas; van sp. spada (zwaard), dus zwaardje; de Spaansche kaarten vertoonen zwaarden, bekers, munten en stokken, zinnebeelden van adel, geestelijkheid, handel en landbouw; het zijn ook de oude beelden.

[Spahi]

Spahi, (perz.), eig. sipâhi, d.i. tot het leger behoorende, bepaaldelijk de ruiterij van sipâh, dat leger beteekent. Het is dus: soldaat, meer bepaald ruiter. Eng. seapoy.

[Spanders (Vosse -]

Spanders (Vosse -, (barg.), gouden gespen.

[Spanish Indians]

Spanish Indians, (am.), Spaansche Indianen, bewoners van New-Mexico; vgl. Vermin State.

[Spanjaarden]

Spanjaarden, spotnaam voor de inwoners van Assendelft. Op voorspraak van Gerrit, heer van Assendelft, in hoog aanzien bij 't Spaansche Hof, werd Assendelft door de Spaansche troepen bij hunne plundertochten verschoond.

[Spankeren]

Spankeren, (barg.), hard wegloopen.

[Spannen]

Spannen, (barg.), kijken om te luisteren.

[Spanner]

Spanner, (sport), moersleutel.

[Spanning (Electrische -]

Spanning (Electrische -, de meer of minder electrische toestand van éen geëlectriseerd lichaam in verhouding tot een ander geëlectriseerd lichaam.

[Sparber]

Sparber, (barg.), parapluie.

[Spargillum]

Spargillum, (lat., r.-k.), wijwaterkwast. Van spargere (besprenkelen).

[Sparklet]

Sparklet, (eng. en fr.), metalen flesschen tot bewaring en vervoer van vloeibaar koolzuur. Van eng. to sparkle = schuimen.

[Sparta et Martha]

Sparta et Martha, (lat.), een bestaan en een vrouw (of volgens eene gemeenzame Hollandsche zegswijze: een kooi (= huis) en een vogeltje; in het Duitsch: Pfarre und Karre). Vgl. wat het eerste woord betreft (waaraan men in nieuweren tijd het tweede rijmwoord toe-

[pagina 1085]

[p. 1085]

gevoegd heeft), Cicero, Epistolae ad Atticum, I, 20, 3. Martha, vgl. Luk. X:40a; Joh. XI:1.

[Spartaansche]

Spartaansche of Lacedaemonische (zie Laconia) eenvoudigheid. Lycurgus prees voor alle burgers de hoogste eenvoudigheid aan, en daarbij van kindsaf sterke lichaamsoefeningen.

[Spartaansche kortheid]

Spartaansche kortheid, zie Laconiek.

[Spartacus]

Spartacus, beroemd zwaardvechter in Tracië (73, 71 v.C.).

[Spatje]

Spatje, (mil.), borrel.

[Spatwerk]

Spatwerk, zie Spritz-Malerei.

[Spät kommt Ihr, doch Ihr kommt]

Spät kommt Ihr, doch Ihr kommt, (hgd.), gijlieden komt wel laat, maar gij komt toch, woord uit Schiller, Picolomini I, 1, waar Illo de veldmaarschalk dit tot graaf Isolani den generaal der Kroaten zegt, die met Butler, den kommandant van een regiment dragonders binnenkomt.

[Speaker]

Speaker, voorzitter in het Britsch parlement. Lett. woordvoerder, redenaar. Oneigenlijke benaming derhalve; want de (inspannende) taak van dien voorzitter vereischt een voortdurend scherp luisteren, waarbij weinig of nooit behoeft te worden gesproken. De Speaker van het Lagerhuis geniet een salaris van f 60.000 en vrije woning, behalve een aantal voordeelen.

[Speciaal (Een -]

Speciaal (Een -, (rest.), een glas roode wijn.

[Spectatoriale geschriften]

Spectatoriale geschriften, in de vorige eeuw tijdschriften, gewijd aan beschouwingen over vragen van den dag, zeden, denkwijzen enz. Aldus genoemd naar het voornaamste: Justus van Effen's Hollandschen Spectator, die werkte in den geest der Engelsche essayisten Addison, Steele, Swift, Johnson e.a. in tijdschriften als Rambler, Tattler, Idler, Spectator e.a.

[Spectemur agendo]

Spectemur agendo, (lat.), laat men ons zien terwijl wij aan 't werk zijn. Leus door het Engelsche dragonderregiment van Keizer Wilhelm II op zijn standaard geschreven, nadat het 't carré des vijands neêrgereden en zijne veldteekens veroverd had. Door dezen Keizer gebezigd in zijne toespraak aan Vorst Bismarck ter gelegenheid van diens 80n verjaardag (i.d. 1 April 1895). - Ook devies van den Sept. 1895 opgerichten Utrechtschen studentenbond.

[Spectraal-analyse]

Spectraal-analyse, door Bunsen en Kirchhoff ontdekte onderzoekingsmethode, welke in staat stelt, door de kleurstrepen niet slechts de kleinste hoeveelheden der metalen in hare verbindingen op te sporen, doch zelfs de aanwezigheid daarvan op de meest verwijderde hemellichamen vast te stellen. Van lat. spectrum = het beeld in de ziel, de voorstelling; van specio (ik zie).

[Spectre rouge]

Spectre rouge, (fr.), zie Le spectre rouge.

[Spectrum]

Spectrum, een zonnestraal gaande door een prisma wordt gebroken en tevens gespreid. De uiteenloopende gekleurde stralen vormen op een scherm een kleurenbeeld spectrum genaamd. Terwijl gloeiende vaste lichamen een continu spectrum leveren, geven gloeiende gassen een zoogenaamd lijnen spectrum. Elk gas heeft zijne karakteristieke lijnengroepeering.

[Speelkaarten]

Speelkaarten, twee-en-dertig, veertig of twee-en-vijftig bladen carton met vier verschillende soorten van figuren bedrukt; in Nederland, België en Frankrijk rood: harten (coeur) en ruiten (carreau), zwart: schoppen (pique) en klaveren (trèfle); voor Duitschland dezelfde namen en figuren; maar voor echt Duitsche spelen: Schellen (bellen), Eicheln (eikels), Herz (harten), Grün (bladeren); in Spanje voor echt Spaansche spelen: munten, bekers, zwaarden, stokken, fig. voorstellende kooplieden, geestelijken, edelen, boeren (zie boven Spadille); dergelijke figuren waren vroeger ook overal elders in gebruik, o.a. bij de tarok-kaarten.

[Speelmakkers]

Speelmakkers, spotnaam voor de inwoners van Benningbroek bij Hoorn.

[pagina 1086]

[p. 1086]

[Speentje]

Speentje, (barg.), zilveren knipje.

[Spek]

Spek, scheldnaam dien de Geuzen aan de Spanjaarden gaven.

[Spekkamer]

Spekkamer, gevangenkamer of voorloopige bewaarplaats b.v. van in kennelijken staat van dronkenschap verkeerenden, bij een politie-bureel. Het woord is niet algemeen. In Zeeland wordt het zeer veel gebruikt.

[Spekman]

Spekman, tot omstreeks 1870 in de Kalverstraat tegenover 't Poolsche koffiehuis te Amsterdam een lokaal, waar men uit den Salon of de Komedie komend en gedurende de kermis een broodje met eieren en een paar augurken ging eten voor 25 ct.; eene enkele maal veroorloofde men zich de weelde van een glas wijn of bier er bij. Ernstige stilte heerschte in het lange, smalle zaaltje, dat zeer druk bezocht werd en zijn naam droeg naar den eigenaar.

[Spekzak]

Spekzak, (mil.), verlofgangerszak, linnen zak, waarmede de verlofgangers ‘speksie’ (verbastering van inspectie) moeten maken.

[Spelen (Met het geweer -]

Spelen (Met het geweer -, naar eigen keus er handgrepen mede verrichten, b.v. recruten.

[Spelling-bee]

Spelling-bee, (eng.), bijeenkomst, waarin men den tijd verdrijft met het opgeven van moeielijke woorden, die allen uit losse letters, die in doosjes aanwezig zijn, moeten spellen, waarna in het woordenboek wordt opgezocht, hoe de ware spelling is. Het heet bee (bij) naar het gegons, dat men hoort, als waren er bijen aan den arbeid.

[Spels mate]

Spels mate, vermanend woord van den zededichter Dirk Rafaëlsz. Camphuyzen († 1626), waarmede hij aan den ernst des levens wil herinneren in dagen van vroolijkheid en genot, om hierin maat te houden.

[Spencer]

Spencer, (eng.), elegant damesjakje, oorspronkelijk een soort van overjas of demi-saison met schouderbedekking, zoo genoemd naar den Graaf Spencer onder George III, die zulk een overkleed het eerst liet maken, nadat hij op de jacht de panden van zijn jas was kwijtgeraakt.

[Sperate, miseri; cavete, felices]

Sperate, miseri; cavete, felices, (lat.), ongelukkigen, hoopt; gelukkigen, zijt op uwe hoede. Spreuk van de familie Hoffmann.

[Sperrgelder]

Sperrgelder, (hgd.), de, krachtens de Pruisische wet van 22 April 1875 (Brotkorb- of Sperrgesetz) ingehouden bezoldigingen en ondersteuningen van diocesen, inrichtingen en geestelijken der R.-K. Kerk, zoolang de bisschop of de beheerder van het diaconees zich niet verbond de rijkswetten te eerbiedigen. Die wet was een der vier, die onder den naam Kampfgesetze bekend staan. De overigen zijn: de wet van 31 Mei 1875, waarbij alle geestelijke orden en congregatiën, behalve die voor ziekenverpleging worden verboden, benevens de wetten van 20 Juni 1875 en 7 Juni 1876, nopens het beheer der R.-K. Kerkgoederen. Van 1880 tot 1891 werden die wetten echter grootendeels opgeheven.

[Sperrgesetz]

Sperrgesetz, zie Sperrgelder.

[Spes alterius vitae]

Spes alterius vitae, (lat.), de hoop op een ander leven. Vaak opschrift voor kerkhoven.

[Spes patriae]

Spes patriae, (lat.), de hoop des vaderlands, het opgroeiende geslacht, de jonge staatsburgers.

[Sphinx ('t Raadsel van de -]

Sphinx ('t Raadsel van de -, sphinx = worger, van gr. sphinggein = samendrukken. Het beeld van de sphinx, eene Egyptische godheid, had 't hoofd en de borst eener vrouw, het lichaam van een hond, de klauwen van een leeuw, de vleugels van een arend, en den staart, gewapend met eene scherpe pijl. De sphinx gaf een raadsel aan de voorbijgangers op, en verslond hen, die het niet verstonden. Oedipus ried het raadsel, dat luidde: ‘Welk dier is 't, dat zich 's morgens op 4, 's middags op 2 en 's avonds op 3 beenen beweegt?’ Oplossing: de mensch, die als kind op handen en voeten kruipt, in 't verdere leven twee beenen gebruikt, maar in den ouderdom daarbij een stok behoeft.

[pagina 1087]

[p. 1087]

[Spie]

Spie, (mil.), geld (niet algemeen).

[Spiejen]

Spiejen, (barg.), centen.

[Spieren]

Spieren, (k.m.a.), van verboden middelen gebruik maken bij schriftelijk repetitie-werk of examen.

[Spiessburger]

Spiessburger, (hgd.), oorspronkelijk, in de 16e eeuw, de burgers van kleine steden, die hun harnas en speer (Spiess) maar niet wilden opgeven en daarmede ter verdediging der wallen optrokken, terwijl elders de vuurwapens meer en meer in zwang kwamen. Later diende die naam voor den burger eener kleine plaats, met bekrompen denkbeelden en linksche manieren.

[Spijkerbalsem]

Spijkerbalsem, genoemd naar den eersten fabrikant, Jan Spijker, een Amsterdamsch aanspreker, omstreeks 1750, maar later door zijn fabrikaat een weldoener voor veel lijders en een rijk man.

[Spilleleen]

Spilleleen, oudtijds een leengoed, waar ook de vrouw mocht opvolgen, eigenlijk van spinnen, de hoofdbezigheid der jonge vrouwen in de middeleeuwen. Vandaar nog in het Engelsch de naam Spinster voor een ongehuwde vrouw ook op meer gevorderden leeftijd.

[Spin (De -]

Spin (De -, in het bijgeloof en de volksverhalen een dier, waaraan allerlei eigenschappen werden toegeschreven, vooral als middel tot vergiftiging. Ook heerscht op het platteland het bijgeloof, dat men van de koorts of andere kwalen genezen wordt, door een groote spin in een paar notendoppen eenige dagen (gewoonlijk negen) met zich rond te dragen.

[Spindle City]

Spindle City, (am.), Lawell in Massachusetts; naar de vele weefgetouwen.

[Spinet]

Spinet, (muz.), klavier, waarvan de snaren met punten van penneschachten worden aangeslagen, en dat zijn naamsoorsprong zou te danken hebben aan Joh. Spinetus, klaviermaker, die omstreeks 1503 te Venetië leefde.

[Spinkit]

Spinkit, (barg.), spinhuis.

[Spinnekop]

Spinnekop, (barg.), doekspeld.

[Spinozisme]

Spinozisme, het wijsgeerig stelsel van Baruch de Spinoza (1632-77).

[Spinzakken]

Spinzakken, bijnaam voor de bewoners van Winsum bij Franeker, naar de zakken, waarin de daar gezuiverde wol naar de wolkammers werd verzonden.

[Spirit]

Spirit, (eng.), geest en geestdrift.

[Spiritisten]

Spiritisten, aanhangers van de meening, dat de mensch omgang kan verkrijgen met de geesten, vooral der afgestorvenen. De leer zelf heet spiritisme, dat omstreeks 1848 uit Amerika naar Europa overkwam. Als eerste verkondiger van die leer noemt men Andrew Jackson Davis. Ook Bilderdijk was in hoofdzaak die meening toegedaan en wijdde er zelfs een schoon gedicht aan, getiteld: De Geestenwereld. Het spiritisme leert echter ook de middelen om dien omgang te verkrijgen.

[Spiritualen]

Spiritualen, (r.-k.), geestelijke menschen, ook Zelatoren (ijveraars) genoemd. Zij behoorden tot de Observanten (z.a.) onder de Franciskaners.

[Spiritueele Worstelaars]

Spiritueele Worstelaars, russ. Dukhobortsi, genootschap in Rusland, rustige lieden, vegetariërs, die in eene soort van gemeenschap uit eene gemeenschappelijke beurs leven, en weigeren soldaat te worden. Om deze laatste reden zijn zij uit Rusland verdreven, nadat zij gedurende drie jaren zwaar vervolgd waren; hun zijn paspoorten gegeven om het Russisch gebied te verlaten, op voorwaarde, dat zij nimmer zullen terugkeeren. Het geheele getal is 10.000. Zij willen zich op Cyprus vestigen. De kolonie staat onder toezicht der vertegenwoordigers van een Engelsch genootschap, dat haar beschermt. Op 26 Aug. 1898 kwamen er 1129 als Russische ballingen te Larnika op Cyprus aan.

[Spiritus familiaris]

Spiritus familiaris, (lat.), beschermgeest, dienende geest.

[pagina 1088]

[p. 1088]

[Spiritus rector]

Spiritus rector, (lat.), bezielende geest, geestelijke, levenwekkende kracht.

[Spitzel]

Spitzel, (hgd.), verklikker. Vandaar Spitzeltum, het bezigen van verklikkers en speurhonden; het stelsel van agents provocateurs (z.a.).

[Splendida vitia]

Splendida vitia, (lat.), blinkende zonden. Zoo noemde, naar het heet, de kerkvader Augustinus de deugden der heidenen, waarschijnlijk, omdat zij er zichzelven en niet Gode de eer van gaven. Ook goede werken, die niet uit het geloof in Christus voortspruiten, noemde hij aldus.

[Splendide mendax]

Splendide mendax, (lat.), z.v.a. edele of sublieme leugenaarster. Zoo noemt Horatius (Oden III, 2, 35) Hypermnestra, de eenige van de 50 dochters van Danaus, die haren echtgenoot in den bruiloftsnacht niet vermoordde, gelijk Danaus bevolen had en zij had beloofd, maar hem spaarde en op listige wijs aan de vervolgingen van haren vader hielp ontkomen. Met het oog hierop spreekt Horatius t.a. pl. van haar als splendide mendax et in omne virgo nobilis aevum. Vandaar tegenwoordig iemand, die liegt met een doel, dat op zichzelf prijselijk is.

[Spliek]

Spliek, (barg.), goudstuk.

[Splinter (Men ziet den - in het oog van een ander, maar niet den balk in zijn eigen oog.]

Splinter (Men ziet den - in het oog van een ander, maar niet den balk in zijn eigen oog. Ontleend aan Matth. VII:3. Oostersche vergelijking, waarin splinter het beeld is voor een zeer gering, en balk dat voor een zeer groot gebrek.

[Split]

Split, (z. afr.), een glas sterken drank.

[Spoelhond]

Spoelhond, schimpnaam, door het volk te Leiden aan de studenten aldaar gegeven. Daar de hond voor een type van onbeschaamdheid geldt, kan die schimpnaam aanduiden, dat, evenals een hond in water gereinigd, afgespoeld wordt, een student dient te worden gereinigd van studentenstreken, welke meermalen eveneens getuigen van onbeschaamdheid.

[Spoil's system]

Spoil's system, (am.), stelsel, waarbij de staatkundige overwinnaars bij de verkiezingen, den buit (spoil) der vette ambten onder elkaar verdeelen. Bij verandering der regeering nl. worden ook de meeste hoofdambtenaren ontslagen, en de staatkundige partij, die dàn aan het roer komt, bezet de plaatsen met hare vrienden.

[Spoke]

Spoke, (sport.), spaak.

[Spoketightener]

Spoketightener, (sport), spaakaanzetter.

[Spolia opima]

Spolia opima, (lat.), lett. vette, rijke buit, t.w. de wapenrusting, door een oud-Romeinschen veldheer aan den door hemzelven gedooden vijandelijken aanvoerder ontnomen. Bij Vergilius en Livius.

[Spoon of a brake]

Spoon of a brake, (sport), lepel van de rem.

[Spoorwegkoningen]

Spoorwegkoningen, menschen, die als oprichters van of aandeelhouders in spoorwegmaatschappijen, deze geheel in hunne macht hebben, en er millionairs bij worden. Te Londen, b.v. woont Sir Edward Watkin, de ‘spoorwegkoning’, ook bekend als ontwerper van het plan van een tunnel onder het Kanaal. Men vindt hen vooral in Noord-Amerika: te New-York o.a. James Gould en Van der Bildt. Collis P. Huntington is thans spoorwegkoning van het Westen.

[Sport]

Sport, (eng.), woord, waarmede vermaken of spelen in de open lucht worden aangeduid, bijzonder jacht en visscherij; vandaar, dat sommige sport aan wettelijke bepalingen zijn gehouden. Van het Eng. werkw. to disport, zich vermaken, ontspannen, spelen.

[Spotter's huisje zal branden]

Spotter's huisje zal branden, kan door het bijbellezend voorgeslacht ontleend zijn aan Spr. XIX:29; 2 Petr. III:3 vgl. met vs. 10.

[Spraak (Zijne - maakt hem openbaar]

Spraak (Zijne - maakt hem openbaar, Matth. XXVI:73. Uit iemands eigenaardige uitdrukkingen wordt duidelijk, tot welke partij hij behoort, welke richting op staatkundig of godsdienstig gebied hij is toegedaan.

[pagina 1089]

[p. 1089]

[Spranger]

Spranger, (barg.), tabakspijp.

[Spread-eagle]

Spread-eagle, (am.), bluf, vertooning, bombast, naar den trotschen adelaar (eagle), het wapen der V.S.

[Spread-eagleism]

Spread-eagleism, (amer. eng.), het stelsel der partij van Blaine in Amerika, die de vleugelen van den Amerikaanschen adelaar over een zoo uitgestrekt mogelijk gebied wenscht te zien uitgespreid; het Amerikaansche chauvinisme, of eigenlijk dat der Vereenigde Staten van Noord-Amerika; pan-americanisme.

[Sprech-Minister]

Sprech-Minister, de 1 Juli 1897 afgetreden minister von Bötticher, die zeer rederijk was in den Duitschen Bondsraad. Hij was het eenige lid der Regeering uit den tijd van keizer Wilhelm I. Omdat hij 17 jaren lang minister was, heette hij ook de Dauer-Minister.

[Spree-Athen]

Spree-Athen, (hgd.), Athene aan de Spree. Benaming van Berlijn. Zoover men weet, in 1706 door Wircker, in een lofzang op Frederik I voor 't eerst gebruikt. Heine (Reisebilder, II) noemde die veste ook die gesunde Vernunftstadt.

[Spreeuwen]

Spreeuwen, spotnaam voor de inwoners van Winkel.

[Spreijerikken]

Spreijerikken, (barg.), lakens.

[Sprekende beeld (Het -]

Sprekende beeld (Het -, het standbeeld van Memnon in Egypte, uit een rots gehouwen, dat bij het opkomen van de zon een zangerig geluid laat hooren.

[Sprekende wapens]

Sprekende wapens, (wap.), wapens, waarin stukken zijn geplaatst, wier namen overeenkomen met den naam der bezitters, en waaruit dus die naam, soms met eenige moeite, te lezen is. Bij voorbeeld de aan een steen geketende beer in 't wapen der Van Beresteyn's.

[Spretae injuria formae]

Spretae injuria formae, (lat.), de smaad van de verachting harer schoonheid. Vergilius, Aeneis I, 27: spretaeque injuria formae. Bedoeld is de wrok van Juno over het toekennen van den prijs door Paris aan Venus, met voorbijgang van haar en Minerva.

[Spreuken]

Spreuken, zie Leuzen.

[Spring]

Spring, (sport.), veer.

[Springend]

Springend, (wap.), op de achterpooten staande. De gewone uitdrukking is echter klimmend; van den leeuw wordt nooit sprïngend gezegd.

[Springframe]

Springframe, (sport.), raam met veerinrichting.

[Sprinter]

Sprinter, (sport.), snelle rijder op korten afstand.

[Spritz-Malerei]

Spritz-Malerei, (hgd.), borstelschilderkunst. Vgl. fr. brosse à peindre = verfborstel. Spritze = spuit. Hier te lande Spatwerk.

[Sprokkelbeursje]

Sprokkelbeursje, een spaarbeursje voor kleine voordeelen.

[Sprotter]

Sprotter, (mil.), iemand, die nog kort in dienst is (‘groen’ of ‘baar’).

[Spuit]

Spuit, (mil.), geweer; (amst.), paraplu.

[Square]

Square, (eng.), vierkant. Vierkant pleintje in de straten der Engelsche steden in 't midden met plantsoenen bezet. De naam is later overgegaan op alle kleine wandelparkjes in de groote steden.

[Squatter]

Squatter, van eng. to squat = op de hurken zitten, d.i. zich ergens op den grond neerzetten. Naam der kolonisten in Noord-Amerika, die zich op woeste gronden nederzetten, zonder door aankoop er eigenaars van geworden te zijn.

[Squatter-State]

Squatter-State, (am.), Kansas.

[Squaw-man]

Squaw-man, (am.), een blanke, die met eene vrouw uit eenen der stammen van de Roodhuiden getrouwd is; fig. een gemeene, gevaarlijke kerel.

[Sri Baginda Maharadja]

Sri Baginda Maharadja, betiteling van Koningin Wilhelmina door de Maleiers te Batavia.

[pagina 1090]

[p. 1090]

[St. Antonieskruis]

St. Antonieskruis of -kruk, (wap.), Fr. béquille de St. Antoine, croix de potence; klein krukje, bestaande uit een verkorten dwarsbalk, ondersteund door een verkorten paal; hierin van de gewone kruk (fr. potence) onderscheiden, dat eerstgenoemde de kanten van balk en paal niet recht afgesneden, maar ietwat ingebogen heeft. Niet ongelijk aan een T.

[St. Cornelis bidden (Van -]

St. Cornelis bidden (Van -, van = wegens (onder voorwendsel van) St. Cornelisziekte (vallende ziekte) bidden = bedelen. Aalmoezen vragen onder voorwendsel, dat men een ellendige zieke is.

[St. Cornelisziekte]

St. Cornelisziekte, melaatschheid. Bij Luik lag een klooster van den berg Cornelius (Mont Cornillon), waaraan de verpleging der melaatschen was opgedragen.

[St. Elisabethsvloed]

St. Elisabethsvloed, geduchte watervloed van 19 Nov. 1421, toen de Biesbosch ontstond. Naar Elisabeth, landgravin van Hessen en Thüringen, dochter van Andreas II, koning van Hongarije († 1236), die in de Roomsche Kerk op 19 Nov. haren memoriedag heeft.

[St. Jacobsschelp]

St. Jacobsschelp, (wap.), heeft dezelfde gedaante, als de kleine of St. Michielsschelp, doch is zeer groot. Ze zijn geöord (oreillé), wanneer ze aan elke zijde bovenaan een ver uitstaand oortje hebben. De naam is vermoedelijk hieruit te verklaren, dat de bedevaartgangers naar St. Jago di Compostella terugkwamen met zulk eene schelp, van eene vooral aan de Spaansche kust aanwezige oestersoort, op hoed of mantel gehecht.

[St. James (Het Hof van -]

St. James (Het Hof van -, het Hof van Engeland. Naar het paleis van St. James en dit naar Jacobus I, koning van Engeland.

[St. Janskrais]

St. Janskrais, (wap.), kruis met armen in den vorm van zwaluwstaarten.

[St. Jansvuur]

St. Jansvuur, vuren, op den avond vóor St. Jan d.i. den R.-Kath. gedenkdag van Johannes den Dooper (24 Juni), in vele streken van Duitschland ontstoken op de bergen; een overblijfsel van het Heidensch bijgeloof, dat door den damp en de hitte de booze geesten te verdrijven zijn.

[St. John's Ambulance Association]

St. John's Ambulance Association, vereeniging in Engeland, die onderricht geeft in het verleenen van de eerste hulp bij ongelukken. In Duitschland heeft men in denzelfden geest en trant Samaritervereine (z.a.).

[St. Juin]

St. Juin, ironisch voor ajuin. Vereerders van St. Juin = de rechtzinnige ijveraars onder de Hervormden der 17e eeuw, die wegens hun strenge geloofsrichting en zwaarmoedig bestaan bedrukt keken, tot schreiens toe, evenals iemand, die ajuin onder de oogen gehad heeft. Vandaar ook krijters geheeten.

[St. Katrijnmelkers]

St. Katrijnmelkers, veehouders, die zoolang mogelijk hunne koeien buiten laten loopen, en ze in de weide melken. St. Catharina = 25 November.

[St. Michielsschelpen]

St. Michielsschelpen, zie St. Jacobsschelpen.

[St. Patrick]

St. Patrick, de beschermheilige van Ierland. De rev. Charles Plummer, leeraar der hoogeschool van Oxford, beweerde echter, in April 1897, tot de ontdekking te zijn gekomen, dat die heilige nooit bestond en zijn aanzijn alleen aan eene dwaling van een vertaler schuldig is. In de Hist. eccles van Beda (672-735 n.C.) leest men namelijk Qui et patricius fuit. De vertolker zag nu het woord patricius voor een eigennaam aan, terwijl daarmede een patriciër werd bedoeld, die eigenlijk Eatius zou zijn geheeten. St. Patrick's naam heeft niettemin tevens voor eene Britsche ridderorde gediend, die niet meer dan 26 leden mag tellen, en reeds daarom uitermate gewaardeerd wordt.

[St. Pieter ad Cathedram]

St. Pieter ad Cathedram of St. Pietersstoel te Antiochië, 22 Februari. De bekende St. Peter, als huur- en verhuurdag.

[pagina 1091]

[p. 1091]

[St. Pieter ad Vincula]

St. Pieter ad Vincula of St. Pietersbanden (vgl. Hand. 12:3, 4), 1 Augustus. Bekend is het rijmpje:

Met St. Pietersbanden

Trekken de ooievaars naar andere landen.

[St. Pieter en Paulus]

St. Pieter en Paulus, (oneenig, vgl. Gal. II:11). 29 Juni.

[St. Pieterskerk van het Oosten (De -]

St. Pieterskerk van het Oosten (De -, de Aya Sophia te Konstantinopel.

[St. Pietersstoel te Rome]

St. Pietersstoel te Rome, 18 Januari. Doelt op de bewering, dat Petrus Bisschop van Rome is geweest.

[St. Quirinus-ziekte]

St. Quirinus-ziekte, fistelziekte, ziekte aan den endeldarm. De daarmee behepten riepen den martelaar Quirinus om genezing aan.

[St. Thomas-Iuiden]

St. Thomas-Iuiden, oude volksgewoonte in Katlijk, een dorp in Friesland, om tusschen St. Thomas (21 Dec.) en Kerstmis nacht en dag de klok te luiden.

[Sta vast in den Buikslooter]

Sta vast in den Buikslooter, spreekwijs, ontleend aan de veerschuit, die vroeger tusschen Amsterdam en Buiksloot voer, en erg stootte in de vaart en bij 't landen.

[Staak]

Staak, (wap.), zie Paal.

[Staart]

Staart, (zeg.), strook perkament, waaraan het uithangend zegel gehecht is.

[Staat op post voor 't geweer (Hij -]

Staat op post voor 't geweer (Hij -, (mil.), veel gebruikt antwoord, wanneer er naar iemand gevraagd wordt, die niet aanwezig is.

[Staatje fokken]

Staatje fokken, (k.m.a.), nijdig worden, zich kwaad maken om iets.

[Staatkunde van Kajaphas (De -]

Staatkunde van Kajaphas (De -, in Joh. XI:50: ‘het is beter dat éen mensch sterve dan dat gansch een volk verloren ga’. Vgl. Joh. XVIII:14. Het systeem der nuttigheid, volgens hetwelk men handelt naar het goede of kwade, niet van de daad, maar van hare gevolgen.

[Staatkunde van het kerkezakje (De -]

Staatkunde van het kerkezakje (De -, de manier, welke onze voorouders in de 17e en 18e eeuw in praktijk brachten, om strooken papier, waarin zij hunne aalmoezen en giften wikkelden, beschreven in de kerkezakjes te werpen, teneinde aldus hunne staatkundige gevoelens kenbaar te maken. Zoo vond de koster in de kerk te Arnhem in 1624 een papier waarop een hoofd met het opschrift: ‘Marquet is een verrader van 't landt’. Er onder stond een galg, waaraan een man hing. Bedoeld werd Daniël de Hartaing, heer van Marquette, wiens krijgsbedrijven bij den inval van den Graaf Van den Bergh in de Veluwe ao 1624, niet geroemd worden. - Te Amsterdam werd op het bericht van den dood van Prins Willem II († 1650) zeer mild in de collecte gegeven; de diakenen vergaderden onder de predikatie eenige goudstukken benevens het volgende gedicht:

De Prins is doodt;

Mijn Gaef vergroot.

Noyt blijder Maer

In tachtig Jaer.

Op het einde der vorige eeuw las men op een brief je, in eene der Amsterdamsche kerken in 't zakje gevonden:

Bedestonden,

Stomme honden!

Dat verjaagt geen Engelschman,

Maar een vloot in zee gezonden,

Stomme honden!

Dat is 't, wat ons redden kan.

Menige proeve van dergelijk bedrijf valt uit den Patriottentijd te vermelden.

[Stabat Mater]

Stabat Mater, (muz.), een der weinige in de R.-Katholieke kerk nog heden gebruikelijke sequentia (z.a.). De tekst, door Jacoponus, († 1306) een Franciscaner monnik, gedicht, is, tallooze malen en op de meest verschillende wijzen door componisten der laatste vier eeuwen op muziek gezet. De schoonste composities zijn die van Palestrina, Astorga en Pergolese. Aldus genoemd naar het begin van het R.-K. kerkgezang Stabat mater dolorosa Juxta crucem lacrimosa etc., de bedroefde moeder (nl. Maria) stond weenend bij het kruis, vgl. Joh. XIX:25a. Van het gedicht bestaan in onze taal meer

[pagina 1092]

[p. 1092]

dan 20 vertalingen, waaronder van Vondel en Bilderdijk.

[Staccato]

Staccato, (it.), afgek. stace. d.i. afgestooten, kort, afgebroken; is in de muziek de aanwijzing dat de noten zonder ineensmelting of verbinding, maar ieder op zichzelf moeten worden voorgedragen.

[Stad der Artevelden]

Stad der Artevelden, Gent, de geboorteplaats van Jacob en zijn zoon Philip, die zich beiden achtereenvolgens tot ruwaard van Vlaanderen wisten op te werken tegenover Lodewijk I en II, graven van Vlaanderen. Zij dienden de Engelschen tegenover de Franschen. Jacob werd 17 Juli 1345 in zijn huis vermoord, en Philip sneuvelde 27 Nov. 1382 in den slag bij Roosebeeke, tegen de hulptroepen van Karel VI van Frankrijk door zijn aanhang verloren.

[Stad van Jean Bart (De -]

Stad van Jean Bart (De -, Duinkerken, waar Jean Bart of Barth, de Fransche zeeheld, een visscherszoon, in 1651 geboren werd. Hij kweet zich dapper in een kruistocht nabij deze stad als kapitein van zijn schip, in Franschen dienst, tegen de Engelschen, die de havens geblokkeerd hadden, † 1702 als kommandant van een eskader, door Lodewijk XIV in persoonlijke audientie tot die waardigheid benoemd.

[Stad van Karel den Groote (De -]

Stad van Karel den Groote (De -, Nijmegen, waar keizer Karel de Groote op het door hem gestichte Valkhof meermalen verblijf hield.

[Stad des grooten Konings (De -]

Stad des grooten Konings (De -, Jeruzalem (Matth. V:35; Vgl. Ps. XLVIII:2).

[Stad der kerkhoven (De -]

Stad der kerkhoven (De -, Utrecht, met zijn zeer groot aantal kloosters, kerken en bedehuizen, gebouwd op éene groote begraafplaats.

[Stad des lichts (De -]

Stad des lichts (De -, Parijs, weleer geroemd als brandpunt en bakermat der beschaving.

[Stad der 100,000 tuinen (De -]

Stad der 100,000 tuinen (De -, Kaboel (Afganistan), reeds in de oudheid om zijn rijkdom aan vruchten vermaard.

[Stad der zeven heuvels (De -]

Stad der zeven heuvels (De -, Rome.

[Stadhouder van Engeland en koning van Holland]

Stadhouder van Engeland en koning van Holland, kwalificeerde men 9 Mei 1697 prins Willem III bij het sluiten van den vrede te Rijswijk, omdat hij zijn invloed geheel had herwonnen, nadat die vooral door de weifelende houding der stad Amsterdam tegenover Lodewijk XIV was verzwakt. De prins toch wilde den oorlog voortzetten.

[Stadie]

Stadie, Grieksche afstandsmaat, sedert Alexander den Groote ook in het Oosten veel gebezigd. Van 600 Grieksche, 625 Romeinsche voeten, het 40e deel van eene geografische mijl, het 30e van een uur gaans. Dus 60 stadiën (Luk. XXIV:13) = twee uur gaans. Ontleend aan gr. stadion = 600 Grieksche voeten, d.i. juist de lengte der renbaan; zie Stadium.

[Stadium]

Stadium, renbaan in een gymnasium, ook de enkele wedloop, waarbij men eenmaal de baan afliep. Als afstandsmaat is het stadium 600 Grieksche voet, ongeveer 185 M.

[Stadt der reinen Vernunft]

Stadt der reinen Vernunft, (hgd.), naam door Freystadt, in diens werk over den wijsgeer Kant (1864) aan Königsberg, de geboorteplaats van den schrijver der Kritik der reinen Vernunft gegeven.

[Staffel-tarieven]

Staffel-tarieven, in Duitschland, tarieven, die trapsgewijs opklimmen en dalen, naar gelang van den marktprijs. Staffel (hgd.) = trap, sport.

[Stag at gaze]

Stag at gaze, (eng., wap.), staand hert, dat het gelaat naar den aanschouwer wendt. Stag = hert; gaze = blik.

[Stag-dance]

Stag-dance, (am.), letterl. hertendans, een ruwe, wilde dans, alleen door mannen uitgevoerd. Zoo ook stag-partij en stag-dinner voor een partij of een maaltijd, waaraan alleen heeren deelnemen. Vgl. ons geitenpartij, een partijtje van enkel dames.

[Stal]

Stal, (mil.), hospitaal of ziekenzaal.

[pagina 1093]

[p. 1093]

[Stalactieten]

Stalactieten, aan een onderaardsch rotsgewelf hangende en Stalagmieten op den grond van een grot staande drupsteenvormingen.

[Stampen]

Stampen, (zeet.), de beweging van een schip om zijn breedte-as.

[Stand]

Stand, (sport.), standaard.

[Standaard]

Standaard, de grondslag voor de vrachtberekening van ladingen planken, die van Noorsche en andere houthavens verscheept worden. De meest gebruikelijke standaard is die van St. Petersburg = 165 kub. Engelsche voeten; andere standaarden zijn die van:

Drammen=112½kub. Eng. v.
Christiania=103⅛kub. Eng. v.
Drontheim=198kub. Eng. v.
Wyborg=180kub. Eng. v.
Quebeck=229kub. Eng. v.

De standaard van 1000 superfirial feet = 83⅓ kub. Eng. voeten.

[Standaard]

Standaard, (barg.), kandelaar.

[Standaard (Jan -]

Standaard (Jan -, (mil.), of Standaard Jan, zie Peereboom.

[Standaard (De slag van den -]

Standaard (De slag van den -, slag, geleverd tusschen de Engelschen en de Schotten bij Cuton Moor in 1138. De naam is ontleend aan een scheepsmast, die, op een wagen in 't midden van 't Engelsche leger geplaatst, de standaards ontvouwde van St. Peter van York, St. John van Beverley en St. Winfrid van Ripon. Op den top van dien mast zag men een tonnetje, dat eene gewijde hostie bevatte.

[Standfries]

Standfries, eerenaam, dien de Fries zich gaarne toekent, als herinnering aan het feit, dat Gemme van Burmania, vertegenwoordiger van den Frieschen adel, bij de huldiging van Filips II van Spanje in 1555, staan bleef in plaats van, zooals al de andere aanwezigen, te knielen. Toen men hem op die fout opmerkzaam maakte, gaf hij fier ten antwoord: ‘Wij Friezen knielen alleen voor God!’ en bleef staan.

[Standpenning]

Standpenning, de munt, die - het maakloon buiten rekening gelaten - een waarde heeft, gelijk aan die van de hoeveelheid edel metaal, welke zij bevat. De wetgever staat aan particulieren toe, ze voor eigen rekening te laten vervaardigen. Daartoe behoorden vroeger in Nederland stukken van 2½, 1 en ½ gulden. Door de deprecitatie van het zilver zijn evenwel deze stukken in teekenmunt veranderd, d.i. munt, die eigenlijk fictief standaardgeld vormt, daar zij algemeen wettig betaalmiddel is bij elk bedrag, maar niet vrij meer kon worden aangemunt. Nederland ging in 1873 tot tijdelijke schorsing van zilveraanmunting over en nam in 1875 de gouden standaard aan. Sedert vormt het gouden tienguldenstuk de eenige standpenning.

[Standvink]

Standvink, (bouwk.), paal, pilaar, pijler, waarop balken of andere zware lasten rusten.

[Stans pede in uno]

Stans pede in uno, (lat.), op éen voet staande, d.w.z. zonder eenige inspanning, met het grootste gemak. Horatius, Satirae, I, 4, 10.

[Stante pede]

Stante pede, (lat.), op staanden voet.

[Star-spangled banner]

Star-spangled banner, roodwit-gestreepte banier der Amerikanen. Letterl. met sterren als loovertjes versierde banier. Spangled skies = schitterende sterrenhemel.

[Stars and Bars]

Stars and Bars, (am.), sterren en balken; de vlag der Zuidelijke Staten.

[Stars and Stripes]

Stars and Stripes, (am.), sterren en strepen; de vlag der Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

[Start]

Start, (sport), punt van afrit, aanvang op de race.

[Starter]

Starter, (sport), hij, die het sein tot afgaan geeft.

[Statant]

Statant, (eng., wap.), zie Staande.

[State of Camden & Ambay]

State of Camden & Ambay, (am.), naam voor New-Jersey (vgl. New-Spain), naar eene firma van dien naam, die aldaar spoorwegen aanlegde.

[pagina 1094]

[p. 1094]

[Statenbijbel, -overzetting, -vertaling.]

Statenbijbel, -overzetting, -vertaling. De officieele Bijbel, bij het Nederl. Hervormde Kerkgenootschap in gebruik. Aldus genoemd, omdat de Bijbel op last van de Staten-Generaal der Vereen. Nederl., en volgens besluit der Dordtsche Synode ao 1618 en '19, ‘uit de oorspronkelijke talen (Hebreeuwsch. Arameesch en Grieksch) getrouwelijk is overgezet’ door zes geleerde mannen, die in 1624 dit werk te Leiden begonnen en in acht jaar voleindigden. In 1637 in druk verschenen, en in 1640 ten algemeenen gebruike bij de gemeenten ingevoerd.

[Stater]

Stater, oude Grieksche gouden en zilveren munt. De Attische stater, ter waarde van vier drachmen; in goud = twintig drachmen.

[Statie]

Statie, (r.-k.), bidplaats. De staties zijn veertien, ook wel zeven, voorstellingen uit het lijden Christi. Iedere statie als bidplaats te bezigen heet daarom: den lijdensweg gaan. Men heeft ook statie-kermissen.

[Status quo ante bellum]

Status quo ante bellum, (lat.), de toestand, waarin (de zaken waren) vóór den oorlog.

[Stayer]

Stayer, (sport), rijder op langen afstand.

[Stedekroon]

Stedekroon, (wap.), muurkroon; Fr. couronne murale.

[Steden.]

Steden. Stad is een historisch begrip, voor een plaats met voorrechten begunstigd en van vestingwerken voorzien. Stad is tegenwoordig een geographisch begrip, voor een aanzienlijke plaats met aaneengesloten huizen.

[Steden:]

Steden:

De steden der vlakte: Sodom en Gomorrah.

De zeven steden: Thebe, Jeruzalem, Athene, Rome, Constantinopel, Babylon en Parijs of Londen. De laatste als handels- of weeldesteden.

[Steden van Homerus (De zeven -]

Steden van Homerus (De zeven -, zie Homerus' geboorteplaats.

[Stedenbouwer (De -]

Stedenbouwer (De -, Hendrik I, Koning van Duitschland (876-936).

[Stedendwinger (De -]

Stedendwinger (De -, bijnaam van Prins Frederik Hendrik, om zijne talrijke veroveringen van steden op de Spanjaarden.

[Steek]

Steek, in sommige plaatsen benaming van een politie-agent. Ook nog omstreeks het midden dezer eeuw van een predikant, naar de toenmalige dracht (mantel, bef en steek).

[Steek, steek, eeuwige steek,
Driemaal soep in éene week.]

Steek, steek, eeuwige steek,
Driemaal soep in éene week.
Schimpdeun op de predikanten te Utrecht, die het langst steken bleven dragen, nadat dit predikantenhoofddeksel reeds nagenoeg overal elders onder de Hervormden in onbruik was geraakt, en als kenteeken van steile orthodoxie werd beschouwd. Soep = soeperige, langgerekte, temerige predikatie.

[Steekje]

Steekje, (mil.), zie Driekantje.

[Steekpan]

Steekpan, (mil.), ziekenvader in het hospitaal.

[Steel]

Steel, (eng. sport.), staal.

[Steem (Het is zoo recht, als de weg naar -]

Steem (Het is zoo recht, als de weg naar -, de weg van Stedum of Steem, bij Appingedam, naar het dorp Lellens is zeer bochtig; daarom bezigt men in die streek van iets, dat erg krom is, bovenstaand spreekwoord.

[Steen der wijzen]

Steen der wijzen, onder dezen naam vat men de kunst te zamen, om eenige onmogelijke dingen te vinden, nl. goud maken, de eeuwigdurende beweging, het levenselixir (om eeuwig te blijven leven) en de kwadratuur van den cirkel. Vooral in de 16e en 17e eeuw hield men zich druk bezig met naar den St. d.W. (la pierre philosophale) te zoeken, maar het denkbeeld is zeer oud, en de legende brengt het tot Salomo, ja zelfs tot Adam terug.

[Steen des aanstoots]

Steen des aanstoots, datgene, waaraan iemand zich voortdurend ergert, ontleend aan I Petr. III:7 en Jesaja VIII:14 (fr. pierre d'achoppement).

[pagina 1095]

[p. 1095]

[Steen der schande]

Steen der schande (schandsteen), fr. pierre de scandale, zware steen, welken in Champagne eene vrouw of een meisje, die anderen lasterlijk van zedeloosheid had beschuldigd, des Zondags bij het uitgaan van de mis, moest dragen (ao 1287); zie Steendraagsters. Soms stelde bij kwaadspreeksters die steen een reusachtig vrouwenhoofd voor, met uitgestoken tong; of ook een honde- of kattekop. Soms ook had die steen den vorm eener groote flesch, de flesch van den beul geheeten (ao 1320).

[Steen (De blauwe -]

Steen (De blauwe -, steen op de groote markt te Nijmegen, die gediend heeft als plaats van rechtsspraak en uitoefening van lijfstraf. Ook te Leiden bij het Stadhuis op de Breestraat (zie bij Vondel); evenzoo te Tiel en ook te Muiden: de blauwe wijsteen. Te Hoorn en te Leiden had men drie gerechtssteenen: een rooden, een witten en een blauwen.

[Steen (Gesloten -]

Steen (Gesloten -, steen aan een ketting gesloten, te Utrecht, om te beletten, dat de Duivel voortging met dezen steen te werpen.

[Steen (De Rosetta -]

Steen (De Rosetta -, in 1799 nabij Rosetta in Egypte gevonden door een Fransch generaal. Deze steen bevatte een opschrift in drie talen, een er van in hieroglyphen. Hij dateerde van 195 v.C. en werd de sleutel tot de kennis en ontcijfering der Egyptische hieroglyphen, waarbij zich Champollion verdienstelijk maakte.

[Steen werpen (Den eersten -]

Steen werpen (Den eersten -, de eerste zijn om eene beschuldiging in te brengen, eene aanklacht in te dienen. Ontleend aan Joh. VIII:1-8. De steeniging was onder oud-Israël eene gewone wijze van doodstraf, ook voor overspel (Deut. XXII:24). Bij de uitvoering van die straf wierpen de (twee) aanklagers de eerste steenen.

[Steendraagsters]

Steendraagsters, (Middeleeuwen), vrouwen, die, schier naakt, wegens laster, een zwaren steen aan een ketting om den hals bevestigd, door al de straten der stad moesten dragen; waarbij het belangstellend publiek een afschuwelijke ketelmuziek maakte. Op het Stadhuis te Nijmegen vindt men in de Gemeenteverzameling nog den schandsteen: een zwaren steenen bal, rood en zwart geverfd, met een ketting aan een ijzeren halskraag, als straf voor ontuchtige vrouwen; ao 1618.

[Steenen gast (De -]

Steenen gast (De -, in de Don Juan-sage het standbeeld, dat voor den comthur (commandeur), die door Don Juan is gedood, is opgericht, en door den laatste spottend tot het avondeten wordt uitgenoodigd; aan welk verzoek de steenen gast gevolg geeft en den verleider zijner dochter aan de helsche machten overlevert. De eerste dramatiseering van de legende is van den Spaanschen kloosterbroeder Fra Gabriel Tellez, ook geheeten Tirso de Molina. De titel was: El Burlador de Sevilla y convidado de piedra. Daarnaar bewerkte Molière zijn Don Juan. Het libretto van Mozart's Don Juan is bewerkt door Da Ponte.

[Steenen man (De -]

Steenen man (De -, gedenkteeken op den zeedijk te Harlingen, opgericht ter eere van den Spaanschen stadhouder Caspar de Robles, den hersteller van het dijkwezen in Friesland na den Allerheiligenvloed van 1570. In 1895 gerestaureerd. Opmerking verdient, dat in een gevecht op het tegen Spanje's souvereiniteit in opstand verkeerende Cuba, waarin 400 man Spaansche regeeringstroepen tegenover 2500 opstandelingen stonden, de eersten werden aangevoerd door een commandant van den Nederlandschen naam Bosch, die van zijn paard geschoten, en gesneuveld zijnde, vervangen werd door den kapitein Robles; en deze bevocht de overwinning. In Harlingen en omstreken gaat de moeder naar den Steenen Man en brengt een broertje of zusje thuis. Hier vervult de Steenen Man de rol van den Ooievaar in andere streken.

[Steenen spreken (Waar deze zwijgen zullen welhaast de -]

Steenen spreken (Waar deze zwijgen zullen welhaast de -, ontleend aan Luk. XIX:40 en Habak. II:11. Ook in Plautus Aulularia, 2, 218 leest men: lapidem ferre altera manu, altera panem ostentare, in den zin van openlijk vleien, om openlijk te schaden.

[pagina 1096]

[p. 1096]

[Steenen voor brood geven]

Steenen voor brood geven, het onbruikbare in plaats van het bruikbare verschaffen. Naar Matth. VII:9; Luk. XI:11. Vgl. Ev. Gez. 81:5.

[Steenkapers]

Steenkapers, de inwoners van Zieriksee. In de 17e eeuw meenden zij een Franschen kaper te zien, gingen er met twee schepen op af, maar zagen toen, dat het een schuit met steenen was.

[Steeple-chase]

Steeple-chase, wedren over velden, heggen, slooten en allerlei moeielijkheden, die in den weg staan. Het woord ontstond, toen een partij vossenjagers op hun terugkeer van eene ongelukkige jacht besloten naar zekere dorpskerk te rijden, waarvan de steeple (torenspits) in 't gezicht was. Wie 't eerst de kerk met zijne zweep zou aanraken, zou de winner zijn.

[Steeringlock]

Steeringlock, (sport), stuurslot.

[Stein]

Stein, in IJselstein, enz. enz., eene enkele maal steen; beduidt steenen huis of kasteel. In het Friesch Stins.

[Stella duce]

Stella duce, (lat.), met de ster tot gids. Spreuk van Six van Oterleek; Six van Hillegom; Van Berckel. Vgl. Matth. II:9.

[Stellionaat]

Stellionaat, het verkoopen van of met hypotheekbezwaren van onroerend goed, waarvan men weet dat men geen eigenaar is; of het als vrij aanbieden van onroerende goederen die met hypotheek bezwaard zijn; of het opgeven van minder hypotheken dan werkelijk op het goed gevestigd zijn. Stellio is een hagedis, waarvan Vergilius zegt (Georg. IV, 243) dat zij in de korven sluipt, om de honigraten af te knagen.

[Stem des roependen in de woestijn (Eene -]

Stem des roependen in de woestijn (Eene -, ter aanduiding eener vruchtelooze verkondiging van deze of gene waarheid. Ontleend aan Jez. XV:3, waar echter ‘woestijn’ bij hetgeen de stem roept, behoort, aldus: wegbereiden in de woestijn, baan effenen in de wildernis. In Matth. III:3 is ‘woestijn’ eenvoudig het tooneel van des Doopers werkzaamheid, en niet de ijle ruimte, waarin geen levend wezen zich ophoudt, en dus de stem weerklinkt zonder door iemand gehoord te worden. Inzonderheid omtrent een predikant, die geene hoorders, geen gehoor en wiens woord dus ook geen ingang vindt; en mitsdien geheel in strijd met Johannes den Dooper, want deze had wel hoorders (Matth. III:5, 7), en zijne prediking vond wel degelijk ingang (Luk. III:10, 12, 14, 15).

[Stenographie]

Stenographie, (fr.), snelschrift. Ten onrechte wordt dat door velen voor eene vinding van den nieuweren tijd gehouden. Volgens eene mededeeling van den heer Guy Tomel, in het Journal des Débats (Oct. 1893), was dat schrift reeds in de oudheid bekend. Cicero, den aanval letterlijk willende kennen die een zijner bestrijders in den Senaat tegen hem wilde richten zou een zeker aantal jeugdige, met hem bevriende leden dier vergadering hebben opgedragen beurtelings een volzin dier rede op te teekenen. De uitkomst was echter zoo onvoldoende, dat hij zijn vrijgemaakten slaaf Tiron opdroeg, een schrift uit te vinden, waarmede men een spreker gemakkelijker zou kunnen volgen. Tiron kwam eenvoudig met een stelsel voor den dag, vroeger door de Grieken gebezigd, doch later weder in onbruik geraakt. Inderdaad heeft men, kort vóór de mededeeling van den heer Tomel, te Athene een inschrift opgedolven, dat van de 4e of 5e eeuw v.C. dagteekent en waarin een overzicht van een stenographisch stelsel gegeven, en tevens de prijs der lessen, de naam en het adres van een leeraar in snelschrift aangeduid wordt. De heer Tomel deelde eindelijk nog mede, dat het snelschrift, 't welk op dezelfde beginselen als de nieuwere stelsels berustte, in de lagere scholen der Romeinen, nevens lexinologie en rekenkunst beoefend werd en zelfs meer bijval dan die beide laatste vakken vond.

[Stentorstem]

Stentorstem, eene bijzonder zware, krachtige stem. Stentor was een Griek, vóor Troje, die zoo hard kon schreeuwen als vijftig anderen te zamen (Homerus, Ilias, V, 785).

[Step]

Step, (sport), opstap.

[pagina 1097]

[p. 1097]

[Ster van het Zuiden (De -]

Ster van het Zuiden (De -, zie Diamanten.

[Stergewelf]

Stergewelf, (bouwk.), gewelf waarvan de ribben of graden den vorm eener ster nabootsen.

[Sterling]

Sterling of esterling, eene oorspronkelijk Engelsche munt (1272-1307), die later in bijna alle landen werd nagevolgd. 't Was eene zilveren munt, iets grooter dan de denier (denarius), met een gekroonden aanzienden Koningskop. Een pond dezer stukjes heette een Pond Sterling.

[Sterrenkamer]

Sterrenkamer (Camera Stellata), in Engeland een gerechtshof, dat de bevoegdheid had alle misdrijven te straffen, die buiten het bereik der strafwet bleven. Het werd door Hendrik VII ingesteld, door hem met groote macht begiftigd, en dienstbaar gemaakt aan het despotisme. De Koning benoemde en ontsloeg de leden, en als hij verscheen, was hij alleen sprekend rechter. Onder Elisabeth verrees naast deze de High Commission, die eene dergelijke bevoegdheid erlangde op kerkelijk gebied. Jacobus I en Karel I maakten een ergerlijk misbruik van de beide instellingen, zoodat ze in 1641 door het Parlement werden opgeheven. De Sterrenkamer ontleende haren naam aan de met sterren beschilderde zoldering der vergaderzaal.

[Stevenisten]

Stevenisten, genoemd naar Steven, den vicaris-generaal van het voormalig bisdom van Namen. Roomschen, die het door Napoleon I met paus Pius VII in 1801 gesloten concordaat voor onwettig hielden, en daarom de overeenkomstig dat concordaat benoemde bisschoppen niet erkennen wilden. Ook geheeten Anti-Concordatisten of Fidèles de la Petite Eglise, en in Frankrijk vervolgd als oprichters van onwettige godsdienstige associatiën.

[Stiekem]

Stiekem, (barg.), stil, geheim.

[Stigma]

Stigma, het brandmerk, dat op het voorhoofd werd ingebrand, bv. C voor calumniatores volgens eene zekere lex Remmia; F voor weggeloopen slaven, fugitivi of voor dieven fures. Het schijnt, dat men zich niet altijd tot éene letter bepaalde. Ook werd het merk niet altijd ingebrand, maar ook wel met een scherp gepunt werktuig ingegrift, zóo dat het litteeken bleef.

[Stigma degenerationis]

Stigma degenerationis, brandmerk van verbastering, ontaardingsteeken. Als zoodanig beschouwt Dr. Rudolph Arndt, prof. te Greifswald, in het IIe deel zijner Biologische Studien (einde Febr. 1896) het genie. Genieën bestempelt hij rondweg als ontaarde (gedegenereerde) individuen, die gewoonlijk in verbasterde familiën voorkomen.

[Stigma diabolicum]

Stigma diabolicum, tooverteeken; eigenlijk duivelsteeken. Het was een teeken, dat sommige toovenaars in de rechter kuit, anderen onder den rechter schouder hadden.

[Stigmata sacra]

Stigmata sacra, (r.-k.), heilige wonden. St. Franciscus van Assisi († 1226) was de eerste, die de vijf wondteekenen van den gekruisten Christus in zijn lichaam ontving. Na hem telt de R.-K. Kerk ongeveer 150 dusgen. gestigmatizeerden. Uit gr. stigma (van stizein, steken, dus: steek, prik).

[Stijl van Lenôtre]

Stijl van Lenôtre, tuinbouwkunst, die, naar de wijze van Lenôtre, tuinman van Lodewijk XIV van Frankrijk, zich aansloot bij de architectuur, en door snoeien de lijnen van boomen en planten in harmonie bracht met de lijnen der gebouwen in de omgeving. Hieruit ontstonden later door ontaarding gedrochtelijke pyramiden van boomen maar ook soms fraaie lijnen en indrukwekkende lanen.

[Stikken (Je hebt me mooi laten -]

Stikken (Je hebt me mooi laten -, (toon.), verwijt aan den souffleur, dat hij niet duidelijk genoeg gesouffleerd heeft.

[Stille in den lande (Hij is een -]

Stille in den lande (Hij is een -, wordt gezegd van iemand, die eenvoudig, rustig en onbekend voortleeft. Ontleend aan Ps. XXXV:20.

[Stille Zaterdag (De -]

Stille Zaterdag (De -, de (Zater-)dag vóor Paschen, gewoonlijk:

[pagina 1098]

[p. 1098]

Paasch-Zaterdag; dus geheeten, omdat Jezus toen in het graf rustte. Fr. Samedi-saint. De eerste Christenen zeiden dan: ‘De Koning slaapt’.

[Stilo novo]

Stilo novo (St. N.), (lat.), naar den nieuwen stijl, tegenover stilo veteri (St. V.), naar den ouden stijl (in de tijdrekenkunde). De oude stijl is nog in Rusland in gebruik en verschilt 12 dagen in de dateering van den nieuwen stijl.

[Stilus]

Stilus, de metalen schrijfstift, waarmede men in oud-Rome op de wastafeltjes, tabulae ceratae, schreef. Vgl. Luk. I:63 (schrijftafeltje, gr. pinahidion = bordje, plankje). Het boveneinde was plat, om het geschrevene, zoo het niet beviel, te kunnen uitwisschen. Vandaar de dichterlijke uitdrukking stilum vertere de stift omkeeren, d.i. den arbeid verbeteren. En vandaar ook ons woord stijl.

[Stimula]

Stimula, oud-italische godin, die vooral bij vrouwen hevige hartstochten opwekt, later geïdentificeerd met Semele. Vanhier, dat zij ook (bij Livius) als Simula voorkomt. Aanzetster, prikkelaarster. Zij had een gewijd bosch buiten Rome aan den Tiber, waar de later door den Senaat verboden Bacchanalia gevierd werden.

[Stinkpot]

Stinkpot, vuurpot, vuurdrager. De stinkpotten plachten in zeeslagen gebruikt te worden, om bij entering den vijand uit de hut, kajuit of andere voordeelige stellingen door den stank te verdrijven.

[Stip]

Stip, (mil.), bijnaam voor den adjudant-onderofficier.

[Stipendium]

Stipendium, (lat.), bij de oude Romeinen 't loon der soldaten; tegenwoordig eene bepaalde som, welke aan jongelingen (die daarom stipendiaten genoemd worden) ter voortzetting hunner studiën geschonken wordt; in de R.-K. Kerk de vaste-aalmoes, die bij gelegenheid van het uitoefenen eener kerkelijke bediening (inz. het opdragen eener H. Mis) den geestelijke voor de geloovige wordt geschonken.

[Stippers]

Stippers, spotnaam voor de bewoners van Lollum bij Bolsward. Zij eten gaarne stipknollen, d.z. knollen, die men in gewelde boter stipt.

[Stipriaantjes]

Stipriaantjes, balletjes voor den hoest, te Leiden verkocht, naar het recept van zekeren Doctor Stipriaan Luïscius.

[Stoa]

Stoa, (gr.), gaanderij met muurschilderingen versierd, te Athene, welke de wijsgeer Zeno van Citium tot zijne gehoorzaal bezigde; waarnaar de leerlingen zijner omstr. 300 v.C. gestichte school Stoicijnen (z.a.) heetten.

[Stoelheer]

Stoelheer, in de Middeleeuwen de voorzitter van een veemgericht (z.a.). De leden zaten op banken of op het gras.

[Stoepie]

Stoepie, (mil.), vesting-artillerist.

[Stoepie]

Stoepie, (oudt.), stadssoldaat.

[Stof van de voeten schudden (Het -]

Stof van de voeten schudden (Het -, d.i. vol verachting heengaan, ontleend aan Matth. X:14, Mark. VI:11, Luk. IX:5 en Hand. XIII:51.

[Stoïcijnen]

Stoïcijnen, van stoa (z.a.). Een algemeen kenmerk van de richting der Stoïcijnen is daarin gelegen, dat zij de wijsbegeerte in een eenvoudig kleed zochten te hullen en voor allen verstaanbaar te maken, zoodat ze op het practisch leven kon worden toegepast. De zedeleer was bij hen de hoofdzaak, en zij onderwierpen deze aan de logica (redeneerkunde). Zij beschouwden de ervaring als den grondslag van alle kennis en het zich verheffen boven vreugd en smart als plicht.

[Stoïcijnsch]

Stoïcijnsch, ongevoelig. Zie Stoicijnen.

[Stok]

Stok, (mil.), verouderde scheldnaam voor den adjudant-onderofficier, die vroeger een stok droeg.

[Stokvisschen]

Stokvisschen, schimpnaam voor de burgers van Deventer, die gewoon zijn op Nieuwjaarsdag stokvisch te eten, wat echter ook elders niet vreemd is

[pagina 1099]

[p. 1099]

[Stola]

Stola, het bovenkleed eener deftige Romeinsche vrouw, dat rondom van den hals tot op de voeten hing, en waaraan nog een rand, instita, kon gehaakt worden, die van achteren een sleep vormde. De stola had korte mouwen. Aan meretrices en adulterii damnatae (wegens overspel veroordeelden), was het dragen van de stola ontzegd; deze waren verplicht zich in het openbaar in de toga te vertoonen. Daar bij huiselijke bezigheden de stola hinderlijk kon zijn, droegen de dames een gordel (cingulum), teneinde haar kleed te kunnen opschorten. - Thans geeft men dien naam aan het gewaad der Roomsch-Katholieke geestelijken, dat met drie kruisen voorzien, bij den priester van de beide schouders en kruisgewijs over de borst, en bij de diakenen alleen van den linker schouder afdaalt. Ook z.v.a. tabbaard (z.a.). Ook stool. Fr. étole.

[Stolae (De jura -]

Stolae (De jura -, letterl. de rechten van het stola-koorkleed. Buitengewone voordeelen. De meerdere of mindere borduursels en andere versierselen wijzen de verschillende rangen aan. Die rangen geven aanspraak op stoffelijke voordeelen. Zie Stola.

[Stolen (Eed met zeven -]

Stolen (Eed met zeven -, eed tegelijk met zeven prelaten te zweren. Toen het slot te Hagestein na een langdurig en zwaar beleg door graaf Willem van Holland vermeesterd en verbrand, en Everstein door den Utrechtschen bisschop Frederik van Blankenheim in 1405 ingenomen was, zwoer de Bisschop 26 Dec. van dat jaar, met zeven en meer andere aanzienlijke gestoolde geestelijken plechtig, dat de hooge en lage heerlijkheid van Hagestein hem en der Utrechtsche Kerk toekwam.

[Stolpiaansch legaat]

Stolpiaansch legaat, legaat bij uitersten wil vermaakt door Jan Stolp († te Leiden 1753), aan de Leidsche hoogeschool, ten bedrage van f 10.000, onder bestuur van acht hoogleeraren als curatoren. Uit de renten moet om het andere jaar eene gouden medaille worden uitgereikt aan den schrijver van het best en voldoend gekeurd antwoord op prijsvragen uit het gebied der natuurlijke en geopenbaarde godsdienstleer en de algemeene Evangelieleer, buiten de kerkelijke leerstellingen. Verscheidene verhandelingen over natuurlijke godgeleerdheid en Christelijke zedekunde zijn tengevolge van die beschikking uitgegeven.

[Stomk (De -]

Stomk (De -, (barg.), vergadering.

[Stoom]

Stoom, (mil.), stoom-cursus; voorbereidende cursus voor hen, die in aanmerking komen om, bij de korpsen, tot officier te worden opgeleid.

[Stoor]

Stoor, (z. afr.), logement, kroeg. Eng. store = magazijn.

[Stooter]

Stooter, rekenmunt, om de waarde van 12,5 cent uit te drukken. In Engeland als werkelijke munt inheemsch sedert de 15e eeuw en ook in ons land gangbaar als Engelsche stooters. Van 1586-95 zijn in de Nederlanden stooters geslagen, met het beeld van Leycester, twintigste deelen van een Leycester-reaal.

[Stoomwet]

Stoomwet, officieele benaming der wet van 15 April 1896 (Stbl. no. 69), houdend regeling van het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen.

[Storthing]

Storthing, (noorsch stor = groot; thing = hof). Het Noorweegsche parlement, dat om de 3 jaren gekozen wordt.

[Straatje]

Straatje, (mil.), ruimte tusschen twee kribben.

[Straatmadelieven]

Straatmadelieven, (stud.), lichte vrouwen.

[Straekous]

Straekous, in de glasfabrieken van Henegouwen, de oven, waarin de glasbuizen tot platen worden uitgestrekt, van hgd. Streckofen, een overblijfsel van de vroegere tegenwoordigheid der Duitsche arbeiders in de fabrieken, zoo ook het woord gamin voor helpers, van hgd. Gemeiner, vroeger in tegenstelling tot den blazer in zwang, deze heette gentilhomme-verrier; die helpers zijn vaak 30 of 40 jaar oud.

[pagina 1100]

[p. 1100]

[Stradivarius]

Stradivarius, beroemde Italiaansche viool, naar den maker, Stradivari of Straduari, † 1737 te Cremona; opvolger van Nicolo Amati.

[Strahlende zu schwärzen (Das -]

Strahlende zu schwärzen (Das -, zie Es liebt die Welt enz.

[Strandjutten]

Strandjutten, of strandroovers; spotnaam voor de bewoners van Makkum, bij Bolsward.

[Strandrecht]

Strandrecht, oudtijds het recht, volgens hetwelk de souverein zich als eigenaar beschouwde van onbeheerd op 't strand gevonden wrakken of goederen. Later werd door dezelfde benaming aangeduid de afkoopsom, waartegen de souverein de bedoelde goederen aan hunne vorige eigenaars teruggaf.

[Strandvonders]

Strandvonders, ambtenaren belast om zeevonden (schepen of wrakken en goederen, die ten gevolge van schipbreuk of andere zeerampen onbeheerd gevonden of wel uit zee opgevischt worden) in bezit te nemen en ten behoeve der eigenaars te beheeren. Als zoodanig treden op, krachtens aanwijzing bij Koninklijk besluit, de burgemeesters der door de zee bespoelde gemeenten, of andere, op hunne voordracht, door den Commissaris der Koningin, benoemde personen.

[Strang]

Strang, kil, watermoeras in een weiland.

[Strass]

Strass, nagemaakte diamant; denkelijk aldus geheeten naar den uitvinder.

[Streekgangers]

Streekgangers, (barg.), dieven, die in huizen stelen, waarvan de deuren openstaan.

[Streeptrekken]

Streeptrekken, (barg.), bedriegen.

[Streklaag]

Streklaag, (bouwk.), wanneer de lange zijde van de baksteenen aan de voorzijde in gezicht zijn noemt men dit eene streklaag, terwijl men den naam van koplaag geeft aan die lagen, welke de smalle zijde van de metselsteenen vertoonen.

[Strelitzen]

Strelitzen, staand leger, in 1556 opgericht door Czar Iwan II Wasiljewitsch, de staande infanterie van het Russische rijk, die soms 40 tot 50.000 man telde, in 1698 door Peter den Groote ontbonden, omdat zij tegen hem in opstand kwamen. Russ. strjelzi = schutters; alzoo lijfwacht.

[Streng]

Streng, oud-Surinaamsche benaming voor 8 centen.

[Streusandbüchse des heiligen römischen Reiches]

Streusandbüchse des heiligen römischen Reiches, (hgd.), zandkoker van het heilige Roomsche rijk; de mark Brandenburg, wegens haar zandigen bodem.

[Strijd om het bestaan (De -]

Strijd om het bestaan (De -, vertaling van het eng. struggle for life, de laatste woorden uit den titel van een werk van Darwin (1809-82). Vóor hem had reeds Malthus in zijn Essay on the principles of population, van struggle for existence gesproken. De schrijver gewaagt daar van de omstandigheid, dat in de levende natuur het sterke zich handhaaft tegenover de moeielijkheden en gevaren, terwijl het zwakke ondergaat; gelijk bv. in den kring der armen de sterken overleven.

[Strijdende Kerk (De -]

Strijdende Kerk (De -, zie Kerk.

[Strijken]

Strijken, (k.m.a.), verbleeken.

[Strijklijst]

Strijklijst, (bouwk.), rib of balk, welke in den muur gemetseld de koppen draagt van de kinderbalken of ribben, die aan de tegenovergestelde zijde op den moerbalk dragen.

[Strijkquintet]

Strijkquintet, (muz.), gewoonlijk 2 violen, 2 alten en cello, of 2 violen, alt en 2 celli, ook wel 2 violen, alt, cello en contrebas, zelden 3 violen, alt en cello of andere samenstellingen. Op dezelfde wijze heeft men ook strijksextetten, -septetten enz. van verschillende samenstelling.

[Strijpt]

Strijpt, (wap.), gestreept, nl. als de bonte schilden. Uit eng. striped.

[pagina 1101]

[p. 1101]

[Strike]

Strike, (eng.), werkstaking, veroorzaakt door de werklieden, die het met hunne patroons niet kunnen vinden; dus het tegenovergestelde van lock-out Zie Grève.

[Strike-pay]

Strike-pay, (eng.), geld, dat werkstakers ontvangen, om te volharden bij hun strike.

[Strike oil (To -]

Strike oil (To -, (am.), olie aanboren of treffen, d.i. onverwacht succes hebben, gemakkelijk veel geld verdienen. Naar hen, die door de ontdekking van petroleum-bronnen op hunne velden plotseling rijk werden.

[Stromtid' (Eine - durchmachen]

Stromtid' (Eine - durchmachen, (hgd.), een makkelijk leventje leiden. Uitdrukking van vorst Bismarck, die zulk een leventje leidde op zijn landgoed in Pommeren, na in dienst geweest te zijn. Naar Fritz Reuter's Ut mine Stromtid'.

[Stroobruid]

Stroobruid, voorheen eene ongehuwde moeder, tegenwoordig ook eene vrouw, die tijdelijk van haren echtgenoot gescheiden leeft.

[Strooie dorp (Het -]

Strooie dorp (Het -, naam voor het gehucht Nieuwstad onder den Helder, waarvan Napoleon I te vergeefs eene stad heeft willen maken, oorspronkelijk Stroodorp, d.i. Stroetdorp = dorp in eene lage moerasstreek. Onder St. Maarten (N.-Holland) ligt een gehucht Stroet.

[Stroom der vergetelheid drinken (Uit den -]

Stroom der vergetelheid drinken (Uit den -, zie Lethe.

[Strooplikkers]

Strooplikkers, spotnaam voor de inwoners van Axel, tusschen Neuzen en Hulst.

[Stropdragers]

Stropdragers of stroppen, schimpnaam der Gentenaars, wegens de vernederende straf, waartoe zij, in 1539, ten gevolge van hun opstand tegen keizer Karel, veroordeeld werden; de magistraat en eenige der aanzienlijkste burgers moesten blootsvoets, in hun hemd en met den strop om den hals den vorst om genade smeeken.

[Struggle for life]

Struggle for life, (eng.), zie Strijd om het bestaan.

[Struiken]

Struiken, (toon.), krans of bouquet.

[Struisvogelmaag]

Struisvogelmaag, maag, die alles kan verdragen, gelijk die van den struisvogel, die naar men zegt, onverteerbare dingen, als glas, steenkool, hout, leder, porselein, enz., in zich opneemt.

[Struisvogelpolitiek]

Struisvogelpolitiek, de politiek van staatslieden, die doen alsof zij denken dat de gevaren niet bestaan, wanneer zij er maar het oog voor sluiten. De struisvogel verbergt namelijk angstig zijn kop tusschen de gevleugelde schouders of in 't zand, als hij gevaar bespeurt.

[Stru(w)welpeter]

Stru(w)welpeter, Piet de smeerpoets, wereldberoemd prenteboek, dat Medic. Dr. Heinrich Hoffmann (1809-1894, te Frankfort a/Main, waar hij jaren lang aan 't hoofd stond van een krankzinnigengesticht), voor een kind teekende en berijmde en in 1845 uitgaf. Het viel zóó in den smaak, dat het in 1870 zijn 100n, in 1895 zijn 200n druk beleefde, en in bijna alle Europeesche talen werd overgezet. Zie Kriskringle.

[Stubenhocker]

Stubenhocker, (hgd.), student, die altoos op zijn kamer zit te blokken. Hij schrijft, om niet door bezoek van nietsdoeners gestoord te worden met krijt buiten op de deur: ‘Nicht zu Hause!’

[Studentenbond]

Studentenbond, 17 Mei 1895, naast het studentencorps, te Utrecht opgerichte vereeniging, welke zich door het gemis van groenloopen en door eene lagere contributie onderscheidt.

[Studentenhaver]

Studentenhaver, rozijnen en amandelen bij een diner. Dus geheeten, omdat het gebruik van veel wijn den studenten op een feest den trek in de hoofdschotels beneemt, en zij dan de toevlucht nemen tot dessert-voorwerpen, om hunne flauwheid of onpasselijkheid te temperen. Vandaar ook dat rozijnen en amandelen menigmaal reeds terstond bij den hoofdmaaltijd worden opgezet.

[pagina 1102]

[p. 1102]

Bij het woord haver denke men aan (college)hengst = een student, die trouw de colleges bezoekt.

[Studentersamfundet]

Studentersamfundet, (Deensch), studentenvereeniging, naar aanleiding der beroemde voorlezingen in 1880 van Dr. Georg Brandes te Kopenhagen, in '81 ter stede gesticht; welke alle, ook de vrouwelijke, studenten omvat, en waarvan ook studenten uit Noorwegen, Zweden en Finland leden kunnen worden. Ze geeft volksliteratuur met verklaringen uit, houdt zich met het onderwijzen van arbeiders bezig, en verschaft kosteloos hulp in rechtszaken aan minvermogenden.

[Studia nos jungunt]

Studia nos jungunt, (lat.), de studiën vereenigen ons, vormen een band tusschen ons. Leus van den Senaat van Doopsgezinden en Remonstranten, in 1841 te Amsterdam.

[Stuggink (Een -]

Stuggink (Een -, een man, zoo dwaselijk aan het oude gehecht, dat hij van het nieuwe - alleen omdat het nieuw is - niet weten wil; gelijk Stuggink, de Hoofdige boer uit Staring's welbekende Zutfensche vertelling.

[Stuifselbink]

Stuifselbink, (barg.), molenaar.

[Stuk]

Stuk, heer en vrouw van troef en recht gevend op 20 punten. Vandaar, als er een glas breekt: ‘stuk! schrijf 20’.

[Stuk van achten]

Stuk van achten, eene Spaansche mat, muntstuk ter waarde van acht realen; een reaal = 30 cent.

[Stuk slaat aan (Het -]

Stuk slaat aan (Het -, (toon.), het stuk valt in den smaak.

[Stukje om vier (Een -]

Stukje om vier (Een -, (mil.), een broodje ter waarde van 4 cent.

[Stukzak]

Stukzak, (amst.), boterhammenzakje.

[Stump]

Stump, (am.), lett. boomstam, fig. eene geïmproviseerde spreekplaats; het meest van politieke sprekers gebruikt: de redenaar heet stump-orator, zijne rede een stump-speech, van den stemmenwerver heet het dan ook, dat hij is on the stump.

[Stundisten]

Stundisten, Evangelisch-gezinden, die door de Grieksch-orthodoxe Kerk in Rusland vervolgd worden om hun geloof. Hun aantal klom in 1893 wel tot 250.000. De Russische Stundisten hebben van Duitsche kolonisten het Stunden halten overgenomen; en in vele hutten zitten de boeren alleen of gezamenlijk den Bijbel te ontcijferen. Stunden = Stunden der Andacht (uren aan den godsdienst gewijd). De Russische Stundisten worden door vele Protestanten voorgesteld als onder alle omstandigheden toonbeelden van echt christelijke gezindheid en gelatenheid.

[Sturm- und Drangperiode]

Sturm- und Drangperiode, periode in de geschiedenis der Duitsche letterkunde, die dezen naam ontleende aan het tooneelstuk van Klinger, Sturm und Drang (1776). Het streven was, niet alleen de poëzie, maar ook het leven los te maken van de ketenen van dwang en regel, en terug te keeren tot het natuurlijke standpunt. De voornaamste vertegenwoordigers dezer richting waren Klinger, Lenz, Leopold Wagner en Friedrich Müller.

[Stuurboord]

Stuurboord, de rechterzijde van het schip, wanneer men van het achterschip naar voren gaat. Op planteekeningen staat de stuurboordzijde bovenaan.

[Stuwaadje]

Stuwaadje, plaatsing der goederen in het schip.

[Style c'est l'homme (Le -]

Style c'est l'homme (Le -, (fr.), de stijl is de mensch; d.i. aan den stijl kent men den man, die karakteriseert hem. Verbastering van de woorden van Buffon (1707-88), bij het aanvaarden van zijn lidmaatschap der Fransche Academie (25 Aug. 1753). Recueil de l'Académie (1753 bl. 337): le style est l'homme même, vgl. L'homme.

[Stylieten.]

Stylieten. Zie Pilaarheiligen.

[Styx]

Styx, bij de ouden een arm van den Oceaan, die volgens hen onder de aarde stroomt, en negenmaal rondom de onderwereld loopt.

[Suasso-museum]

Suasso-museum of Lopez Suasso-Museum, oudheden-verzameling, te Amsterdam, aan de stad gekomen door erfmaking in 1890. Naar deze verzameling wordt het Gemeente-Museum waarin zij, met andere verzamelingen geplaatst is, dikwijls het Suasso-Museum genoemd.

[pagina 1103]

[p. 1103]

[Suaviter in modo, fortiter in re]

Suaviter in modo, fortiter in re, zie Fortiter in re, etc.

[Sub auspiciis]

Sub auspiciis, (lat.), onder de auspiciën (van iemand), d.i. onder de aanvoering, leiding, bescherming, enz. (van iemand), gedurende den tijd, dat hij zijn ambt bekleedt; vgl. auspiciis tuis.

[Sub-diaken]

Sub-diaken, (r.-k.), geestelijke, die de vijfde wijding bekomen heeft, of de eerste groote wijding, namelijk het subdiakonaat, waarnaar hij ook sub-diaconus genoemd wordt; hij is onderdiaken; de daarop volgende rang is diaken.

[Sub-diakonaat]

Sub-diakonaat, (r.-k.), zie Subdiaken.

[Sub jove]

Sub jove, (lat.), onder den blooten hemel, in de open lucht (Jupiter = de god van den hemel, vandaar ook = de hemel zelf). Horatius, Oden, I, 1, 25 sub Jove frigido (in de koude lucht); Juvenalis, VI, 15 sub Jove.

[Sub judice lis est]

Sub judice lis est, (lat.), het proces is nog hangend, zie Grammatici enz.

[Sub lege libertas]

Sub lege libertas, (lat.), wordt niet zelden vertaald door vrijheid onder (voorbehoud van) de wet, vrijheid met de beperkingen, die de wet voorschrijft. De zin is echter: onder de wet (is) de vrijheid. ‘Und das Gesetz kann uns nur Freiheit geben’, Cicero, pro Cluentio, 53, 146, legibus denique idcirco omnes servimus, ut liberi esse possimus.

[Sub parvo]

Sub parvo (tecto) sed meo, (lat.), onder een klein (dak) maar van mijzelven, mijne woning is klein, maar mijn eigendom. Fournier verhaalt: ‘c'était le graveur Raphael Sadler, qui, ayant pris pour marque une tortue, avait éerit au-dessous: sub parvo, sed meo. Vgl. fr. Mon verre n'est pas grand, mais je bois dans mon verre.

[Sub reservatione Jacobea]

Sub reservatione Jacobea, (lat.), onder Jacobeïsch voorbehoud; vgl. reservatio Jacobea.

[Sub rosa]

Sub rosa, (lat.), onder de roos, d.i. in vertrouwen, in het geheim. Volgens de fabel gaf Amor of Cupido de roos, hem door zijne moeder Venus geschonken (de roos was de aan Venus gewijde bloem), op zijne beurt ten geschenke aan Harpocrates, den god van het zwijgen, opdat deze hare minnarijen niet wereldkundig zou maken. Naar aanleiding hiervan zou het gewoonte zijn geworden eene roos boven den vriendendisch op te hangen, om de dischgenooten er aan te herinneren, dat zij over hetgeen daar gesproken werd, later het stilzwijgen hadden te bewaren. Een en ander in de volgende dichtregelen te vinden bij Hernsdorff, Poetae latini minores VI, 1, p. 182:

Est rosa flos Veneris quo dulcia furta laterent

Harpocrati matris dona dicavit Amor.

Inde rosam mensis hospes suspendit amicis

Convivae, ut sub ea dicta tacenda sciant.

In den Ratskeller te Bremen dient eene roos als sluitsteen van het gewelf van het vertrek, waar de raadsleden hun wijn drinken. Vgl. Horatius, Epistol. I, 7, 72, dicenda tacenda locutus; Persius, IV, 5, dicenda tacendaque calles (gij snapt uit wat gezegd kan, wat gezwegen moet worden).

[Sub sole nihil perfectum]

Sub sole nihil perfectum, (lat.), er is niets volmaakt onder de zon.

[Sub specie]

Sub specie, (lat.), onder de gedaante, onder het voorkomen of den schijn, bv. sub specie amicitiae, onder den schijn van vriendschap.

[Sub tecto coeli]

Sub tecto coeli, (lat.), onder het dak des hemels, onder den blooten hemel, in de open lucht; ook weleens sub coeli tegmine, met dezelfde beteekenis.

[Subhasteeren]

Subhasteeren, zie Hastam, enz.

[Sublimia curo]

Sublimia curo, (lat.), ik behartig de dingen, die boven zijn. Spreuk van wijlen Prof. J.I. Doedes.

[Subrogatie]

Subrogatie, van lat. subrogare, in-de-plaatsstelling, komt voor, als iemand, die eene schuld betaalt, daardoor in de plaats van den oorspronkelijken schuldeischer treedt. Fr. subrogation.

[pagina 1104]

[p. 1104]

[Sucker]

Sucker, (am.), letterl. zuiger of zuigeling; een sukkel, een stumper; ook dronkaard.

[Sucker-State]

Sucker-State, (am.), zuigersstaat, naam voor Illinois, naar de inwoners, die men suckers noemt, om de moeite, die zij bij den geringen watervoorraad moeten doen, om drinken te krijgen.

[Sucre]

Sucre, naam van den zilveren peso of piaster in de republiek Ecuador (1884-1894).

[Suculae]

Suculae, zie Hyaden.

[Sudisme]

Sudisme, (fr.), de financieele schurkerijen en de zwendelarijen, in 1897 in Frankrijk openbaar geworden in zake de Zuider-sporen.

[Sudra's]

Sudra's, de vierde of laagste stand of klasse, in onderscheiding van de drie hoogere klassen, de Brahmanen, Kshatria's en Vaicja's - in het Brahmanische rijk (in het gebied van den Ganges). De jongere beschouwingen achten het onjuist, zooals tot nog toe geschiedde, genoemde vier klassen kasten te noemen. Doch buiten en naast deze standen of klassen hebben zich een groot aantal kasten, gildeachtige vereenigingen, in Indië ontwikkeld. De Sudra's hebben hun naam waarschijnlijk van een oude volksstam, en bleef als zoodanig voor een klasse van dienstbaren voortbestaan.

[Suffeten]

Suffeten, de twee machthebbenden, die aan 't hoofd der andere regenten stonden, in het oude Carthago.

[Suffragaan]

Suffragaan, (r.-k.), de aan een aartsbisschop ondergeschikte bisschop.

[Suikerhuis]

Suikerhuis, goederenstation van den Hollandschen spoorweg, op Kattenburg te Amsterdam, omdat dit station een voormalig suikerpakhuis der Oost-Indische Compagnie was.

[Suikerlord]

Suikerlord, een Indisch oud-gast, die rijk werd door suikerplantages. De Californische suikerlord is tegenwoordig Claus Sprechels.

[Suikerweg]

Suikerweg, een gedeelte van den weg van Arnhem naar Velp, - ook Velperweg geheeten, - waar vele suikerlords (z.a.) woonden.

[Suisse]

Suisse, titel, dien dé Zwitsers in Frankrijk bleven dragen, nadat zij als Gardes, als Compagnies of als Cent Suisses dienst hadden gedaan, en oud geworden met de eene of andere betrekking werden begunstigd. Zoo heet de rustbewaarder in de kerk (bij ons in de 17e eeuw hondeslager) altijd Suisse, evenals de deurwachter of dorpelwachter, de bode, de bewaker, enz. In de kerk dragen ze nog eene uniform, die aan de oude dracht der Gardes herinnert.

[Suisses (Cent -]

Suisses (Cent -, een honderdtal Zwitsers, die drie eeuwen lang tot de lijfwacht der Fransche koningen behoorden. Eigenlijk waren het 96 man met den pijper en drie tamboers; men zeide echter, dat de cent-suisses in zes pelotons van 16 man verdeeld waren. Als de Koning ter Communie ging, deden de Zwitsers de schitterende uniform aan, even als gedragen wordt door de 200 Zwitsers, lijfwachten van den Paus, die als keurbende bij de plechtigheden in de St. Pieterskerk en in het Vaticaan dienst doen.

[Suisses (Compagnies -]

Suisses (Compagnies -, de zes regimenten Zwitsers onder Lodewijk XVIII gevormd, na den Barricaden-tijd en de Juli-revolutie afgedankt.

[Suisses (Gardes -]

Suisses (Gardes -, een corps Zwitsers, georganiseerd onder Lodewijk XIII, ontbonden in 1732.

[Suisses (Point d'argent, point de -]

Suisses (Point d'argent, point de -, (fr.), Geen geld, geen Zwitsers. Spreekwoord uit den strijd tusschen Karel V en Frans I. Tienduizend Zwitsers, die Lautrec als huurtroepen in dienst had genomen, kregen hun 400.000 ducaten niet en onttrokken zich aan den strijd; waardoor Milaan voor Frankrijk verloren ging.

[Suivre l'évangile des quenouilles]

Suivre l'évangile des quenouilles, (fr.), het Evangelie van het spinrokken volgen, geheel naar de voorschriften zijner vrouw handelen. Naar de quenouille (het spinrokken), uitslui-

[pagina 1105]

[p. 1105]

tend door vrouwen gebruikt. Bij de Salische volken mocht de vrouw niet in de regeering opvolgen; de staten waren geen spilleleenen (ne tombaient pas en quenouille).

[Sujets de mécontentement]

Sujets de mécontentement, (fr.), redenen van ontevredenheid. Het eerste nummer van La Lanterne (30 Mei 1868) van Henri Rochefort ving met het volgende woordenspel aan: ‘La France contient, dit l'Almanach impérial, trente-six millions de sujets, sans compter les sujets de mécontentement = volgens den Almanach impérial, telt Frankrijk zes-en-dertig millioen inwoners, zonder de redenen van ontevredenheid mede te rekenen, hetgeen wel eens wordt aangehaald. In le Grand-Paladin, comedie-vaudeville in 3 bedrijven van Duvert (den 22 Januari 1842 in het Palais-Royal voor 't eerst opgevoerd, zong een der helden, II, 7, echter reeds:

Mais à Mannheim, sort fatal! je ne trouve

Que des sujets .... des sujets de chagrin.

[Sum quod fui]

Sum quod fui, (lat.), ik ben, wat ik was. Ortt; Ortt van Schonauwen.

[Sume ut valeas]

Sume ut valeas, (lat.), neem het, opdat gij welvaren moogt. Aanprijzing van een gezondheidsmiddel.

[Summum bonum]

Summum bonum, (lat.), het hoogste goed.

[Summum jus]

Summum jus, (lat.), het uiterste, d.i. het strengste recht, Cicero, de officiis II, 10, 33, summumjus, summa injuria, d.i. het hoogste recht is het hoogste onrecht.

[Sundries]

Sundries, (sport), onderdeelen.

[Suo Marte]

Suo Marte, (lat.), op eigen hand, door eigen kracht, (Mars = god van den oorlog; vandaar metonymisch = dapperheid, kracht enz.).

[Super flumina Babylonis]

Super flumina Babylonis, (lat.), aan de rivieren van Babylon, aanhef van Ps. CXXXVII (naar de Vulgata).

[Superba (La -]

Superba (La -, (fr.), de fiere. Genua.

[Superflua non nocent]

Superflua non nocent, (lat.), het overtollige schaadt niet.

[Superpellicium]

Superpellicium, (r.-k.), het linnen gewaad der priesters, dat zij bij geestelijke verrichtingen over den pelsmantel droegen, het koorhemd.

[Super-royaal]

Super-royaal, groot 8vo formaat.

[Suppletoire eed]

Suppletoire eed of aanvullingseed; de eed, door den rechter ambtshalve aan eene der partijen opgelegd, hetzij om daarvan de beslissing der zaak te doen afhangen, hetzij om daarvoor een toe te wijzen bedrag te bepalen; indien de vordering of exceptie òf niet volledig bewezen òf niet geheel onbewezen is (artt. 1977, 1978 B.W.).

[Supports]

Supports, (fr. wap.), dieren, die als schildhouders naast het schild staan; in onderscheiding van soutiens = menschen of dieren, die het schild schijnen vast te houden. Vgl. Tenant.

[Supranaturalisme]

Supranaturalisme, richting of stelsel van bovennatuurlijken godsdienst; die richting, welke in het Christendom alles geloovig aanneemt, wat boven de natuur (supra naturam) gaat, meer bepaald, die in dat Christendom eene bovennatuurlijk gegevene Godsopenbaring erkent. Het tegendeel leert het Naturalisme, waarvan het Rationalisme (z.a.) weder eene vertakking is.

[Sur le tout]

Sur le tout, (fr. wap.), hartschild (z.a.), volledig écusson sur le tout, dat middenschild wordt, ingeval het hartschild wederom een schildje in het centrum heeft. Dit schildje heet dan (écusson sur le tout du tout, maar in 't hoogd. eenvoudig Herzschild, onder ons ook wel Hartschildje.

[pagina 1106]

[p. 1106]

[Surchargé]

Surchargé, (fr. wap.), herbeladen (van reeds beladen (chargé) stukken).

[Surmonté]

Surmonté, (fr. wap.), zie Overtopt.

[Surplis]

Surplis, (r.k.), het koorhemd der R.-K. geestelijken. Van lat. superpellicium (z.a.).

[Surprise-partij]

Surprise-partij, (am.), instuif, instuif-partij; partij, waarbij allerlei dwaasheden aan inrichting van de vertrekken of van het feest voorkomen, en door een of meer personen, die ook de uitnoodigingen rondzenden, georganiseerd zonder medeweten van den gastheer.

[Surseance van betaling]

Surseance van betaling, door de rechtbank verleend voor niet langer dan anderhalf jaar, heeft ten gevolge dat de schuldenaar gedurende dien tijd niet tot betaling zijner schulden kan worden genoodzaakt. Fr. surséance = uitstel, opschorting.

[Sursum corda]

Sursum corda, (lat.), harten omhoog! Spreuk van Thomas Morus, ontleend aan de R.-K. Mis-liturgie, en wel aan de zoogenaamde Praefatio.

[Surtout (En -]

Surtout (En -, (fr. wap.), als middenschild.

[Surtout, pas de zèle]

Surtout, pas de zèle, zie Pas de zèle.

[Survival of the fittest]

Survival of the fittest, (eng.), overleving van het meest geschikte. Het meest geschikte houdt op den duur stand. Uitdrukking van Herbert Spencer. Hij smeedde ook het woord evolutie.

[Sus Minervam (docet)]

Sus Minervam (docet), (lat.), het zwijn (leert) Minerva. - Het ei wil wijzer zijn dan de hen. Cicero, Epistolae ad familiares 9, 18, 3.

[Susanna (Eene kuische -]

Susanna (Eene kuische -, zie Susannaboef. Van hebr. schooschanna, schooschannah = lelie.

[Susannaboef]

Susannaboef, vrouwengek, oude snoeper; uit boef = slechtaard, en Suzanna, eene gehuwde vrouw, van wie in een geschrift, dat als tweede aanhangsel op het boek Daniël in de apocryphe boeken des Ouden Testaments is opgenomen, verhaald wordt, dat twee oude Israëlieten haar te vergeefs tot ontrouw aan haren man trachtten te verleiden.

[Susparbe]

Susparbe, (barg.), parapluie.

[Suspendens omnia naso]

Suspendens omnia naso, (lat.), letterl. alles aan zijn neus hangend, d.i. bij alles zijn neus optrekkend, alles bespottend of hekelend. Horatius, Satirae II, 8, 64.

[Süsser Pöbel]

Süsser Pöbel, (hgd.), lief gepeupel. Uit Goethe's Faust I, Die Walpurgisnacht, 3667e versregel, waar Mephistopheles die woorden tot de heksen richt. Menigeen denkt daarbij aan den ironischen uitroep van den Franschen caricaturist Forain, nopens diens vaderland: Doux pays! = lief land!

[Süssholz raspeln]

Süssholz raspeln, (hgd.), letterl. zoethout raspen. Eigenlijk iemand aangename dingen zeggen, vooral wanneer dat door een jongeling tegenover een jeugdig meisje wordt gedaan, die dan een Süssholzraspeler wordt genoemd.

[Sustine et abstine]

Sustine et abstine, naar Epictetus, duld en onthoud u, lijd en mijd.

[Sustinendo progredior]

Sustinendo progredior, door geduld vorder ik. Spreuk van Philips Willem van Nassau, prins van Oranje.

[Suum cuique]

Suum cuique, (lat.), aan elk het zijne. - Cicero, De Officiis 1, 5, 15. - Devies van het huis Hohenzollern en der Zwarte Adelaarsorde.

[Suum cuique placet]

Suum cuique placet, (lat.), ieder vindt in het zijne behagen. Elk meent zijn uil een valk te zijn. Plinius De Oudere, Historia naturalis 14, 6, (8) 71.

[Suum cuique palchrum est]

Suum cuique palchrum est, (lat.), elk vindt het zijne schoon. Cicero, Tusculanae disputationes 5, 22, 63.

[pagina 1107]

[p. 1107]

[Suus cuique attributus est error]

Suus cuique attributus est error, (lat.), ieder heeft zijne zwakke zijde. - Elke gek heeft zijn gebrek. Catullus, Carmina 22, 20.

[Suus cuique mos]

Suus cuique mos, (lat.), elk heeft zijne eigen manier van doen, Terentius, Phormio e. 4, 14 (454). Bij D.R. Kamphuizen, elk heeft zijn bijzonder drijven.

[Suypen]

Suypen, (barg.), arresteeren.

[Suzereiniteit]

Suzereiniteit, verhouding tusschen twee staten door het leenrecht; waarvan de eene (de vasalstaat) van den anderen (den suzerein) volkenrechtelijk afhankelijk is.

[Swanga]

Swanga, (am.), fatterig, blufferig, ploertig-mooi gekleed.

[Sweatingshop]

Sweatingshop, (eng.), zweetwinkel in de Amerikaansche steden, waar men in 't zweet zijns aanschijns der concurrentie het hoofd bieden moet. 't Zijn kleine winkels, die 't niet kunnen uithouden tegen de Department-stores, reusachtige magazijnen, waarin ieder bijzonder artikel zijne afdeeling (soms, een heel huis!) heeft.

[Sweating-systeem]

Sweating-systeem, het misbruiken van jeugdige werkkrachten. Volgens de Kon. arbeidscommissie in Groot-Brittanje: ‘het arbeiden (aan stukwerk, thuis) gedurende lange dagen tegen gering werkloon, dikwerf onder de voor de gezondheid meest schadelijke voorwaarden’. Het stelsel is ook in de Vereenigde Staten bekend. Maryland, Pensylvania, Illinois; New-Yersey, New-York en Massachusetts hebben er wetten tegen uitgevaardigd, maar feitelijk worden deze niet toegepast. Eng. to sweat = zweeten.

[Swedenborgianen]

Swedenborgianen, zich noemende de Nieuwe Jerusalem-kerk, aanhangers van Emanuel Swedenborg, een Zweedschen philosoof en mysticus (1688-1772), geloovende in gemeenschap met geesten, ook van afgestorvenen, goddelijke ingeving bij geloovigen, enz.

[Sweet swan of Avon]

Sweet swan of Avon, (eng.), de zoete zwaan van de Avon, naam voor Shakespeare, dien men als dichter ‘zwaan’ of ‘zangzwaan’ noemt; naar de rivier de Avon, waaraan zijne geboorteplaats Stratford ligt. De naam werd het eerst gebruikt door Ben Jonson, in de verzen, die voor in de 2e folio-editie (1632) voorkomen.

[Swenright Conventie]

Swenright Conventie, van Sept. 1892, welke de Kaap (Zuid-Afrika), aansluiting per spoorweg deed krijgen met Johannesburg; waardoor ze aldaar de behandeling van het goederenvervoer in handen kreeg.

[Swiepslag]

Swiepslag, (barg.), snede in het gelaat.

[Swietje]

Swietje, (barg.), borstrok.

[Swithin (St. -]

Swithin (St. -, (eng.), If it rains on St. Swithin's day (15 Juli), there will be rain for forty days.

St. Swithin's day, gif ye to rain, for forty days it will remain;

St. Swithin's day, an ye be fair, for forty days 'twill rain nae mair.

De Franschen hebben twee soortgelijke spreekwoorden:

S'il pleut le jour de St. Médard, (8 Juni)

Il pleut quarante jours plus tard;

en

S'il pleut le jour de St. Gervais, (19 Juni)

Il pleut quarante jours après.

De legende is, dat St. Swithin, bisschop van Winchester, die in 862 stierf, op het kerkhof van het klooster wenschte begraven te worden, opdat de ‘sweet rain of heaven might fall upon his grave’. Bij de heiligverklaring dachten de monniken den Heilig te eeren, door zijn stoffelijk overschot naar het koor te verplaatsen, en stelden den 15en Juli voor de plechtigheid vast; maar het regende dag aan dag veertig dagen lang, zoodat de monniken dachten, dat de heiligen tegen hun plan waren ingenomen, en het dan ook onuitgevoerd lieten. De St. Swithin van Schotland is in Frankrijk St. Martin van Bouillon. De regenheilige van

[pagina 1108]

[p. 1108]

Vlaanderen is St. Godelieve; die van Duitschland zijn de Zeven Slapers. - Zie ook Médard (St. -. Bij ons is het St. Margriet (10 Juni en 20 Juli).

[Swore]

Swore, verkort van seworo (sebarah) (n. hebr.) = logische redeneering, syllogisme.

[Sybariet]

Sybariet, fijne wellusteling, verwijfd mensch. Oorspronkelijk inwoner van het 510 v.C. verwoeste oud-Sybaris, stad in Lucanië (landstreek van Italië onder de oude Romeinen), om de verwijfdheid harer burgerij in de oudheid bekend. De levensrichting zelve heet Sybaritisme.

[Sybaris]

Sybaris, een monster, dat de omstreken van den Parnassus verwoestte, en door Eurybates gedood werd.

[Sycophant]

Sycophant, van gr. sukon = vijg, eig. iemand, die zelfs om het stelen van een vijf aanklaagt, en dus het geringste misdrijf aanbrengt. (Van een verbod van vijgenuitvoer uit Attika is uit goede schrijvers niets bekend). Later is deze naam overgegaan op iederen valschen aanklager, chicaneur, bedrieger of andere verachtelijke personen, die iemand in gerechtelijke zaken, of in andere opzichten zochten te misleiden of te benadeelen. Tegenwoordig heeft het woord ook de beteekenis van parasiet, klaplooper, panlikker.

[Sydenham-palace]

Sydenham-palace, zie Paleis (Het kristallen -).

[Syllabus]

Syllabus, gr. sullabè, letterl. register, inhoudsopgaaf of samenvatting. Bekend is vooral de Syllabus, gevoegd bij de Pauselijke ‘Encyclica’ van 8 December 1864, waarin al de beginselen en opvattingen der moderne maatschappij opgenoemd en veroordeeld worden, welke in strijd zijn met de leer der R.-Katholieke kerk.

[Sylphen]

Sylphen (mannelijk), Sylphiden (vrouwelijk), (myth.), luchtgeesten, bevallige wezens, die naar de dichters verhaalden, de bosschen vervulden. Zij waren, evenals de nimfen, de persoonlijke voorstelling van de tallooze schoonheden en bevalligheden der natuur. Zij leefden, volgens sommiger meening, niet, gelijk de godheden, eeuwig, maar zeer langen tijd, en hun leven werd als verbonden gedacht aan de voorwerpen, die zij bewoonden; zoodat bv. eene dryade of boomnimf stierf, als de boom, waarin zij zich ophield, geveld werd, of van ouderdom bezweek. Sylphide, fig. teedere, bevallige vrouwengestalte.

[Sylvain (Le -]

Sylvain (Le -, (fr.), de boschgod. Denecourt, als onderzoeker en beschrijver van het bosch van Fontainebleau onder dien bijhaam bekend.

[Sylvester-avond]

Sylvester-avond, oudejaars-avond, naar Sint S., den bisschop, die, volgens de traditie, Helena en haren zoon, Constantijn den Groote, bekeerde.

[Symbiose (Etat de -]

Symbiose (Etat de -, (fr.), gemeenlijk met iemand te zamen leven. Van gr. sumbiômi = in gemeenschap leven.

[Symboliek der kleuren]

Symboliek der kleuren, zie Kleuren.

[Symbolen der vier Evangelisten:]

Symbolen der vier Evangelisten:

Matthaeus: Een man met eene pen in de hand en een rol papier vóor hem, die over zijn linkerschouder heen naar een mensch of engel ziet, wijl het Ev. v. Matth. aanvangt met Jezus' genealogie of menschelijke afstamming.
Marcus: Een man die zit te schrijven; aan zijne zijde een gevleugelde leeuw, wijl het Ev. v. Mare. begint met het optreden van Johannes den Dooper, wiens stem was als die van een roepende in de woestijn = leeuw.
Lukas: Een man met eene pen, die in gedachten over een rol papier gebogen zit; naast hem een rund, wijl het Ev. v. Luk. begint met het offer van Zacharias: het rund is het offerdier.

[pagina 1109]

[p. 1109]

Johannes: Een jonge man met fijnbesneden gelaatstrekken; met een arend op den achtergrond, wijl het Ev. van Joh. aanvangt met de godheid des Woords, dat is vleesch geworden, te beschouwen, gelijk de arend schouwt en opvliegt naar de zon.

Deze vier figuren zijn ontleend aan Ezech. I:10 en Joh. IV:7. Somtijds zijn ze in andere volgorde aan de Evangelisten toebedeeld. Openbaring van Joh. IV:7: ‘En het eerste dier was eenen leeuw gelijk, en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het aangezicht als een mensch, en het vierde dier was eenen vliegenden arend gelijk’. Irenaeus zegt: ‘De leeuw stelt de koninklijke waardigheid van Christus voor; het kalf zijn priesterlijk ambt, het gezicht van den mensch zijne incarnatie, en de arend de genade van den Heiligen Geest’.

[Symbolen]

Symbolen of Attributen van Apostelen, zie Apostelen.

[Symbolen van Heiligen.]

Symbolen van Heiligen.

Heiligen. Symbolen.

Agatha, dragend hare borsten op een schotel.
Agathon, een boek en een bisschopsstaf.
Agnes, een lam aan hare zijde.
Ambrosius, een geesel.
Anastasia, een palmtak.
Andreas, een schuin kruis (zie Kruisen).
Anna, een boek in de hand.
Antonius, een kruis met eene schel aan het uiteinde, en een varken aan zijne zijde.
Apollonia, een tand en een palmtak; een toren met drie vensters.
Asaph en Aydan, een bisschopsstaf.
Barbara, een boek en een palmtak.
Barnabas, een staf in de eene, en een opengeslagen boek in de andere hand.
Bartholomeus, een mes. Hij werd levend gevild, en wordt afgebeeld met zijne huid over den arm geslagen.
Blasius, ijzeren kammen, waarmede zijn lichaam aan stukken werd gescheurd.
Bonifacius, in bisschoppelijke kleeding en met een zwaard, waarop het evangelie is gestoken.
Catharina, een omgekeerd zwaard of een groot rad. Zij werd geradbraakt.
Cecilia, spelend op een harp of orgel.
Christophorus, eene reusachtige figuur, dragend Christus in kindsgestalte over eene rivier.
Clara, een ciborie of monstrans.
Clemens, eene pauselijke kroon of een anker. Hij werd met een anker om den hals verdronken.
Crispijn, twee schoenmakers aan 't werk.
Elisabeth, de Heilige Johannes en een lam aan hare voeten.
Gabriel, verschijnend aan de heilige Maagd.
George of Joris, te paard met een speer den draak doorstekende; op de borst een rood kruis.
Hubertus, te paard met een waldhoorn en vergezeld van een hond en een hert.
Johannes de Dooper, een lange mantel, een staf en een lam aan zijne voeten.
Johannes de Evangelist, een kelk, waaruit een draak of een slang naar buiten komt, en een opengeslagen boek. Zie Evangelisten.
Lebuinus, met een kruisstaf en een evangelie.
Lodewijk IX (van Frankrijk, bijgenaamd de Heilige), een koning in knielende houding, met het wapen van Frankrijk aan zijne voeten; een bisschop geeft hem den zegen, en een duif daalt op zijn hoofd neder.
Lukas, aan een schrijftafel gezeten, waaronder de kop van een os zichtbaar is.
Martinus, te paard met een zwaard een deel van zijn mantel afsnijdende en dit stuk aan een bedelaar gevende.
Margaretha, een draak met de voeten tredend, of bezig hem met het kruis te doorsteken.
Marcus, een leeuw.
de H. Maagd Maria, het kindje Jezus op de armen dragend, en eene ontluikende lelie, de voeten op een halve maan.
Maria Magdalena, eene doos met zalf. (De Kerkelijke overlevering schrijft haar de zalving van Jezus toe).
Matthaeus, dragend een volders-knots, of wel een boek uitleggend, dat hij

[pagina 1110]

[p. 1110]

vóor zich heeft, achter hem een engel. Zie Evangelisten.
Michael, in wapenrusting (vgl. Openb. XII:7), met een zwaard den duivel verslaande, op de borst een zilveren kruis; elders met een weegschaal, waarin hij de zielen weegt; Lucifer met de zijnen in de hel stortend.
Nicolaas, eene kuip met drie kinderen er in. Naar de legende, dat hij eens gedoode en gekuipte kinderen in 't leven terugriep.
Paulus, een zwaard (vgl. Hebr. IV:12) en een boek.
Petrus, sleutels (vgl. Matth. XVI:19) en een drievoudig kruis.
Philippus, een bisschopsstaf.
Sebastiaan, zijne beide armen op den rug gebonden en zijn lichaam doorboord met zeven pijlen. Twee boogschieters staan aan zijne zijde.
Stephanus, een boek en een steen in de hand (vgl. Hand. VII:59).
Thomas van Canterbury, in knielende houding, en een man achter hem, die naar hem slaat met een zwaard.
Ursula, een boek en pijlen. Door den prins der Hunnen werd zij met pijlen doorschoten; onder haar mantel kleinen vrouwengestalten voorstellende de 11000 maagden, waarvan zij naar de legende aanvoerster was.
Vincentius a Paulo, met een jong kind op den arm.
Vitus, palmtak, boek en arend.
Wolfgang, een kerk met toren op de hand.

[Symboliek]

Symboliek, de wetenschap der symbolische boeken (z.a.); zie Symbool.

[Symboliek]

Symboliek of beeldspraak der bloemen, boomen, planten en vruchten.

Aardbezie, volmaakte goedheid.
Acacia, platonische liefde.
Aloë, smart, bitterheid.
Anemoon, verlatenheid.
Anjelier, verachting, versmading.
Ananas, volmaaktheid.
Appelbloesem, voorkeur.
Aster, nagedachte.
Balsamine, ongeduld.
Bies, voorbijgaand geluk, of volgzaamheid.
Bloeiende varen, droomen.
Braamstruik, nijd.
Brandnetel, wreedheid.
Brem, bedriegelijke hoop.
Camelia, wederkeerige genegenheid.
Citroenkruid, smart of scherts.
Denneboom, verheffing
Distel, gestrengheid.
Dorre bladeren, droefgeestigheid.
Dubbele madelief, ik deel uw gevoelen.
Eik, gastvrijheid.
Enkele witte rozen, eenvoudigheid.
Geheele halm, hereeniging.
Geknakte stroohalm, vredebreuk.
Gele roos, ontrouw.
Gras, nuttigheid.
Goudsbloem, moeite, zorg, wanhoop, jaloerschheid, voorkeur.
Haagdoorn, hoop.
Hazelaar, vrede, vereeniging.
Heide, eenzaamheid.
Heliotroop, ik bemin u.
Hortensia, koelheid.
Hulst, vooruitzien.
Hulst, (Een takje -, behoedzaamheid.
Hyacint, spel, welwillendheid.
Kamperfoelie, liefdebanden.
Klaproos, vertroosting.
Klaver, kalmte, rust (uit welvaart spruitend).
Klimop, vriendschap, trouw.
Koren, rijkdom.
Korenbloem, kieschheid.
Kruidje-roer-mij-niet, kuischheid.
Kruizemunt, warm gevoel.
Laurier, roem.
Lelie, majesteit.
Lelietje van dale, verandering, wisselkeer van het geluk.
Lotosbloem, eensgezindheid.
Maagdenpalm, aangename herinnering.
Madeliefje, onschuld.
Maidenhair, bescheidenheid, duurzame schoonheid.
Mimosa, bloem van geluk.
Mirt, liefde.
Moederkruid, verborgen liefde.
Mos, moederlijke liefde.
Mosroos, liefde, wellust.
Nagelbloem, trouw in 't ongeluk.
Narcis, zelfzucht, trotschheid.
Oranjebloesem, kuischheid.
Paddestoel, vermoeden.
Peterselie, feestmaal.

[pagina 1111]

[p. 1111]

Plataan, genie.
Pompoen, dikte.
Populier, moed.
Primulaveris, eerste jeugd.
Reseda, uwe deugden overtreffen uwe bekoorlijkheden.
Rijs, vrijmoedigheid.
Roode acacia, sierlijkheid.
Roode anjelier, hartelijke liefde.
Roode geranium, voorkeur of dwaasheid.
Roode jasmijn, ik hecht mij aan u.
Roode roos, geluk.
Roos, schoonheid, stilzwijgendheid.
Rosmarijn, uwe tegenwoordigheid.
Rozeblad, nooit ben ik lastig.
Rozeknop, jeugd.
Sering, schenk mij nieuw leven, eerste gevoel van liefde.
Sneeuwklokje, vertroosting.
Tulp, liefdesverklaring.
Tijm, ik sterf, als men mij verwaarloost.
Varenkruid, oprechtheid.
Veelkleurige anjer, weigering.
Veldmadelief, ik zal er gaarne aan denken.
Viooltje, zachtheid, aandenken.
Wit viooltje, zedigheid, openhartigheid.
Witte jasmijn, beminlijkheid.
Witte roos, stilzwijgen.
Witte rozeknop, hart dat geene liefde kent.
Zonnebloem, verrukking, bedwelming.

[Symbolische boeken]

Symbolische boeken, geschriften, die de geloofsbelijdenis bevatten van een bepaald kerkgenootschap. Bv. de Geloofsbelijdenis van Guido de Bray, de Leerregelen der Dordtsche Synode (ao 1618 en '19) en de Heidelbergsche Catechismus - voor het kerkgenootschap der Hervormden. Deze geschriften hebben Symbolische waarde, d.i. ze bevatten een algemeen herkenningsteeken voor de leden der Hervormde Kerk.

[Symbolische levering]

Symbolische levering, levering van goederen bijv. door 't overgeven der sleutels van 't gebouw, waar ze zich bevinden. Letterl. zinnebeeldige levering.

[Symbolisme]

Symbolisme, overeenstemming in zinnebeelden. Ook een richting in de dichtkunst en andere kunsten, waarbij gestreefd wordt naar zinnebeeldige voorstelling in woorden en figuren. Deze richting heeft zich in den laatsten tijd weer zeer doen gelden, als terugslag van het realisme en naturalisme. Maeterlinck behoort tot die richting, even als min of meer Toorop en de vroegere Pre-Rafaelieten.

[Symbolistisch theater]

Symbolistisch theater, tooneelspeelkunst in zinnebeelden.

[Symbolum apostolicum]

Symbolum apostolicum, (lat.), fr. le Symbole des Apôtres. De Twaalf Geloofsartikelen. Dus geheeten, naar de meening, dat elk geloofsartikel af komstig zou zijn van éenen der twaalf Apostelen van Jezus, die het zouden hebben uitgesproken bij hun laatste afscheid, toen zij dat zelfde geloof gingen verkondigen over de aarde. Door de belijdenis en erkenning dezer Geloofsartikelen onderscheiden zich steeds de Katholieken van niet-Katholieken, in de Christenheid de Christen van den Jood, den Heiden en den vrijdenker, die zich ten onrechte Christen noemt.

[Symbolum Athanasianum]

Symbolum Athanasianum of Symbolum Quicunque, de Athanasiaansche geloofsbelijdenis, aanvangend met het woord Quicunque (Alwie). Naar Athanasius genoemd, doch niet door dezen beroemden Alexandrijnschen kerkleeraar († 373) vervaardigd; denkelijk in den aanvang der 7e eeuw in Spanje opgesteld; in de gansche Westersche kerk gehandhaafd, en omtrent het jaar 1000 ook in de Grieksche Kerk aangenomen.

[Symposion Platonis]

Symposion Platonis, Symposion, d.i. gastmaal, is de titel van een van Plato's werken, en wel, over de liefde.

[Syndicat général du Travail]

Syndicat général du Travail, aanhang van l'Association, in April 1895 te Parijs opgerichte vereeniging van de Jeunesse Artistique, voor geesteswerk en artistieken arbeid. De oprichting dezer Association had ten doel de werken der jonge kunstenaars, dichters en schrijvers te vereeuwigen, zoowel door het houden van lezingen, tentoonstellingen en uitvoeringen, als door het uitgeven hunner boeken en geschriften. Haar oprichter was Fernand Clerget.

[pagina 1112]

[p. 1112]

[Synedrium]

Synedrium, zie Sanhedrin.

[Synedrium ecclesiasticum]

Synedrium ecclesiasticum, (lat.), de Kerkeraad.

[Synergisme]

Synergisme (gr.), of medewerking is het kerkelijk gevoelen, volgens hetwelk de mensch zijne verbetering (bekeering) niet uitsluitend verwachten mag van de werking van Gods genade, maar ook zelf moet medewerken (sunergein).

[Synodus contracta]

Synodus contracta, (lat.), saamgetrokken synode, enkele leden er uit, die dan zaken behandelen, hun door de Algemeene Synode opgedragen. Zoodanige synode wordt uitgeloot, als door het lot de gansche Synode tot op de helft harer leden verminderd wordt.

[Synoptische Evangeliën]

Synoptische Evangeliën, de eerste drie Evangeliën (van Matthaeus, Markus en Lukas), in tegenstelling met het vierde (dat van Johannes), hetwelk meer van leerstelligen aard is. De eerste drie geven een overzicht, - gr. sunopsis uit sun (tegelijk) en oops (blik), - van Jezus' leven, en hunne schrijvers heeten de Synoptici.

S,  Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen, Taco H. de Beer en Eliza Laurillard - DBNL (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Greg Kuvalis

Last Updated:

Views: 6644

Rating: 4.4 / 5 (75 voted)

Reviews: 90% of readers found this page helpful

Author information

Name: Greg Kuvalis

Birthday: 1996-12-20

Address: 53157 Trantow Inlet, Townemouth, FL 92564-0267

Phone: +68218650356656

Job: IT Representative

Hobby: Knitting, Amateur radio, Skiing, Running, Mountain biking, Slacklining, Electronics

Introduction: My name is Greg Kuvalis, I am a witty, spotless, beautiful, charming, delightful, thankful, beautiful person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.